• No results found

INRICHTINGSPLAN CANADA RESORT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INRICHTINGSPLAN CANADA RESORT"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

in opdracht van:

HV Bouwontwikkeling

7 maart 2011

Ingenieursbureau voor eco-hydrologisch en bodemkundig advies

HANHART CONSULT

INRICHTINGSPLAN

CANADA RESORT

(2)

Foto op voorzijde: blokhut op Melody Ranch

Colofon

Hanhart Consult

Ingenieursbureau voor eco-hydrologisch en bodemkundig advies van Hogendorplaan 18

7241 HG Lochem telefoon: 0573 – 280 264 mobiel: 06 – 51 51 21 89

e-mail: k.hanhart@hanhartconsult.nl internet: www.hanhartconsult.nl Ecologisch Adviesbureau Schröder Droppersweg 1, 7108 BL Winterwijk-Woold Telefoon: 0543 – 564 336

E-mail: ecoadvies@planet.nl

Internet: www.ecologischadviesbureauschroder.nl

Hanhart Consult maakt onderdeel uit van het samenwerkingsverband de Ecopartners. U bent van harte uitgenodigd om ons te bezoeken op www.ecopartners.nl.

Projectnummer: 1035

Projecttitel: Inrichtingsplan Canada Resort Opdrachtgever: HV Bouwontwikkeling

Contactpersoon: ing. Anjo Booda (O2 Planrealisatie) en Dhr. Jan Entjes (Melody Ranch) Auteurs: ing. G. Maljaars en ir. Karel Hanhart

Datum: 7 maart 2011

Status: Definitief

(3)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ... 1

1.1. Achtergrond ... 1

1.2. Doelstelling... 2

1.3. Aanpak ... 2

1.4. Leeswijzer... 2

2. HISTORISCHE SITUATIE... 3

2.1. Natuurlijke situatie... 3

2.2. Invloed van de mens ... 3

2.3. Situatie omstreeks 1900 ... 3

3. HUIDIGE SITUATIE ... 5

3.1. Hoogteligging ... 5

3.2. Bodemtypen en landgebruik ... 5

3.3. Grond- en oppervlaktewaterstanden ... 6

3.4. Huidige beplanting... 7

4. INRICHTING & BEHEER... 9

4.1. Uitgangspunten ... 9

4.2. 15 meterstrook noordzijde perceel... 9

4.3. Bosrand dennenbos ... 13

4.4. Poel in het dennenbos ... 13

4.5. Zuidelijke rand Canada Resort langs de Flierdijk ... 14

4.6. Kavelgrenzen ... 15

4.7. Overige plagstroken ... 16

4.8. Behoud en aanplant solitaire bomen en struiken ... 16

4.9. Beplanting op Melody Ranch ... 16

4.10. Vijver ... 16

4.11. Grondverzet... 17

4.12. Berging van regenwater ... 19

5. AANBEVELINGEN... 22

LITERATUUR ... 23

BIJLAGEN ... 24

Bijlage 1: Huidige situatie 1:2.500 - A3 Bijlage 2: Gemeten grondwaterstanden in cm – mv. Bijlage 3: Gemeten grondwaterstanden in cm + NAP. Bijlage 4: Inrichtingsplan canada resort 1:1000 – A2 Bijlage 5: oppervlakte bestaande en nieuwe beplanting Bijlage 6: Boorstaten LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Indeling grondwatertrappen (Stiboka, 1983)... 6

Tabel 2: Grond- en oppervlaktewaterpeilen ... 7

Tabel 3: Ontwerpcriteria vijver ... 17

(4)

Tabel 4: Grondverzet ... 19

Tabel 5: Berekening te bergen neerslag... 19

Tabel 6: Infiltratie regenwater in slenken... 20

Tabel 7: Bergend vermogen vijver ... 20

Tabel 8: Berging extreme neerslag in het Canada Resort... 20

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Ligging van het plangebied Canada Resort ... 1

Figuur 2: Canada Resort (Bron: Groenplan) ... 1

Figuur 3: Historische kaart omstreeks 1850 (bron: Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990) ... 3

Figuur 4: Historische kaart omstreeks 1910 (bron: Robas Producties, 1990) ... 4

Figuur 5: Hoogtekaart (bron: www.ahn.nl) ... 5

Figuur 6: Bodemkaart 1:50.000 (Stiboka, 1983) ... 6

Figuur 7: Dwarsdoor-snede 15 meter strook ... 10

Figuur 8: Dwarsdoorsnede slenk op kavelgrens ... 15

LIJST VAN FOTO’S Foto 1: Solitaire eiken in het perceel ... 7

Foto 2: Beplanting van servische spar en fijnspar langs Melody Ranch... 8

Foto 3: Bodemprofiel ter hoogte van plagstrook. Er dient ongeveer tot aan de ijzerrijke B-horizont te worden geplagd... 12

(5)

1. INLEIDING

1.1. Achtergrond

Het plangebied bevindt zich tussen de Flierdijk en het bosgebied de Zandstuve (zie Figuur 1). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Bosweg (zie Bijlage 1). Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het recreatiegebied Melody Ranch en een houtsingel in eigendom van de Gemeente Twenterand. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door dezelfde houtsingel en de Flierdijk. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door een fraaie oude houtwal en een klein bosgebied.

Figuur 1: Ligging van het plangebied Canada Resort

Sinds enige tijd bestaat het plan om het plangebied in te richten als recreatieterrein, bestaande uit 33 recreatiewoningen in de typische Canadese stijl, rondom een vijver (zie Figuur 2).

Figuur 2: Canada Resort (Bron:

Groenplan)

(6)

In 2008 is door Hanhart Consult onderzoek gedaan naar de invloed van de waterhuishoudkundige maatregelen in het Canada Resort op de omgeving en met name het natuurgebied De Zandstuve (Hanhart, 2008). Hiervoor zijn destijds een aantal bodemboringen verricht en peilbuizen geplaatst.

Uit het hydrologisch onderzoek is gebleken dat de aanleg van het Canada Resort geen verdrogende invloed zal hebben op het aangrenzende natuurgebied De Zandstuve, wanneer een aantal maatregelen in het plangebied worden genomen. In oktober 2010 is besloten om de omvang van de vijver te verkleinen. Het verkleinen van de vijver heeft geen consequenties voor de conclusies van het hydrologische onderzoek (Hanhart, 2010).

1.2. Doelstelling

Het Inrichtingsplan heeft tot doel om een ontwerp op te stellen voor de beplanting van het plangebied Canada Resort en het beheer van de beplanting te omschrijven. Uitgangspunt van het Inrichtingsplan is het realiseren van een ‘natuurlijke’ overgang van het natuurgebied De Zandstuve richting het landbouwgebied. Daarbij is het van belang dat er tevens recht wordt gedaan aan het ‘Canada-gevoel’

van het Resort. In het Inrichtingsplan wordt mede aandacht gegeven aan het benodigde beheer van de beplanting. Tevens wordt kort ingegaan op de samenhang van de beplanting in en rondom het plangebied.

1.3. Aanpak

1) Gezamenlijk overleg en inventarisatie en planvorming in het veld:

a) Op 8 december 2010 is een gezamenlijk overleg gevoerd met de betrokken partijen, waaronder Anjo Booda (O2 Planrealisatie), Jan Entjes (Melody Ranch), Karel Hanhart en Geert Maljaars (Hanhart Consult) en Rody Schröder (Ecologisch Adviesbureau Schröder).

b) Later op de dag is een veldbezoek uitgevoerd door Karel Hanhart, Rody Schröder en Geert Maljaars. Tijdens dit veldbezoek is een inventarisatie uitgevoerd van de huidige beplanting in het veld en is een globale ontwerpsessie uitgevoerd.

c) Bespreking concept-rapport met Gemeente Twenteland en Landschap Overijssel.

