• No results found

*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHGHOLFWHQ905



0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0 70.0 80.0 90.0 100.0 Seksuele delicten

Volgens de VMR 2006 werd ruim een derde (37 procent) van alle voorvallen door of namens de slachtoffers bij de politie gemeld. Dit is vrijwel even veel als in 2005.

In de POLS-cijfers over de periode 1997-2004 varieerde dit aandeel tussen 32 en 36 procent. Er lijkt van 1998 tot 2004 sprake van een lichte maar gestage toename in de meldingsbereidheid van alle delicten samen.

*UDILHN

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 



Per politieregio verschilt de meldingsbereidheid voor alle ondervonden delicten samen.

Dit varieert in 2006 van minder dan 30 (Groningen, Fryslân) tot bijna het dubbele (Bra-bant Zuid-Oost). Alleen deze regio’s wijken significant af van het landelijke gemiddelde.



9HLOLJKHLGVPRQLWRU5LMN±/DQGHOLMNHUDSSRUWDJH 

*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHGHOLFWHQ WRWDDO QDDUSROLWLHUHJLR JHPHOG 905



 



*HZHOGVGHOLFWHQ

Ruim 3 van de 10 geweldsdelicten werden volgens de VMR 2006, evenals in 2005, bij de politie gemeld.

Volgens de gegevens uit POLS over de periode 1997-2004 is dit aandeel geleidelijk toegenomen van 21 procent in 1998 tot 30 procent in 2004.

*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHJHZHOGVGHOLFWHQ32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 5.0 10.0 15.0 20.0 25.0 30.0 35.0 40.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 

Per politieregio schommelde het percentage bij de politie gemelde geweldsdelicten van minder dan 15 in Drenthe, Gooi en Vechtstreek en Brabant-Noord tot meer dan 45 in Limburg-Noord. In de drie eerstgenoemde regio’s is dit meldingspercentage lager dan voor Nederland als geheel.



Centraal Bureau voor de Statistiek



*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHJHZHOGVGHOLFWHQQDDUSROLWLHUHJLR JHPHOG 905



 



9HUPRJHQVGHOLFWHQ

Van alle in Nederland ondervonden vermogensdelicten werd in 2006 volgens de VMR 46 procent bij de politie gemeld. Dit is vrijwel hetzelfde als in het jaar daarvoor.

In de periode 1997-2004 schommelde het meldingspercentage van vermogensdelicten volgens de POLS-cijfers rond 50 procent.



*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHYHUPRJHQVGHOLFWHQ32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

In de politieregio’s Groningen en Fryslân lag het meldingspercentage in 2006 met minder dan 30 duidelijk onder het landelijke gemiddelde. In de regio Brabant-Noord was dit met 63 procent juist hoger dan gemiddeld.



9HLOLJKHLGVPRQLWRU5LMN±/DQGHOLMNHUDSSRUWDJH 

*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHYHUPRJHQVGHOLFWHQQDDUSROLWLHUHJLR JHPHOG 905

 



9DQGDOLVPHGHOLFWHQ 

Ruim een kwart van de vandalismedelicten (27 procent) werd volgens de VMR in 2006 bij de politie gemeld. Ook in het jaar daarvoor lag dit op hetzelfde niveau.

In de jaren 1997-2004 schommelde dit percentage volgens de POLS-gegevens rond een kwart.



*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHYDQGDOLVPHGHOLFWHQ32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 5.0 10.0 15.0 20.0 25.0 30.0 35.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 

In de politieregio Flevoland kwam in 2006 het laagste meldingspercentage voor vanda-lisme voor (15 procent). Dit is duidelijk lager dan het landelijke gemiddelde. In de regio Brabant-Zuid-Oost was dit aandeel met 37 procent meer dan tweemaal zo hoog, maar dit wijkt niet significant af van het landelijke gemiddelde.

Centraal Bureau voor de Statistiek



*UDILHN

%LMGHSROLWLHJHPHOGHYDQGDOLVPHGHOLFWHQQDDUSROLWLHUHJLR JHPHOG 905

 



  $DQJLIWH 



In deze paragraaf staat de aangiftebereidheid centraal. Hieronder wordt verstaan dat van een voorval dat bij de politie bekend is ook een schriftelijke verklaring of proces-verbaal is ondertekend. De verdere opzet is gelijk aan de voorgaande paragrafen over melding:

eerst worden alle afzonderlijke delicten in de VMR besproken, vervolgens alle delicten totaal en ten slotte groepen delicten in de tijd en naar regio.



