• No results found

Wat is het hoogste schoolniveau dat je moeder heeft afgemaakt? opleiding.ma  Lagere School (basisschool) =

Mobiele telefoonnummer: mobtel

7. Wat is het hoogste schoolniveau dat je moeder heeft afgemaakt? opleiding.ma  Lagere School (basisschool) =

 Lager beroepsonderwijs (ambachtsschool, bv. bouwvakker, electriciën etc.)= 2  Middelbare school (HAVO, VWO, Gymnasium) = 3

 Middelbaar beroepsonderwijs (bv. verzorgende, administratief medewerker, etc.) = 4

 Hoger beroepsonderwijs (bv. verpleegkundige, leraar etc.) = 5  Universiteit (bv. arts, psycholoog etc.) = 6

 Weet ik niet = 7

7. Wat is het hoogste schoolniveau dat je moeder heeft afgemaakt? opleiding.ma  Lagere School (basisschool) = 1

 Lager beroepsonderwijs (ambachtsschool, bv. bouwvakker, electriciën etc.)= 2  Middelbare school (HAVO, VWO, Gymnasium) = 3

 Middelbaar beroepsonderwijs (bv. verzorgende, administratief medewerker, etc.) = 4

 Hoger beroepsonderwijs (bv. verpleegkundige, leraar etc.) = 5  Universiteit (bv. arts, psycholoog etc.) = 6

 Weet ik niet = 7

8. Jouw ouders zijn: burg.staat (mbt 1, 2 of 3)  getrouwd / wonen samen = 1

 anders, namelijk… = 3…anders (alfanumeriek of string)………

9. Is je vader geboren in het buitenland? geb.land.pa  Nee = 1

 Ja, = 2 in ………buitenlandpa (alfanumeriek) ………

10. Is je moeder geboren in het buitenland? Geb.land.ma  Nee = 1

 Ja, = 2 in ………… buitenlandma (alfanumeriek) ………

11. Heb je zelf een chronische of andere ernstige ziekte of iets anders dat je slaap soms verstoort? Chron.ziekte (1 of 2)

 =1 nee

 = 2 ja, namelijk (meerdere antwoorden mogelijk): Soortziekte (1 t/m 7)  Astma, bronchitis = 1  Suikerziekte = 2  Epilepsie = 3  Reuma = 4  Migraine = 5  ADHD = 6

 Iets anders, namelijk…= 7…………Andereziekte (alfanumeriek)……

12. Is er de afgelopen maand iets bijzonders gebeurd in je leven (bv ziekte)? bijzonder

 Nee = 1

 Ja, namelijk…= 2………toelichtingbijz (alfanumeriek)……….

13.Sommige mensen voelen zich vooral 's morgens heel actief (uitgesproken ochtend-actief), anderen ’s avonds (uitgesproken avond-actief), ook kan iemand zich ietsje actiever in de ochtend of avond voelen (matig ochtend-actief of matig avond-actief) en voor weer anderen maakt het niet veel of niets uit (noch het een, noch het ander). Geef aan hoe dit voor jou is.

Circ.preference Jij bent:

 uitgesproken ochtend-actief = 1  matig ochtend-actief = 2

 noch het een noch het ander = 3  matig avond-actief = 4

 uitgesproken avond-actief = 5

14. Hoe veel slaap zou je nodig hebben om je overdag goed te voelen? Maak bij het beantwoorden gebruik van de scrollbalk. Sleepneed (date hmin)

De volgende vragen gaan over de afgelopen twee weken.