2) Opstellen Inrichtingsplan:

a) Ecologische schets toekomstige situatie;

b) Uitwerking inventarisatie van bestaande beplanting in de vorm van Autocadkaart (A3- formaat) en tekstuele toelichting;

c) Opstellen Inrichtingsplan aansluitend op de beplanting in de omgeving van het plangebied;

d) Advies met betrekking tot het beheer van de nieuwe situatie (tekstueel).

1.4. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de potentieel natuurlijke vegetatie en de historische situatie in de middeleeuwen en rond 1900.

In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie. Hierin komen hoogteligging, bodemopbouw, landgebruik en de grond- en oppervlaktewaterstanden aan de orde.

In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten beschreven, die gebruikt zijn bij het opstellen van het Inrichtingsplan. Daaropvolgend wordt de inrichting en het benodigde beheer beschreven.

In hoofdstuk 5 worden enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de omgeving van Canada Resort.

(7)

2. HISTORISCHE SITUATIE

2.1. Natuurlijke situatie

In de natuurlijke situatie zal het plangebied een natuurlijke gradiënt hebben gekend van hoge, droge en voedselarme gronden, aan de noordzijde, naar lage, natte en meer voedselrijke gronden aan de zuidzijde. Aan de hand van deze informatie kan globaal een gradiënt worden beschreven van de potentiële natuurlijke vegetatie1. Deze gradiënt bestaat uit droog Wintereiken-Beukenbos op de hoogste delen aan de noordkant, overgaand naar vochtig Wintereiken-Beukenbos, via Vogelkers- Essenbos in de vochtige en meer voedselrijke gronden, naar uiteindelijk Elzenbroekbos in de laagste en natste delen aan de zuidkant van het plangebied. Deze natuurlijke gradiënt is beïnvloed door de mens.

2.2. Invloed van de mens

In de middeleeuwen zijn de bossen op de Zandstuve gerooid en is door plaggen en het verzamelen van hout geleidelijk een heidevegetatie ontstaan. Door te intensief gebruik van de heide is het zandgebied plaatselijk gaan stuiven. Door dit stuiven zijn laagten uitgestoven waarin zich vennen hebben ontwikkeld. In andere delen van het gebied is een laag stuifzand afgezet. In de lage en natte gronden ten zuiden van de Zandstuve waren weide- en hooilanden gelegen: het Linder Flier. Deze situatie is omstreeks 1850 nog steeds aanwezig en weergegeven in Figuur 3.

Figuur 3:

Historische kaart omstreeks 1850 (bron: Wolters- Noordhoff Atlasproducties, 1990)

2.3. Situatie omstreeks 1900

Omstreeks 1900 is het gebied deels ontgonnen door de aanleg van de Flierdijk en zijwegen. Hierin

1 Potentieel natuurlijke vegetatie is de vegetatie die zich ontwikkelt zonder menselijk ingrijpen.

(8)

bevonden zich duikers. Deze situatie is weergegeven in Figuur 4.

Figuur 4:

Historische kaart omstreeks 1910 (bron: Robas Producties, 1990)

Op de kaart is te zien dat de Zandstuve weer bebost is met naaldbos. Daarnaast is er heide aanwezig met enkele vennen. Ten oosten en zuiden van het plangebied zijn een aantal natte graslanden aanwezig genaamd ’t Linder Flier. De naam Flier duidt op moerassig land (Schönfeld, 1980). Ten oosten van het plangebied ontspringt een beekje, dat de naam Bevert had.

Het plangebied bestond aan de noord- en zuidoostzijde uit heide. In de zuidwesthoek bestond het plangebied uit natte (schraal)graslanden. Van noordwest naar zuidwest liep een pad. In het noorden was een klein ven gelegen.

(9)

3. HUIDIGE SITUATIE

3.1. Hoogteligging

In Figuur 5 is de hoogtekaart van het project gebied weergegeven. Het gebied kent een bijzondere natuurlijke gradiënt van 8,8 m + NAP in het noorden naar 7.5 m + NAP in het zuiden. Deze gradiënt van meer dan een meter over een korte afstand, geeft het gebied een ecologisch bijzonder karakter en heeft een landschappelijke waarde.

Figuur 5: Hoogtekaart (bron: www.ahn.nl)

3.2. Bodemtypen en landgebruik

Bodemtype:

De bodemkaart 1: 50.000, weergegeven in Figuur 6, laat drie verschillende bodemtypen zien in en rondom het plangebied.

In het bosgebied ten noorden van het plangebied, is een Vlakvaaggrond (Zn21) gekarteerd met een grondwatertrap VII (zie Tabel 1). Deze grond bestaat uit met stuifzand bedekte dekzanden. Door de recente invloed van verstuiving heeft weinig bodemvorming plaatsgevonden (dunne eerdlaag). De bodem bestaat uit leemarm tot zwak lemig, fijn zand.

Het centrum van het plangebied bestaat uit een Veldpodzolgrond (Hn21) met een grondwatertrap VI.

Dit bodemtype bestaat uit niet-overstoven, leemarme tot zwak lemige zandgronden, die onder invloed van infiltrerend regenwater een podzolprofiel hebben gekregen.

In de lage en natte gronden van het Linderflier hebben zich onder invloed van kwelwater

Beekeerdgronden (pZg23) gevormd met een grondwatertrap III. Deze gronden bestaan uit sterk lemig zand.

(10)

De bodemboringen, uitgevoerd door Hanhart Consult in 2008 en 2010 (zie boorstaten in Bijlage 6) bevestigen het beeld dat de bodemkaart schetst. Tevens blijkt dat er in het zuidelijke deel van het plangebied tussen de 1,0 en 1.9 m beneden maaiveld een 5 tot 10 cm dikke leemlaag aanwezig is.

Figuur 6: Bodemkaart 1:50.000 (Stiboka, 1983)

Tabel 1: Indeling grondwatertrappen (Stiboka, 1983)

Landgebruik:

Het westelijk deel van het plangebied is intensief gebruikt voor de akkerbouw, met name maïsteelt.

Het oostelijk deel is gebruikt als grasland.

3.3. Grond- en oppervlaktewaterstanden

Grondwaterstanden

In 2008 zijn door Hanhart Consult een drietal peilbuizen geplaatst in het plangebied (zie Bijlage 1).

Tijdens het plaatsen is aan de hand van hydromorfe kenmerken1 een inschatting gemaakt van de gemiddelde hoogste grondwaterstand2 (GHG) en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG; zie Tabel 2). De peilbuizen zijn in 2009 maandelijks gepeild. De metingen zijn in december 2010 hervat.

In Bijlage 2 zijn de grondwaterstanden uitgezet ten opzichte van maaiveld. Op basis van hydromorfe kenmerken en de gemeten peilen kunnen de volgende GHG en GLG worden ingeschat, zie Tabel 2.

1 Hydromorfe kenmerken, zoals roest- en reductievlekken, in het bodemprofiel wijzen op grondwaterinvloed.

2 De gemiddeld hoogste grondwaterstand is gedefinieerd als het langjarig gemiddelde van de drie hoogst gemeten

grondwaterstanden in een meetjaar, wanneer er tweemaandelijks wordt gepeild (op de 14e en 28e van de maand). De

gemiddeld laagste grondwaterstand is gedefinieerd als het langjarig gemiddelde van de drie laagst gemeten grondwaterstanden in een meetjaar.