$I]RQGHUOLMNHGHOLFWHQ

Ook de mate waarin van ondervonden voorvallen een schriftelijke verklaring bij de politie wordt ondertekend varieert naar soort delict. Volgens de VMR 2006 werd bij slechts 1 op de 15 seksuele delicten een ondertekende verklaring opgenomen. Daarentegen gebeur-de dit bij 4 van gebeur-de 5 autodiefstallen en bij 2 van gebeur-de 3 inbraken of pogingen daartoe. Van zakkenrollerij/beroving werd bij ongeveer de helft een document getekend. Overige, niet nader genoemde delicten en mishandelingen leidden in 3 van de 10 gevallen tot een aangifte. Bij fietsdiefstal gebeurde dit in ruim een kwart van de gevallen, bij doorrijden na een aanrijding en autovandalisme in 1 op de 5 en bij overige diefstal in 1 op de 6 geval-len.



9HLOLJKHLGVPRQLWRU5LMN±/DQGHOLMNHUDSSRUWDJH 

*UDILHN

'HOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQG905



0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0 70.0 80.0 90.0 100.0 Seksuele delicten

Bij bedreiging en overige vernielingen wordt in 1 op de 7 à 8 gevallen een document ondertekend.

Alleen bij diefstal uit de woning is de aangiftebereidheid gestegen. Bij diefstal uit de auto, poging tot inbraak en portemonneediefstal met geweld is de aangiftebereidheid ten op-zichte van 2005 gedaald.

'HOLFWHQWRWDDO

Volgens de VMR 2006 werd bij een kwart van alle delicten samen een document bij de politie ondertekend. Dit is even veel als in 2005.

Ten opzichte van het aantal meldingen bij de politie wordt twee derde van alle gemelde delicten in 2006 gevolgd door een ondertekend document7.



1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 



7 Een beperkt aantal ondertekende delicten is niet door of namens de slachtoffers gemeld maar door de politie zelf geconstateerd.

Centraal Bureau voor de Statistiek



Volgens de POLS-cijfers varieerde het aandeel aangegeven delicten als geheel in de periode 1997-2004 tussen 25 en 29 procent. In de aangiftebereidheid van alle delicten samen is tussen 1998 en 2004 sprake van een lichte maar gestage toename.

De aangiftebereidheid voor alle ondervonden delicten samen verschilt in 2006 per poli-tieregio van 15 procent (Groningen) tot 33 procent (Brabant-Zuid-Oost). In de regio Gro-ningen is deze aangiftebereidheid voor alle delicten samen lager dan het landelijke ge-middelde, in Brabant-Zuid-Oost is deze hoger dan gemiddeld.



*UDILHN

'HOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQG WRWDDO QDDUSROLWLHUHJLR PHW

RQGHUWHNHQGGRFXPHQW 905



 



*HZHOGVGHOLFWHQ

Van alle geweldsdelicten waarvan de bevolking in Nederland volgens de VMR in 2006 slachtoffer werd, resulteerde 17 procent in een ondertekend document (d.i. ruim de helft van alle gemelde delicten). Dit is vrijwel even veel als in het voorgaande jaar.



*UDILHN

*HZHOGVGHOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQG32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 5.0 10.0 15.0 20.0 25.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 



9HLOLJKHLGVPRQLWRU5LMN±/DQGHOLMNHUDSSRUWDJH 

Volgens de POLS-cijfers schommelde in de periode 1997-2004 het aantal geweldsdelic-ten waarbij een document werd ondertekend tussen 13 (in 2002) en 18 procent (in 2004).

Per politieregio schommelt het percentage aangegeven geweldsdelicten in 2006 van minder dan 10 (Groningen, Drenthe, Brabant-Noord) tot 36 in Brabant-Zuid-Oost. In de politieregio’s Groningen en Brabant-Noord ligt dit aandeel lager dan gemiddeld.