1. Heb je 's morgens moeite met opstaan ? CSRQ1  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

2. Wanneer je op school bent, voel je je dan uitgeslapen ? CSRQ2  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

3. Voel je je overdag slaperig ? CSRQ3  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

4. Moet je vaak gapen overdag ? CSRQ4  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

5. Ben je gelijk wakker als je gewekt wordt? CSRQ5  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

6. Ik verslaap me CSRQ6

 nooit = 1

 een enkele keer = 2

 vaak = 3

7. ’s middags voel ik me net zo fit als ’s ochtends CSRQ7

 dat klopt voor mij = 1

 ik voel me ’s middags minder fit = 2  ik voel me ’s middags veel minder fit = 3

8. Ik heb moeite om mijn ogen open te houden als ik een tijd op school zit CSRQ8  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

9. Vinden anderen dat je boos reageert als ze iets aan je vragen of tegen je zeggen CSRQ9  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

10. Als ik te weinig slaap, maak ik sneller ruzie CSRQ10  nee,dat klopt niet voor mij = 1

 ja, dat klopt een enkele keer voor mij = 2  ja, dat klopt vaak voor mij = 3

11. Heb je gedurende de dag genoeg energie om overal aan mee te doen? CSRQ11  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

12. Ik ben actief overdag CSRQ12

 mee eens = 1

 beetje mee eens = 2  niet mee eens = 3

13. Ik moet mijn best doen om wakker te blijven als ik in de klas zit CSRQ13

 nooit = 1

 een enkele keer = 2

 vaak = 3

14. Zeggen andere mensen dat je chagrijnig kan doen? CSRQ14  nee = 1

 soms = 2  ja = 3

15. Het gebeurt dat ik geen zin heb om naar school te gaan, omdat ik me te moe voel CSRQ15

 dat gebeurt nooit = 1

 dat gebeurt één keer per week = 2

 dat gebeurt meer dan twee keer per week = 3 16. Op school voel ik me klaar wakker CSRQ16

 mee eens = 1

 beetje mee eens = 2  niet mee eens = 3

17. Ik ben iemand die te weinig slaapt CSRQ17

 mee eens =1

 beetje mee eens = 2  niet mee eens = 3

18. Ik zou langer willen slapen CSRQ18 (voor 1, 2 of 3)  nee, ik slaap precies genoeg = 1

 nee, ik zou korter willen slapen, = 2 namelijk ………….. minuten korter CSRQ18a  ja, ik zou langer willen slapen, = 3 namelijk ………….. minuten langer CSRQ18b 19. Anderen vinden mij snel geïrriteerd CSRQ19

 dit klopt niet voor mij = 1  dit klopt een beetje voor mij = 2  dit klopt helemaal voor mij = 3

20. Vind je van jezelf dat je zonder reden onaardig doet tegen vriendjes of je ouders? CSRQ20

 nee = 1  soms = 2  ja = 3

In de volgende vragenlijst zijn steeds drie zinnen bij elkaar gezet die gaan over wat je voelt en wat je denkt. Jij moet van elke drie zinnen die zin uitkiezen die het best beschrijft wat jij de afgelopen twee weken gedacht en gevoeld hebt. Nadat je een zin hebt uitgekozen, moet je doorgaan naar de volgende drie zinnen.

Er is geen fout of goed antwoord; kies gewoon die zin uit die het best beschrijft hoe het met jou de laatste tijd geweest is. Klik het hokje van jouw antwoord aan. Je klikt dus steeds één van de drie zinnen aan.

Hier volgt eerst een voorbeeld: Ik lees altijd boeken. Ik lees soms boeken. Ik lees nooit boeken.

Als je soms boeken leest, klik je dus op het hokje voor de tweede zin. Dus zo: Ik lees altijd boeken.

Ik lees soms boeken. Ik lees nooit boeken. 1. depri1

 Ik ben soms verdrietig. = 1  Ik ben vaak verdrietig. = 2  Ik ben altijd verdrietig. = 3 2. depri2

 Voor mij zal nooit iets goed verlopen. = 1

 Ik weet niet zeker of dingen voor mij goed zullen verlopen. = 2  Alles zal voor mij goed verlopen. = 3

3. depri3

 Ik doe de meeste dingen goed. = 1  Ik doe veel dingen fout. = 2

 Ik doe alles fout. = 3

4. depri4

 Ik heb plezier in veel dingen. = 1  Ik heb plezier in sommige dingen. = 2  Ik heb nergens plezier in. = 3 5. depri5

 Ik doe altijd dingen die niet mogen. = 1  Ik doe vaak dingen die niet mogen. = 2  Ik doe soms dingen die niet mogen. = 3 6. depri6