(11)

Tabel 2: Grond- en oppervlaktewaterpeilen

Grondwater: Oppervlaktewater:

Boring Deelgebied Maaiveldhoogte GHG-geschat GLG-geschat GHG-geschat GLG-geschat winterpeil zomerpeil

AHN sloot sloot

m + NAP cm-mv cm -mv m + NAP m + NAP m + NAP m + NAP

B1 laaggelegen zuidwestelijke deel 7,69 45 140 7,2 6,3 6,4 6,7

B2 hogere oostelijke deel 7,87 90 160 7,0 6,3 6,4 6,7

B3 hoge noordelijke deel 8,26 110 210 7,2 6,2 6,4 6,7

In Bijlage 3 zijn de grondwaterstanden ten opzichte van NAP weergegeven. Deze grafiek laat zien dat de grondwaterstand vrijwel overal in het plangebied dezelfde hoogte ten opzichte van NAP heeft.

Oppervlaktewaterstanden

In de winter wordt het waterpeil van de A-watergang aan de zuid- en westzijde van het projectgebied door het Waterschap gestuwd op een peil van 6.4 m +NAP. Om verdroging te voorkomen wordt in de de zomer door het Waterschap water in de sloot gelaten, waardoor het waterpeil in de zomer 0,3 m.

hoger is dan in de winter. Er is sprake van een zogenaamd ‘omgekeerd peilregime’.

3.4. Huidige beplanting

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de beplanting rondom het plangebied. In de kaart in Bijlage 1 is de aanwezige beplanting weergegeven.

Aan de noordzijde van het perceel, langs de Bosweg, is een houtsingel aanwezig. Deze houtsingel bestaat voornamelijk uit amerikaanse vogelkers en enkele zomereiken en berken.

In de noordoosthoek grenst het plangebied aan een bosperceel dat bestaat uit grove dennen. Aan de zuidzijde van dit bosperceel bevindt zich een poel. Aan de westrand van dit bosje is een strook met uitgelopen, oud eikenhakhout aanwezig. Ter hoogte van de poel staan twee grote solitaire zomereiken (zie Foto 1).

Foto 1: Solitaire eiken in het perceel

(12)

De oostelijke rand van het plangebied grenst aan een vrij hoge wal met fraaie oude grove dennen.

Aan het eind van deze houtwal, langs de Flierdijk staat een grote solitaire zomereik. De

laanbeplanting van de Flierdijk bestaat aan de zuidkant uit zwarte elzen en aan de noordkant uit zomereiken.

In het oostelijk deel van de zuidrand van het plangebied zijn enkele zwarte elzen en ruwe berken aangeplant met een diameter op borsthoogte van ongeveer 30 cm. Het westelijk deel van de zuidrand van het plangebied grenst voor een deel aan een houtsingel die in eigendom is van de gemeente Twenterand en is beplant met zwarte els, zomereik, wilde kardinaalsmuts, gelderse roos, hazelaar en eenstijlige meidoorn.

Ter hoogte van Melody Ranch, langs het Ruiterpad, bestaat de beplanting uit diverse soorten. De buitenrand bestaat uit struweel van wilde lijsterbes, ratelpopulier, amerikaans krentenboompje, vogelkers, amerikaanse vogelkers en braam. De boomsoorten betreffen voornamelijk zomereik en ruwe berk. De binnenzijde van de rand is beplant met servische sparren.

Op en rondom de Melody Ranch bestaat de beplanting vooral uit servische spar (zie Foto 2) en andere typisch Canadese beplanting. Daarnaast zijn fijnspar, ruwe berk, amerikaanse vogelkers en wilde lijsterbes aangeplant.

Foto 2: Beplanting van servische spar en fijnspar langs Melody Ranch

(13)

4. INRICHTING & BEHEER

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de uitgangspunten die van belang zijn bij het opstellen van het Inrichtingsplan. In de daaropvolgende paragrafen wordt de inrichting en benodigde beheer per deelgebied beschreven. In de kaart in Bijlage 4 is de inrichting weergegeven.

4.1. Uitgangspunten

De hoofdfunctie van het Canada Resort is recreatie. Belangrijke speerpunten binnen dit uitgangspunt zijn privacy voor de toekomstige gebruikers, dichte afscheidingen rondom het Resort en beplanting die een typische ‘Canadese’ uitstraling hebben. Door de vijver wordt een landschappelijk element toegevoegd, wat de aantrekkelijkheid van het resort verhoogd. In het verleden bevonden zich in dit gebied meerdere soortgelijke vennen.

Daarnaast heeft de beplanting een ecologische verbindingsfunctie tussen het hoog gelegen droge en voedselarme Zandstuve bos naar het laaggelegen, natte en voedselrijke Linderflier. Hierbij wordt aangesloten op de structuurvisie Flierdijk. Tevens wordt gekeken naar de historische situatie rond 1900, waarin met name het toenmalige schrale karakter van het gebied van waarde is.

4.2. 15 meterstrook noordzijde perceel

Huidige situatie

De potentieel natuurlijke vegetatie van het Zandstuve bos bestaat uit een droog Wintereiken-

Beukenbos. De hoofdboomsoorten in het bos bestaan momenteel uit grove den, zomereik, ruwe berk en amerikaanse eik. De struiklaag is nauwelijks ontwikkeld en de kruidlaag wordt voornamelijk gevormd door pijpenstrootje en bochtige smele. De grove dennen zijn in de 20e eeuw aangeplant op de toenmalige heide.

We stellen voor om de 15 meter brede strook aan de noordzijde van het perceel in te gaan richten en beheren als een mantel/zoomvegetatie van het droog Wintereiken-Beukenbos. De inrichting is weergegeven in de inrichtingskaart in Bijlage 4. De inrichting van de 15 m. strook is schematisch in een dwarsdoorsnede weergegeven in Figuur 7.

4.2.1. Mantel

Ten zuiden van het Zandstuvebos wordt een 5 m. brede bosmantel gecreëerd door de bestaande houtsingel om te vormen tot hakhoutwal (zie Figuur 7).

Inrichting grondwal:

De bestaande houtsingel aan de zuidzijde van de Bosweg wordt verbreed door de aanleg van een ca. 5 m. brede grondwal aan de zuidzijde van de bestaande houtsingel. De hoogte van de wal

bedraagt ca. 0,5 – 1,0 m. De wal wordt aangelegd met vrijkomende zwarte bovengrond uit de plagstroken. Voor de kern van de wal kan gebruik worden gemaakt van de bruine en grijze grond uit de aan te leggen vochtige laagte in de plagstrook (zie de kaart in Bijlage 4). De wal aan de

zuidoostzijde van het Canada Resort dient als voorbeeld voor de aan te leggen wal. Door de grond tussen de bomen van de bestaande boomsingel te werken, zal de grondwal doorlopen tot in de bestaande singel (zie Figuur 7).

Beheer hakhoutwal:

Jaarlijks afzagen van enkele dikke stammen op een hoogte van 0.5 m boven de grond.

(14)

Inrichtingsplan Canada Resort 10 Hanhart Consult, Lochem Figuur 7:

Dwarsdoor- snede 15 meter strook

(15)

Omvorming bestaande houtsingel:

De bestaande houtsingel bestaat veelal uit amerikaanse vogelkers, enkele zomereiken en ruwe berken.