*UDILHN

*HZHOGVGHOLFWHQ ZDDUELM HHQ GRFXPHQW LV RQGHUWHNHQG QDDU SROLWLHUHJLR  PHW

RQGHUWHNHQGGRFXPHQW 905



 

9HUPRJHQVGHOLFWHQ

Volgens de VMR werd in 2006 een op de drie van alle in Nederland ondervonden mogensdelicten bij de politie aangegeven (ofwel rond drie kwart van alle gemelde ver-mogensdelicten). Dit is vrijwel hetzelfde als in het jaar daarvoor.

Volgens de POLS-cijfers schommelde het aangiftepercentage van vermogensdelicten in de periode 1997-2004 tussen 39 procent (in 1998) en 48 procent (in 2002).



*UDILHN

9HUPRJHQVGHOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQG32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 



Centraal Bureau voor de Statistiek



In de politieregio Groningen kwam in 2006 het laagste aangiftepercentage voor vermo-gensdelicten voor (19 procent). Dit is duidelijk lager dan het landelijke gemiddelde. Ook in de regio’s Fryslân en Amsterdam-Amstelland lag dit aandeel lager dan gemiddeld. In de regio’s Haaglanden en Brabant-Noord was dit aandeel met 44 procent en meer ruim tweemaal zo hoog, maar deze percentages wijken niet significant af van het landelijke gemiddelde.



*UDILHN

9HUPRJHQVGHOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQGQDDUSROLWLHUHJLR PHW

RQGHUWHNHQGGRFXPHQW 905



 



9DQGDOLVPHGHOLFWHQ

Volgens de VMR 2006 werd bij 18 procent van alle vandalismedelicten een document bij de politie ondertekend (ofwel bijna twee op de drie gemelde delicten). Dit is vrijwel het-zelfde als in 2005.

Volgens de POLS-cijfers varieerde het aandeel aangegeven vandalismedelicten tussen 16 procent (1998) en 20 procent (2003, 2004). Er is tussen 1997 en 2004 geen sprake van een duidelijke trend.



*UDILHN

9DQGDOLVPHGHOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQG32/6HQ905



per 100 ondervonden delicten

0.0 5.0 10.0 15.0 20.0 25.0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

POLS VMR

POLS VMR

 

9HLOLJKHLGVPRQLWRU5LMN±/DQGHOLMNHUDSSRUWDJH 

Het percentage aangegeven vandalismedelicten in 2006 schommelt per politieregio van 10 (Zaanstreek-Waterland) tot 25 in Limburg-Zuid. Toch ligt dit aandeel in geen van deze regio’s hoger of lager dan gemiddeld.

*UDILHN

9DQGDOLVPHGHOLFWHQZDDUELMHHQGRFXPHQWLVRQGHUWHNHQGQDDUSROLWLHUHJLR PHW

RQGHUWHNHQGGRFXPHQW 905

  :LM]HYDQPHOGHQ



Aan de slachtoffers is (voor zover van toepassing) per soort delict gevraagd naar de manier waarop het laatste voorval bij de politie is gemeld. Ook hierbij is de veronderstel-ling dat dit bij de voorgaande gevraagde delicten op dezelfde manier is gebeurd8.



Volgens de VMR werd in 2006 het grootste deel van alle ondervonden delicten, 47 procent, gemeld op een politiebureau. Bijna 4 op de 10 voorvallen (39 procent) wer-den telefonisch gemeld; 11 procent deed dit via internet. Op de plaats waar het delict plaatsvond werd 2 procent van de delicten gemeld; eveneens 2 procent werd op een andere manier gemeld.

Het percentage meldingen op het politiebureau varieert in 2006 van meer dan 55 procent (Fryslân, Zaanstreek-Waterland, Rotterdam-Rijnmond, Flevoland) tot minder dan 30 procent (Brabant-Noord). Telefonische meldingen variëren van 30 procent (Haaglan-den) tot meer dan de helft (Noord- en Oost-Gelderland, Zeeland). Het gebruik van inter-net voor meldingen kwam in Fryslân niet voor, terwijl dit in Brabant-Noord en Limburg-Noord bij 17 procent van de meldingen werd gebruikt. Melding op de plaats van het delict kwam in een aantal regio’s niet voor (Noord-Holland Noord, Zaanstreek-Waterland, Gooi en Vechtstreek, Rotterdam-Rijnmond, Zeeland en Midden- en West-Brabant), ter-wijl dit in Brabant-Noord in 8 procent van de gevallen gebeurde.