 Ik denk soms dat mij erge dingen zullen overkomen. = 1  Ik maak mij zorgen dat er mij erge dingen zullen overkomen. = 2

 Ik weet zeker dat er mij verschrikkelijke dingen zullen overkomen. = 3 7. depri7

 Ik heb een hekel aan mezelf. = 1  Ik vind mezelf niet zo aardig. = 2  Ik vind mezelf aardig. = 3 8. depri8

 Alle erge dingen zijn mijn schuld. = 1  Veel erge dingen zijn mijn schuld. = 2

 Erge dingen zijn meestal niet mijn schuld. = 3 9. depri9

 Ik denk er niet over een eind aan mijn leven te maken. = 1

 Ik denk er wel over een eind aan mijn leven te maken, maar zou het nooit doen. = 2

 Ik wil een eind aan mijn leven maken. = 3 10. depri10

 Ik heb elke dag zin om te huilen. = 1  Ik heb veel dagen zin om te huilen. = 2

 Ik heb soms zin om te huilen. = 3 11. depri11

 Ik erger mij altijd aan alles. = 1  Ik erger mij vaak aan alles. = 2  Ik erger mij zelden. = 3 12. depri12

 Ik ben graag bij andere mensen. = 1  Vaak ben ik niet graag bij andere mensen. = 2  Ik wil niet graag bij andere mensen zijn. = 3 13. depri13

 Ik kan nooit ergens een besluit over nemen. = 1  Ik kan moeilijk ergens een besluit over nemen. = 2  Ik kan makkelijk ergens een besluit over nemen. = 3 14. depri14

 Ik zie er goed uit. = 1

 Sommige dingen aan mij zien er lelijk uit. = 2

 Ik zie er lelijk uit. = 3

15. depri15

 Ik moet mezelf altijd dwingen om mijn huiswerk te maken. = 1  Ik moet mezelf vaak dwingen om mijn huiswerk te maken. = 2

 Het kost me niet veel moeite om mijn huiswerk te maken. = 3 16. depri16

 Ik heb elke nacht problemen met slapen. = 1  Ik heb vaak problemen met slapen. = 2

17. depri17

 Ik ben soms moe. = 1  Ik ben vaak moe. = 2  Ik ben altijd moe. = 3 18. depri18

 Bijna elke dag heb ik geen zin in eten. = 1  Ik heb vele dagen geen zin in eten. = 2

 Ik eet redelijk goed. = 3

19. depri19

 Ik maak me geen zorgen over pijn. = 1  Ik maak me vaak zorgen over pijn. = 2  Ik maak me altijd zorgen over pijn. = 3 20. depri20

 Ik voel me niet alleen. = 1  Ik voel me vaak alleen. = 2

 Ik voel me altijd alleen. = 3 21. depri21

 Ik heb nooit plezier op school. = 1

 Ik heb niet zo vaak plezier op school. = 2  Ik heb vaak plezier op school. = 3 22. depri23

 Ik heb veel vrienden en vriendinnen. = 1

 Ik heb een paar vrienden en vriendinnen, maar ik wou dat ik er meer had. = 2  Ik heb geen vrienden en vriendinnen. = 3

23. depri24

 Mijn schoolwerk is goed. = 1

 Mijn schoolwerk is niet zo goed als vroeger. =2

 Schoolvakken waar ik vroeger goed in was, doe ik nu slecht. = 3 24. depri25

 Ik kan nooit zo goed zijn als andere kinderen. = 1  Als ik wil, kan ik net zo goed zijn als andere kinderen. = 2  Ik ben net zo goed als andere kinderen. = 3 25. depri26

 Niemand houdt echt van mij. = 1

 Ik weet niet zeker of er iemand van mij houdt. = 2  Ik weet zeker dat er iemand van mij houdt. = 3 26. depri27

 Ik doe meestal wat me gezegd wordt. = 1  Ik doe meestal niet wat me gezegd wordt. = 2

27. depri28

 Ik kan goed opschieten met andere mensen. = 1

 Ik maak vaak ruzie. = 2

 Ik maak altijd ruzie. = 3