De amerikaanse vogelkers is ongewenst, omdat deze zich bijzonder sterk uitzaait. Deze boomsoort wordt in één keer verwijderd door de stammen van bomen en dikkere zaailingen laag af te zagen en aan te stippen met Round-up1. Kleine zaailingen moeten worden uitgetrokken. Het opkomen van nieuwe zaailingen van de amerikaanse vogelkers wordt sterk verminderd doordat de bodem ter hoogte van de bestaande houtwal met ca. 0,5 m. grond wordt opgehoogd. Zaailingen die toch door de 0,5 m.

dikke laag zwarte grond weten door te groeien worden uitgespit en zo diep mogelijk uitgetrokken.

Tussen de overgebleven bomen wordt zomereik en ruwe berk aangeplant. Deze bomen nemen de plaats over van de amerikaanse vogelkers. Voor de lengte, breedte en oppervlakte van de aan te leggen beplantingsstroken wordt verwezen naar Bijlage 5.

Beplanting hakhoutwal:

De aangelegde grondwal wordt beplant met bomen (zomereik en ruwe berk) en struiken (wilde lijsterbes, vuilboom, brem). Om een geleidelijke overgang naar de zoom te maken worden de bomen vooral aan de noordkant geplant en de struiken aan de zonbeschenen zuidzijde. De brem is het kleinst en wordt vooral op de overgang naar de zoom geplant.

Beheer:

Door toepassing van hakhoutbeheer kan een dichte hakhoutsingel worden gerealiseerd. Het

hakhoutbeheer bestaat uit het jaarlijks afzagen van enkele dikke stammen op 0.5 m boven de grond, waarna de bomen opnieuw kunnen uitlopen. Na een aantal jaar ontstaat een dichte houtsingel met jonge uitlopers. Deze vorm van hakhoutbeheer werd in het verleden door boeren toegepast voor het verkrijgen van stam- en takhout voor de kachel en het maken van bezems, hagen, etc.

4.2.2. Zoom

Aan de zuidzijde van de hakhoutwal wordt een 5 m. brede zoom gecreëerd, die de overgang vormt naar een schrale plagstrook (zie Figuur 7). Doordat de voedselrijke zwarte grond hier deels blijft liggen ontstaat hier vanzelf een ondoordringbare

ruigte van voornamelijk braam, gewoon duizendblad, bijvoet, kropaar en glanshaver. In de bosmantel worden broedvogels verwacht als goudvink, zanglijster, groenling, tjiftjaf, fitis, merel en

winterkoning. In de bosmantel zouden dagvlinders als boomblauwtje, citroenvlinder en eikenpage kunnen verschijnen.

Inrichting:

De voedselrijke bouwvoor van ca. 30 cm dikte wordt deels geplagd. Aan de noordzijde blijft de zwarte grond geheel liggen. Naar het zuiden toe wordt steeds dieper geplagd, zodat een geleidelijke overgang ontstaat naar de plagstrook. De begrenzing van deze strook met de aangrenzende plagstrook wordt golvend aangelegd, waardoor deze een natuurlijke aanblik krijgt en habitats ontstaan voor insecten.

Bij het plaggen van de plagstrook en zoom wordt de zwarte grond door een kraan naar noordwaarts naar de aan te leggen grondwal getrokken. Er wordt achterwaarts gewerkt, zodat de de kraan niet meer over de geplagde zoom hoeft te rijden. Hierdoor wordt deze niet verdicht en krijgt de

1 Toepassing van Roundup heeft als nadeel dat de milieueffecten van dit middel niet geheel duidelijk zijn. De Bosgroep Zuid Nederland heeft een milieuvriendelijke bestrijdingsmethode zonder Roundup ontwikkeld, die is gebaseerd op geleidelijke uitputting van de bomen. Deze methode kan in een deel van de singel als experiment worden toegepast.

Beheer zoom:

Eens in de 2 jaar 80% van de oppervlakte maaien en afvoeren.

(16)

vrijkomende oude zaadbank de kans om zich optimaal te ontwikkelen.

Beheer:

De zoom dient eens in de 2 jaar voor 80% van de oppervlakte gemaaid te worden, waarbij het maaisel wordt afgevoerd..

4.2.3. Plagstrook

De zoom gaat geleidelijk over in een schrale plagstrook. Op de schrale plagstroken kunnen soorten van droge heide worden verwacht, zoals gewone rolklaver, bosdroogbloem, pilzegge, struikhei, schapenzuring, zandstruisgras, zandblauwtje, muizenoortje en grasklokje.

Mogelijk komen dan zelfs kruipbrem en

stekelbrem voor. De plagstroken zijn een geschikte habitat voor het icarusblauwtje en kleine

vuurvlinder. Het icarusblauwtje zet eitjes af op rolklaver, terwijl de kleine vuurvlinder zuringsoorten als waardplant gebruikt.

Aan de westzijde van de plagstrook wordt een droogvallende laagte gegraven, waarin het dakwater van de groepsaccomodatie in de bodem kan infiltreren. De droogvallende laagte heeft vooral betekenis voor amfibiën.

Inrichting plagstrook:

De 30 cm dikke voedselrijke zwarte bovengrond wordt met een kraan afgegraven tot aan de

onderliggende ijzerrijke bruine B-horizont van het hier aanwezige ongestoorde veldpodzolprofiel. De zwarte grond wordt noordwaarts getrokken en in de hakhoutwal verwerkt. Door de grote hoeveelheid ijzer in de B-horizont, kan ervan uit worden gegaan dat de, uit de bouwvoor, gespoelde fosfaten voldoende aan het ijzer zijn vastgelegd, zodat zich na plaggen een schrale vegetatie kan ontwikkelen.

Met name op de overgang van de zwarte bovengrond naar de podzol-B horizont is de kans op het ontkiemen van een oude zaadbank optimaal.

Foto 3: Bodemprofiel ter hoogte van plagstrook. Er dient ongeveer tot aan de ijzerrijke B-horizont te worden geplagd.

Beheer plagstrook:

Eerste 3 jaar na plaggen niets doen. Daarna elk jaar aan het eind van de zomer 80% van de oppervlakte maaien en afvoeren. Elk jaar op ander deel 20% sparen. Dat voorkomt verruiging van de vegetatie.

(17)

Inrichting vochtige laagte:

Aan de westzijde wordt een ca. 1,5 m. diepe laagte gegraven (zie Bijlage 4). De vochtige laagte wordt via een greppel gevoed met dakwater van de groepsaccommodatie van Melody Ranch. De diepte van het grondwater varieert op deze plaats tussen de 1,2-2,2 m. beneden maaiveld.

Beheer:

In de eerste drie jaar blijft de vegetatie relatief laag en schraal. Daarna één keer per jaar in de periode eind augustus-begin september maaien van 80% van de oppervlakte. Ook hierbij dient het maaisel te worden afgevoerd.

4.3. Bosrand dennenbos

Het bos ligt buiten het plangebied. Het beheer van de bosrand kan echter in overleg met de eigenaar van het dennenbos worden afgestemd op het beheer van het plangebied.

Huidige situatie

Het bos bestaat voor het grootste deel uit grove den. De bosrand aan de westkant wordt gevormd door uitgelopen hakhout van zomereik en opslag van amerikaanse vogelkers. Aan de zuidkant ontbreekt dit uitgelopen hakhout en bestaat de bosrand uit grove den en enkele zomereiken en ruwe berk.

