• No results found

HUIDIGE SITUATIE

In document INRICHTINGSPLAN CANADA RESORT (pagina 9-13)

3.1. Hoogteligging

In Figuur 5 is de hoogtekaart van het project gebied weergegeven. Het gebied kent een bijzondere natuurlijke gradiënt van 8,8 m + NAP in het noorden naar 7.5 m + NAP in het zuiden. Deze gradiënt van meer dan een meter over een korte afstand, geeft het gebied een ecologisch bijzonder karakter en heeft een landschappelijke waarde.

Figuur 5: Hoogtekaart (bron: www.ahn.nl)

3.2. Bodemtypen en landgebruik

Bodemtype:

De bodemkaart 1: 50.000, weergegeven in Figuur 6, laat drie verschillende bodemtypen zien in en rondom het plangebied.

In het bosgebied ten noorden van het plangebied, is een Vlakvaaggrond (Zn21) gekarteerd met een grondwatertrap VII (zie Tabel 1). Deze grond bestaat uit met stuifzand bedekte dekzanden. Door de recente invloed van verstuiving heeft weinig bodemvorming plaatsgevonden (dunne eerdlaag). De bodem bestaat uit leemarm tot zwak lemig, fijn zand.

Het centrum van het plangebied bestaat uit een Veldpodzolgrond (Hn21) met een grondwatertrap VI.

Dit bodemtype bestaat uit niet-overstoven, leemarme tot zwak lemige zandgronden, die onder invloed van infiltrerend regenwater een podzolprofiel hebben gekregen.

In de lage en natte gronden van het Linderflier hebben zich onder invloed van kwelwater

Beekeerdgronden (pZg23) gevormd met een grondwatertrap III. Deze gronden bestaan uit sterk lemig zand.

De bodemboringen, uitgevoerd door Hanhart Consult in 2008 en 2010 (zie boorstaten in Bijlage 6) bevestigen het beeld dat de bodemkaart schetst. Tevens blijkt dat er in het zuidelijke deel van het plangebied tussen de 1,0 en 1.9 m beneden maaiveld een 5 tot 10 cm dikke leemlaag aanwezig is.

Figuur 6: Bodemkaart 1:50.000 (Stiboka, 1983)

Tabel 1: Indeling grondwatertrappen (Stiboka, 1983)

Landgebruik:

Het westelijk deel van het plangebied is intensief gebruikt voor de akkerbouw, met name maïsteelt.

Het oostelijk deel is gebruikt als grasland.

3.3. Grond- en oppervlaktewaterstanden

Grondwaterstanden

In 2008 zijn door Hanhart Consult een drietal peilbuizen geplaatst in het plangebied (zie Bijlage 1).

Tijdens het plaatsen is aan de hand van hydromorfe kenmerken1 een inschatting gemaakt van de gemiddelde hoogste grondwaterstand2 (GHG) en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG; zie Tabel 2). De peilbuizen zijn in 2009 maandelijks gepeild. De metingen zijn in december 2010 hervat.

In Bijlage 2 zijn de grondwaterstanden uitgezet ten opzichte van maaiveld. Op basis van hydromorfe kenmerken en de gemeten peilen kunnen de volgende GHG en GLG worden ingeschat, zie Tabel 2.

1 Hydromorfe kenmerken, zoals roest- en reductievlekken, in het bodemprofiel wijzen op grondwaterinvloed.

2 De gemiddeld hoogste grondwaterstand is gedefinieerd als het langjarig gemiddelde van de drie hoogst gemeten

grondwaterstanden in een meetjaar, wanneer er tweemaandelijks wordt gepeild (op de 14e en 28e van de maand). De

gemiddeld laagste grondwaterstand is gedefinieerd als het langjarig gemiddelde van de drie laagst gemeten grondwaterstanden in een meetjaar.

Tabel 2: Grond- en oppervlaktewaterpeilen

Grondwater: Oppervlaktewater:

Boring Deelgebied Maaiveldhoogte GHG-geschat GLG-geschat GHG-geschat GLG-geschat winterpeil zomerpeil

AHN sloot sloot

m + NAP cm-mv cm -mv m + NAP m + NAP m + NAP m + NAP

B1 laaggelegen zuidwestelijke deel 7,69 45 140 7,2 6,3 6,4 6,7

B2 hogere oostelijke deel 7,87 90 160 7,0 6,3 6,4 6,7

B3 hoge noordelijke deel 8,26 110 210 7,2 6,2 6,4 6,7

In Bijlage 3 zijn de grondwaterstanden ten opzichte van NAP weergegeven. Deze grafiek laat zien dat de grondwaterstand vrijwel overal in het plangebied dezelfde hoogte ten opzichte van NAP heeft.

Oppervlaktewaterstanden

In de winter wordt het waterpeil van de A-watergang aan de zuid- en westzijde van het projectgebied door het Waterschap gestuwd op een peil van 6.4 m +NAP. Om verdroging te voorkomen wordt in de de zomer door het Waterschap water in de sloot gelaten, waardoor het waterpeil in de zomer 0,3 m.

hoger is dan in de winter. Er is sprake van een zogenaamd ‘omgekeerd peilregime’.

3.4. Huidige beplanting

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de beplanting rondom het plangebied. In de kaart in Bijlage 1 is de aanwezige beplanting weergegeven.

Aan de noordzijde van het perceel, langs de Bosweg, is een houtsingel aanwezig. Deze houtsingel bestaat voornamelijk uit amerikaanse vogelkers en enkele zomereiken en berken.

In de noordoosthoek grenst het plangebied aan een bosperceel dat bestaat uit grove dennen. Aan de zuidzijde van dit bosperceel bevindt zich een poel. Aan de westrand van dit bosje is een strook met uitgelopen, oud eikenhakhout aanwezig. Ter hoogte van de poel staan twee grote solitaire zomereiken (zie Foto 1).

Foto 1: Solitaire eiken in het perceel

De oostelijke rand van het plangebied grenst aan een vrij hoge wal met fraaie oude grove dennen.

Aan het eind van deze houtwal, langs de Flierdijk staat een grote solitaire zomereik. De

laanbeplanting van de Flierdijk bestaat aan de zuidkant uit zwarte elzen en aan de noordkant uit zomereiken.

In het oostelijk deel van de zuidrand van het plangebied zijn enkele zwarte elzen en ruwe berken aangeplant met een diameter op borsthoogte van ongeveer 30 cm. Het westelijk deel van de zuidrand van het plangebied grenst voor een deel aan een houtsingel die in eigendom is van de gemeente Twenterand en is beplant met zwarte els, zomereik, wilde kardinaalsmuts, gelderse roos, hazelaar en eenstijlige meidoorn.

Ter hoogte van Melody Ranch, langs het Ruiterpad, bestaat de beplanting uit diverse soorten. De buitenrand bestaat uit struweel van wilde lijsterbes, ratelpopulier, amerikaans krentenboompje, vogelkers, amerikaanse vogelkers en braam. De boomsoorten betreffen voornamelijk zomereik en ruwe berk. De binnenzijde van de rand is beplant met servische sparren.

Op en rondom de Melody Ranch bestaat de beplanting vooral uit servische spar (zie Foto 2) en andere typisch Canadese beplanting. Daarnaast zijn fijnspar, ruwe berk, amerikaanse vogelkers en wilde lijsterbes aangeplant.

Foto 2: Beplanting van servische spar en fijnspar langs Melody Ranch

In document INRICHTINGSPLAN CANADA RESORT (pagina 9-13)