Eikenhakhout

We stellen voor om ook hier te streven naar een bos/mantel/zoomvegetatie. Amerikaanse vogelkers wordt in één keer vervangen door zomereik en ruwe berk. De zomereiken aan de westkant worden als hakhout beheerd. Ze worden daarbij gefaseerd op een 0.5 m boven de grond afgezet, waarna ze opnieuw uitlopen. Hierdoor ontstaat tevens een mantelvegetatie.

In de bosrand aan de zuidkant wordt de mantelvegetatie van eikenhakhout doorgezet. Over een strook van ca. 5 m breed worden de grove dennen verwijderd en zomereiken en ruwe berk aangeplant. Door het toepassen van gefaseerd hakhoutbeheer kan op langere termijn een dichte mantelvegetatie gerealiseerd worden.

Plagstrook

Langs de bosrand aan de westrand wordt een smalle strook geplagd ten behoeve van de ontwikkeling van een heischrale vegetatie.

Ecologische betekenis

De soorten in het eikenhakhout en de plagstrook zijn vergelijkbaar met de in de vorige paragraaf beschreven soorten.

4.4. Poel in het dennenbos

De poel in het bosje ligt eveneens buiten het plangebied. In overleg met de eigenaar kan de inrichting en beheer van de poel worden afgestemd op de rest van het plangebied.

Huidige situatie

De poel in het bosje is te veel beschaduwd en heeft hierdoor te weinig zon voor amfibieën. Daarnaast heeft de poel te steile oevers voor een bijzondere oevervegetatie.

Verwijderen bomen rondom poel

Beheer eikenhakhout:

Elk jaar enkele dikke eikenstammen in het najaar afzetten op 0.5 m. boven de grond.

In één keer amerikaanse vogelkers verwijderen en vervangen door zomereik, ruwe berk, vuilboom en brem.

(18)

We stellen voor om in overleg met de eigenaar, de oevers aan de zuidoost- en zuid-westzijde vrij te stellen van bomen. Uit cultuurhistorisch oogpunt dient de markante oude zomereik op de hoek te worden gespaard, evenals de zomereik in kavel 16.

Poel

De oevers van de poel zijn te steil. Om een bredere strook met natte oevervegetatie mogelijk te maken dienen de oevers, en met name de oever aan de noordzijde, flauwer te worden gemaakt. Op de noordoever valt het meeste zonlicht, waardoor het water, bij een flauw talud, sneller opwarmt. Dit

heeft een gunstig effect op de ontwikkeling van eieren en larven van amfibieën. Geadviseerd wordt om bij de noordoever een talud van 1:10 te hanteren. De zuidoever mag steiler blijven.

Een deel van de vegetatie dient te worden gespaard (westhoek). Wel wordt aanbevolen de bladlaag die nu aanwezig is te verwijderen. De poel zal niet worden aangesloten op enig ander water in de omgeving en zal daarmee grondwater gevoed zijn. In de zomer kan de poel daardoor droogvallen. De regelmatige droogval is wenselijk, omdat hierdoor wordt voorkomen dat er duurzame populaties vissen in de poel komen. De vissen in de poel eten onder andere eieren en larven van amfibieën en zijn daarmee een bedreiging voor de meeste amfibieën.

Het beheer bestaat uit het jaarlijks schonen van de poel, waarbij het ingevallen blad verwijderd wordt. Dit kan gedaan worden door middel van uitharken in het najaar. Eventueel kan daartoe een kraan worden ingezet. Wel dient dan het blad en takafval op hopen op de kant worden gezet.

Eventueel aanwezige amfibieën kunnen dan nog terugkruipen naar de poel alvorens het organisch materiaal wordt afgevoerd. Dit materiaal kan op een hoop in de bosrand worden gelegd. Deze hoop kan dan dienst doen als mogelijk broedhoop voor ringslang of schuilplaats voor hazelwormen en kleine zoogdieren. Verder dient opslag rondom de poel verwijderd te worden.

Ecologische betekenis

De poel is in potentie geschikt als leefgebied voor diverse kwetsbare soorten flora en fauna, waaronder amfibieën en libellen. Gezien de landschappelijke ligging zouden hier in potentie heikikker, kamsalamander en poelkikker kunnen voorkomen.

4.5. Zuidelijke rand Canada Resort langs de Flierdijk

Huidige situatie

De potentieel natuurlijke vegetatie bestaat aan de zuidelijke rand van het plangebied uit een vochtig bostype: het Vogelkers-Essenbos. Momenteel staan er langs de zuidgrens een aantal zwarte elzen en ruwe berken.

Elzenhakhoutsingel

Aan de zuidzijde van het Canada Resort stellen we voor om een strook langs de Flierdijk als schrale vochtige mantel/zoom in te richten en te beheren. Door plaggen zal er schrale strook ontstaan waarin op grote schaal zwarte els zal opslaan. Deze kan als hakhoutsingel worden beheerd. Bij het beheer kan wat opslag gespaard worden, zodat er ook hoogopgaande beplanting ontstaat. De huidige zwarte elzen en berken kunnen worden behouden. Door op een aantal plaatsen door openingen in de hakhoutsingel te laten, worden zichtlijnen naar het omringende

Beheer poel in dennenbos:

Jaarlijks schonen van de poel in oktober met behulp van een hark. Opkomend opslag rondom poel jaarlijks uittrekken.

Beheer elzenhakhout:

Elk jaar enkele dikke stammen afzetten op 0,5 m boven de grond.

Paar zwarte elzen als overstaander laten staan.

Beheer plagstrook:

Eerste 3 jaar na plaggen niets doen. Daarna elk jaar aan het eind van de zomer 80% van de oppervlakte maaien en afvoeren. Elk jaar op ander deel 20% sparen. Dat voorkomt verruiging van de vegetatie.

(19)

broek en goorontginningslandschap Linderflier gecreëerd.

Vochtig schrale vegetatie

Het zuidelijk deel van de schrale strook dient jaarlijks te worden gemaaid, waardoor een vochtige schrale vegetatie ontstaat. De schrale strook heeft een gemiddelde breedte van 7 m.

Ecologische betekenis

Het elzenhakhout biedt nestgelegenheid voor diverse zangvogels, zoals winterkoning en roodborst. In de winter zijn de elzen een foerageergebied voor onder andere sijs. Met betrekking tot vegetatie kunnen de volgende soorten worden verwacht: ruwe smele (die momenteel al in het plangebied voorkomt), speenkruid en geel nagelkruid. In de plagstrook zijn soorten te verwachten als grote wederik, kale jonker, pinksterbloem, borstelbies, geelgroene zegge, moerasrolklaver, gele lis en moeraszegge.

4.6. Kavelgrenzen

Tussen de kavels wordt beplanting gebruikt als natuurlijke afscheiding. Dit kan worden

gerealiseerd door eerst de 30 cm dikke bouwvoor over een breedte van ongeveer 1 m te

verwijderen (plaggen). Op deze manier ontstaan

smalle slenken, waarin het dakwater van de huisjes in de bodem kan infiltreren (zie Figuur 8). Bij zware regenval wordt het water via de slenken naar de vijver toe afgevoerd. Er worden voorzieningen getroffen voor de passage van het water onder of over de verharde weg (duikers en/of voorden). Het uitgangspunt voor de slenken tussen de woningen is een breedte van circa 1 meter. Daar waar mogelijk zullen deze breder worden uitgevoerd en afgewerkt met een flauw talud waardoor er fraaie overgangen worden gerealiseerd.

Ecologische betekenis

Op de droge delen in het noordelijke deel van het perceel zal in de slenken opslag van met name ruwe berk plaatsvinden. Indien gewenst kan dit worden aangevuld met brem, wilde lijsterbes, vuilboom en zomereik. In de lage delen in het zuidelijke deel zal in de slenken met name zwarte els opslaan. Dit kan worden aangevuld met vogelkers, sleedoorn en gelderse roos.

Figuur 8: Dwarsdoorsnede slenk op kavelgrens

Beheer kavelgrenzen:

Elk jaar enkele stammen in het najaar afzetten op 0.5 m boven de grond.

(20)

4.7. Overige plagstroken Verder stellen we voor om in een aantal overhoekjes rondom de aan te leggen vijver de zwarte bovengrond weg te halen ten behoeve van de ontwikkeling van schrale heidevegetatie.

Rondom de markante eiken is het niet

noodzakelijk te plaggen. De vegetatie is daar al relatief schraal, met soorten als gewoon

struisgras, zandstruisgras en kluwenhoornbloem en kan door middel van maaien en afvoeren verder verschraald worden.

Ecologische betekenis

Door de schrale verbindingstrook vanaf de noordzijde van het perceel richting het de zuidzijde ontstaat een goede ecologische verbindingszone voor diverse fauna, zoals vlinders en eventueel reptielen, zoals levendbarende hagedis en hazelworm. In de vegetatie zijn soorten als gewone rolklaver, bosdroogbloem, pilzegge, struikhei, schapenzuring, zandstruisgras, muizenoortje en grasklokje, zandblauwtje en eventueel kruip- en stekelbrem te verwachten.

4.8. Behoud en aanplant solitaire bomen en struiken

Behoud

In het gebied komen een aantal oude, solitaire bomen, met name zomereiken, voor. Deze dienen te worden behouden.

Aanplant

Ten behoeve van het “Canada gevoel” worden op een aantal markante plaatsen in het Resort naaldbomen aangeplant. Deze plaatsen zijn in de kaart in Bijlage 4 weergegeven.

Op de locaties kan gekozen worden voor douglasspar. Verder kunnen op diverse plaatsen naar eigen inzicht servische sparren en fijnsparren en grove dennen aangeplant worden. Zoals aangegeven op de inrichtingskaart in Bijlage 4 bestaan de randen van het resort uit inheemse beplanting.

4.9. Beplanting op Melody Ranch

Rondom Melody Ranch zijn langs de het Ruiterpad, de Bosweg en aan de oost- en zuidzijde al houtsingels aanwezig die goed aansluiten op de omgeving. Om ecologische waarde van deze houtsingels nog verder te verhogen dient het beheer te worden gericht op het verwijderen van amerikaanse vogelkers en te vervangen door gewone lijsterbes, ruwe berk, zomereik en eventueel brem. Door het toepassen van hakhoutbeheer kan een dichte houtsingel gerealiseerd worden.

4.10. Vijver

In het midden van het Canada Resort wordt een vijver aangelegd.

Voeding:

De vijver wordt in principe gevoed door grond- en regenwater. Hierdoor krijgt de vijver een natuurlijke peilfluctuatie van 0,9 m (zie Tabel 3). Zoals beschreven in het hydrologisch onderzoek wordt de ongewenste ontwaterende invloed van de vijver op het grondwater voorkomen door het

Beheer plagstroken:

Eerste 3 jaar na plaggen niets doen. Daarna elk jaar aan het eind van de zomer 80% van de oppervlakte maaien en afvoeren. Elk jaar op ander deel 20% sparen. Dat voorkomt verruiging van de vegetatie.

(21)

aanbrengen van een vaste overlaat in de verbindingssloot tussen de vijver en de waterschapsloot (zie Bijlage 4). Hierdoor kan de vijver alleen bij extreem hoge waterpeilen afvoeren naar de

waterschapsloot. De overlaat heeft een overstorthoogte van NAP +7,4 m. Dit is 20 cm hoger dan de gemiddeld hoogste grondwaterstand.

Tabel 3: Ontwerpcriteria vijver

omschrijving hoogte waterdiepte peilverschil

m + NAP m. m.

oever noordoost 7,90

oever zuidwest 7,60

bodemhoogte 6,30

gemiddeld hoogste vijverpeil 7,20 0,90

gemiddeld laagste vijverpeil 6,30 0,00

natuurlijke fluctuatie 0,90

maximaal winterpeil na zware neerslag 7,40 1,10

berging bij gemiddeld hoogste vijverpeil 0,20

berging bij gemiddeld laagste vijverpeil 1,10

zomerpeil na inlaat van water in vakantieperiode 6,70 0,40

Korte droogval:

Aan het eind van een droge zomer kan de vijver kort droogvallen. Hierdoor kunnen vissen zich niet handhaven. Met name bodemwoelende vissen als karpers veroorzaken door het opwoelen van de vijverbodem voor vertroebeling van het water. Door de vertroebeling kan het zonlicht de vijverbodem niet bereiken en kunnen zich geen waterplanten op de bodem handhaven. Door het ontbreken van waterplanten daalt het zuurstofgehalte van het water en blijft de begroeing van de vijver beperkt tot wat oeverplanten en drijvende planten zoals eendekroos.

Tijdelijke inlaat van water in de vakantieperiode:

Voor de eigenaren/huurders is het echter niet wenselijk dat de vijver tijdens de vakantieperiode in de zomer zou droogvallen. Om droogval in deze periode te voorkomen wordt een voorziening aangelegd om tijdelijk water vanuit de waterschapssloot in te laten tot het zomerpeil van de sloot van NAP +6,7 m. wordt bereikt. Om de goede waterkwaliteit van de vijver zo veel mogelijk te behouden, wordt zo min mogelijk water ingelaten.

4.11. Grondverzet

De hoeveelheden benodigd grondverzet zijn weergegeven in Tabel 4.

15 m. strook tegen de Bosweg:

De grondwal in de 15 m. strook aan de noordzijde kan met een gesloten grondbalans worden aangelegd met grond uit de plagstroken en vochtige laagte.

Overige plagstroken en slenken:

Het plaggen van de overige plagstroken wordt met een gesloten grondbalans uitgevoerd. De vrijkomende zwarte bovengrond wordt in de aangrenzende kavels verwerkt.

(22)

Vijver:

In eerste instantie wordt de zwarte bovengrond ter hoogte van de vijver verwijderd. De zwarte bovengrond is hier over een dikte van 0,5 m. door de onderliggende bruine B-horizont geploegd (zie boorstaat B1 uit het hydrologisch onderzoek). Bij het ontgraven wordt een flauw talud van 1:5 m.

gehanteerd. In totaal komt bij de aanleg van de vijver ca. 1700 m3 zwart/bruine bovengrond vrij (zie Tabel 4). Het vrijkomende zand wordt gebruikt voor het aanpassen van het peil t.p.v. de woningen aan de zuidzijde van het plan en de aanleg van de wegenstructuur. De zwarte grond wordt in zeer beperkte mate gebruik om aansluiting te krijgen tussen het verhoogde maaiveld ter plaatse van de woningen en het huidige maaiveld. De overtollige zwarte grond en overtollig zand worden afgevoerd van de locatie.

Vervolgens wordt het onderliggende bruingrijze lemige dekzand onder een talud van 1 op 5 afgegraven tot de ontwerpbodemdiepte van NAP +6,3 m. De vijver moet niet dieper worden uitgegraven, omdat anders de leemlaag op 6,1 m. +NAP wordt doorgraven. Hierdoor raakt de vijver als het ware lek en zal de waterstand in de zomer sneller dalen.

De oeverhoogte van de vijver varieert van 7,90 m. NAP aan de hoge noordoostzijde tot 7,6 m. +NAP aan de lage zuidwestzijde (gemiddeld 7,75 +NAP). De gemiddelde uitgravingsdiepte bedraagt hierdoor ca. 1,45 m. Bij het uitgraven van de vijver komt een hoeveelheid van ca. 2300 m3 bruingrijs lemig dekzand vrij. Deze grond kan in depot worden gezet.

(23)

Tabel 4: Grondverzet

omschrijving Oppervlakte gemiddelde breedte hoogte talud grond- lengte Grondverzet

afgraving verzet zwarte grond

m2 m. m. m. m/m m3/m m. m3

15 m. strook tegen Bosweg:

h1 grondwal 5 0,85 1 3,53 96 -339

z1 360 0,15 54

p1 690 0,30 207

l1 110 0,70 77

balans 15 m. strook: -1

overige plagstroken:

p2 313 0,30 94

p3 120 0,30 36

p4 304 0,30 91

p5 104 0,30 31

h2 + p6 985 0,30 296

p7 258 0,30 77

p8 371 0,30 111

p9 95 0,30 29

lokaal verwerken in tuinen -765

balans overige plagstroken: 0

slenken 1 0,30 1 0,21 1084 228

lokaal verwerken in tuinen -228

balans slenken: 0

grote vijver

zwarte bovengrond 3374 0,50 5 1687

bruine en grijze grond 2382 0,95 5 2262

balans grote vijver: 3949

Noot: "+" = vrijkomende grond ; "-" = benodigde grond

4.12. Berging van regenwater

In Tabel 5 is te zien dat bij een extreme neerslag hoeveelheid, welke eens in de honderd jaar optreedt, een hoeveelheid van 327 m3 regenwater van de daken en wegen afstroomt.

Tabel 5: Berekening te bergen neerslag

omschrijving oppervlak neerslag * te bergen

daken 24H-T=100 neerslag

m2 m. m3

daken 33 huisjes a 111 m2 3552 0,070 249

daken overige gebouwen 469 0,070 33

verharde weg 646 0,070 45

4667 327

* Vereniging voor landinrichting , 2000

(24)

Het regenwater stroomt vanaf de daken en wegen via slenken naar de Vijver. In totaal wordt op het Canada Resort 1080 m. slenk aangelegd met een breedte van ca. 1 m. In de aangelegde slenken kan op dagbasis ca. 108 m3 regenwater infiltreren (zie Tabel 6).

Tabel 6: Infiltratie regenwater in slenken

omschrijving lengte breedte opp. infiltratie infiltratie snelheid in slenken

m m m2 m/dag m3/dag

slenken 1080 1 1080 0,10 108

Het waterpeil van de Vijver wordt in de winter bepaald door de grondwaterstand. Het hoogste verwachte vijverpeil bedraagt ca. 7,2 m. +NAP (gelijk aan de gemiddeld hoogste grondwaterstand).

De overstort in de vijver is aangebracht op een peil van NAP +7,4 m. De vijver kan daarom in het meest ongunstige geval (aan het eind van de winter) een waterschijf van 0,2 m. bergen. Deze waterschijf komt overeen met een bergend vermogen van 675 m3 (zie Tabel 7). De meeste extreme buien, zoals die in augustus 2010, treden overigens op in de zomer. In die periode is het vijverpeil aanzienlijk lager en is de berging in de vijver dus groter.

Tabel 7: Bergend vermogen vijver

omschrijving oppervlakte waterpeil waterpeil peil berging bij GHG overstort verschil

m2 m. +NAP m +NAP m m3

grote vijver 3374 7,20 7,40 0,20 675

Tabel 8 toont de berekening van de berging van extreme neerslag in het Canada Resort. In totaal stroomt 327 m3 regenwater af vanaf daken en wegen naar de slenken langs de huizen. 108 m3 van het afgestroomde regenwater infiltreert rechtstreeks in de bodem van de slenken en hoeft dus niet te worden geborgen. 219 m3 infiltreert niet in de bodem en stroomt in de vijver. Met een minimale berging in de Vijver van 675 m3 wordt 67% van de berging in de Vijver benut.

Tabel 8: Berging extreme neerslag in het Canada Resort

omschrijving m3

te bergen extreme dagneerslag (T=100) 327 infiltratie in 2250 m. slenken/dag -108 te bergen hoeveelheid regenwater: 219

neerslag in vijver zelf: 236

berging grote vijver (peilverschil 0,2 m) 675

benutting berging grote vijver: 67%

(25)

Conclusie:

In de meeste jaren zal alle neerslag in de slenken infiltreren. Slechts in extreme gevallen zal er water uit de slenken in de Vijver stromen. De bergingscapaciteit van de Vijver is ruim voldoende om bij een herhalingtijd van 100 jaar alle neerslag te bergen.

(26)

5. AANBEVELINGEN

1. Groene diensten

Het wordt aanbevolen om via de Gemeente een beheerovereenkomst af te sluiten voor de aan te leggen groenstroken. Het beheer van de groenstroken wordt in de beheerovereenkomsten schriftelijk vastgelegd en er wordt een jaarlijkse vergoeding ontvangen.

(27)

LITERATUUR Hanhart, K. 2008

Hydrologisch onderzoek Canada Resort.

Hanhart, K. 2010

Update hydrologisch onderzoek Schönfeld, M. 1980

Veldnamen in Nederland, Gysbers & Van Loon, Arnhem.

Vereniging voor Cultuurtechniek

Cultuurtechnisch vademecum; Handboek voor inrichting en beheer van het landelijk gebied Werf, S. van der. 1991

Bosgemeenschappen (Natuurbeheer in Nederland, deel 5), Centrum voor Landbouwpublicaties en Landbouwdocumentatie, Wageningen.

(28)

 

(29)

BIJLAGEN

(30)
(31)

Bijlage 1: Huidige situatie 1:2.500 - A3

(32)

 

(33)
(34)
(35)

Inrichtingsplan Canada Resort Hanhart Consult, Lochem BIJLAGE 2: GEMETEN GRONDWATERSTANDEN IN CM – MV.

-25 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225

sep-08 okt-08 nov-08 dec-08 jan-09 feb-09 mrt-09 apr-09 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11

waterstand in cm -maaiveld

datum

Canada Resort waterpeilen t.o.v. maaiveld

B1 vijver B2 oost B3 noord

(36)

Inrichtingsplan Canada Resort Hanhart Consult, Lochem Bijlage 3: Gemeten grondwaterstanden in cm + NAP.

600 620 640 660 680 700 720 740

sep-08 okt-08 nov-08 dec-08 jan-09 feb-09 mrt-09 apr-09 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11

waterpeil in cm t.o.v. NAP

datum

Canada Resort waterpeilen t.o.v. NAP

B1 vijver B2 oost B3 noord

(37)

BIJLAGE 4: INRICHTINGSPLAN CANADA RESORT 1:1000 – A2

(38)

 

(39)
(40)
(41)

BIJLAGE 5: OPPERVLAKTE BESTAANDE EN NIEUWE BEPLANTING

omschrijving breedte lengte Oppervlakte beplanting

m. m. m2

h1 5 96 478 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

h2 5 92 460 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos h3 10 100 952 zwarte els, zomereik, wilde kardinaalsmuts, gelderse roos, hazelaar, eenstijlige meidoorn h4 7 94 660 zwarte els, zomereik, wilde kardinaalsmuts, gelderse roos, hazelaar, eenstijlige meidoorn

totaal hakhout: 2550

z1 5 72 360 brem + natuurlijke opslag ruigte

totaal zoom: 360

p1 690 droog heischraal grasland

p2 313 droog heischraal grasland

p3 120 droog heischraal grasland

p4 304 vochtig tot nat schraal grasland

p5 104 vochtig tot nat schraal grasland

p6 525 vochtig tot nat schraal grasland

p7 258 vochtig tot nat schraal grasland

p8 371 vochtig tot nat schraal grasland

p9 95 vochtig tot nat schraal grasland

totaal plagstroken: 2780

slenken tussen kavels:

1 1 72 72 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos

2 1 23 23 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

3 1 31 31 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

4 1 37 37 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

5 1 39 39 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

6 1 54 54 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

7 1 25 25 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

8 1 18 18 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

9 1 26 26 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

10 1 42 42 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

11 1 29 29 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

12 1 23 23 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

13 1 9 9 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

14 1 27 27 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

15 1 25 25 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

16 1 18 18 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

17 1 0 0 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

18 1 35 35 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

19 1 29 29 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

20 1 33 33 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

21 1 30 30 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

22 1 23 23 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

23 1 37 37 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 24 1 31 31 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 25 1 33 33 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 26 1 37 37 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 27

28 1 31 31 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 29 1 26 26 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 30 1 26 26 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 31 1 31 31 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 32 1 24 24 natuurlijke opslag zwarte els en aanplant vogelkers, sleedoorn en gelderse roos 33

rotonde noord 1 21 42 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

rotonde oost 1 31 62 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

slenk langs Melody range 1 28 56 zomereik, ruwe berk, vuilboom, wilde lijsterbes

totaal slenken: 1084

(42)
(43)

BIJLAGE 6: BOORSTATEN

BOORSTAAT Namen karteerders: Datum: 8-12-2010 Boring: B1

Gebied: Beplantingsplan Canada Resort Locatie:

Gewas, boomsoorten en/of vegetatie:

DIEPTE HOR. KLEUR VLEKKEN TEXTUUR ORG. KALK pH RIJ- WORTELS VER- DIVERSEN

in cm SYM- reduc- roest overig STOF PINGS- GRA-

BOOL tie KLASSE GRAAD VEN

0 35 Ah zwart +

35 65 Cg1 lichtbruin x

65 100 Cg2 licht grijsbruin x

100 120 Cg3 bruingrijs x

boormethode: Edelmanboor

Geschatte GHG (cm -mv): Actuele grondwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GHG (cm -mv):

Geschatte GLG (cm -mv): Slootwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GLG (cm -mv):

Geschatte fluctuatie (cm): Vochtig tot (cm -mv): Geschatte vroegere fluctuatie (cm):

Maximale beworteling (cm -mv): Geschatte Kz (cm): Maximale vroegere beworteling (cm):

licht, fijn tot matig fijn zand Karel Hanhart, Geert Maljaars

Noordzijde nabij Zandstuve bos grassen

zwarte organische toplaag zwak lemig, fijn tot matig fijn zand, iets roest

fijn tot matig fijn zand

BOORSTAAT Namen karteerders: Datum: 8-12-2010 Boring: B2

Gebied: Beplantingsplan Canada Resort Locatie:

Gewas, boomsoorten en/of vegetatie:

DIEPTE HOR. KLEUR VLEKKEN TEXTUUR ORG. KALK pH RIJ- WORTELS VER- DIVERSEN

in cm SYM- reduc- roest overig STOF PINGS- GRA-

BOOL tie KLASSE GRAAD VEN

0 35 Ah zwart +

35 70 Cg1 geelbruin x

70 110 Cg2 bruingrijs x

boormethode: Edelmanboor

Geschatte GHG (cm -mv): Actuele grondwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GHG (cm -mv):

Geschatte GLG (cm -mv): Slootwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GLG (cm -mv):

Geschatte fluctuatie (cm): Vochtig tot (cm -mv): Geschatte vroegere fluctuatie (cm):

Maximale beworteling (cm -mv): Geschatte Kz (cm): Maximale vroegere beworteling (cm):

fijn zand met tot 60 cm felle roestvlekken.

Daarna minder felle

fijn zand, vanaf 100 cm weer roestvlekjes Karel Hanhart, Geert Maljaars

Noordzijde perceel nabij Zandstuve bos grassen

zwarte organische toplaag

BOORSTAAT Namen karteerders: Datum: 8-12-2010 Boring: B3

Gebied: Beplantingsplan Canada Resort Locatie:

Gewas, boomsoorten en/of vegetatie:

DIEPTE HOR. KLEUR VLEKKEN TEXTUUR ORG. KALK pH RIJ- WORTELS VER- DIVERSEN

in cm SYM- reduc- roest overig STOF PINGS- GRA-

BOOL tie KLASSE GRAAD VEN

0 32 Ah zwart +

32 50 1Cg1 bruingrijs x

50 65 2Cw zwart

65 80 C2 bruingrijs

80 110 Cg3 bruingrijs x

110 120 Cg4 blauwgrijs x

boormethode: Edelmanboor

Geschatte GHG (cm -mv): Actuele grondwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GHG (cm -mv):

Geschatte GLG (cm -mv): Slootwaterstand (cm -mv): Geschatte vroegere GLG (cm -mv):

Geschatte fluctuatie (cm): Vochtig tot (cm -mv): Geschatte vroegere fluctuatie (cm):

Maximale beworteling (cm -mv): Geschatte Kz (cm): Maximale vroegere beworteling (cm):

leem zeer stevig, met roestvlekken grassen

zwarte organische toplaag

matig fijn zand, lemig met felle roestvlekken en organische stofvlekken

organisch laagje (veraard veenlaagje)

matig fijn zand

sterk lemig zand met roestvlekken Karel Hanhart, Geert Maljaars

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this study is to investigate a “Prosperity Gospel’s” praxis from empirical research data and available literature, and to compose a sound theory from normative

De omwonenden waarmee tijdens de inspraakmiddag is gesproken hadden de wens voor een uitstraling van de speelplek die passend is bij de andere speelplekken van de wijk.. We

De omwonenden waarmee tijdens de inspraakmiddag is gesproken hadden de wens om de speelplek te concentreren op één veld, het andere veld blijft behouden als grasveld met bomen..

Om de bomen zolang mogelijk te laten staan, worden deze later dit jaar gekapt.. U wordt hierover geïnformeerd in

• Acer cappadocicum ‘Rubrum’ (Rode Kolchische esdoorn) - Dit is een boom die in de toekomst een hoogte van 10 tot 15 m en een kroondiameter van ongeveer 6 tot 9 m krijgt.. •

Mispels (3) in gras Nieuwe leilindes in de strook hardstenen keitjes, sluit aan bij bestaande lindes bij kerk en rond markt Beukenhaag, 0,75m hoogte. In rood gebakken

Het Inrichtingsplan Schil Naardermeer is in te zien op de website van de provincie Noord-Holland,

Het wiel wordt zichtbaar gemaakt en wordt één van de belevingsplekken in het gebied.. Belevingsplek pluktuin In het Buijtenland van Rhoon komen twee pluktuinen, waarvan er reeds