• No results found

De hoge score van de sp laat zien dat men nog helemaal niet bereid

In document De buit is nog niet binnen (pagina 46-49)

is terug te keren naar het vroegere

stabiele patroon

49 terecht. Er zullen heus wel enkele zetels

ver-schuiven en alle partijen zullen hun best doen om aantrekkelijke lijsttrekkers naar voren te schuiven, maar de grote ideologische opties van de Nederlandse bevolking zullen niet veran-deren. Een beperkt aantal kiezers zal zich wel laten verleiden door de persoonlijkheid van een of andere kandidaat, maar al met al zijn er geen echt grote conflicten of aardverschuivingen te verwachten. Zelfs op het vlak van de integratie van allochtone minderheden zien de nko-on-derzoekers gedurende de periode 1989-200 geen fundamentele verschuivingen optreden in de houdingen. Men zou natuurlijk kunnen argumenteren dat de echte omslag in het den-ken over multiculturaliteit er pas gekomen is ná 200, maar als je de stabiliteit van de nko-tijd-reeksen bekijkt, dan is dat een tamelijk onwaar-schijnlijke hypothese.

Hoe realistisch is de stabiliteitsthese van Van Holsteyn en Den Ridder? Nauwelijks enkele ja-ren geleden zwoja-ren honderdduizenden Neder-landers dat het tijd werd om het voortaan echt helemaal anders aan te pakken, en dat de oude regentenmentaliteit nooit meer mocht terug-komen. Kan het dan dat al die dure eden alweer vergeten zouden zijn bij de verkiezingen van 2007?

Eigenlijk is die vraagstelling verkeerd, om-dat de vraag suggereert om-dat er sinds 2002 niets veranderd zou zijn in politiek Den Haag. Dat is duidelijk niet het geval: je krijgt de indruk dat alle politieke leiders hardnekkig bezig zijn met een operatie ‘herstel het vertrouwen’. Een van de meer recente voorbeelden hiervan is onder meer de Nationale Conventie, die grondwets-wijzigingen moet voorstellen die leiden tot een meer transparante politieke besluitvorming en tot meer directe democratie. De befaamde ‘kloof met de politiek’ wordt op die manier weer een beetje gedicht. Dergelijke initiatieven hebben wel degelijk een belangrijk helend effect, hoewel het op dit ogenblik onduidelijk is welke gevol-gen de Conventie echt zal hebben.

Onvermijdelijk dringt zich hier de vergelij-king op met België, waar het politiek systeem

in 1996 geconfronteerd werd met een zware vertrouwenscrisis naar aanleiding van de zaak-Dutroux. Honderdduizenden mensen kwamen toen op straat om hun onmacht uit te schreeu-wen over het geklungel van de politiediensten in België. Uit diverse internationale onderzoeken bleek toen dat het vertrouwen van de Belgen in hun politieke instellingen tot een dieptepunt was gedaald. De politieke klasse van België reageerde alert: er was sprake van een ‘nieuwe politieke cultuur’, rechters werden voortaan op objectieve basis benoemd, een oude politieke generatie werd uit wandelen gestuurd, de po-litiediensten werden ingrijpend hervormd, en premier Guy Verhofstadt introduceerde een nieuwe en veel directere communicatiestijl. Elk van die initiatieven werd met de nodige scepsis onthaald, maar wat het onderzoek wel laat zien is dat vanaf het jaar 2000 in België het vertrouwen in de instellingen geleidelijk op-nieuw steeg. Nu, tien jaar na de Witte Mars, lijkt het er zelfs op dat de Belgische politieke instel-lingen zich succesvol hebben hersteld van de zware crisis van de jaren negentig.

Is een dergelijk herstelscenario even realis-tisch voor Nederland, na de zware crisis van ‘2002’? Voor een groot deel is de beantwoording van die vraag afhankelijk van de kwestie of de politieke partijen duidelijk kunnen maken dat ze de ‘boodschap’ begrepen hebben, en dat ze les-sen hebben getrokken uit de vertrouwenscrisis. De gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart jongstleden gaven wat dat betreft een dubbel signaal. Het feit dat de ‘Leefbaar’-lijsten vrijwel gedecimeerd werden, laat zien dat het Pim For-tuyn-tijdperk in de Nederlandse politiek nu wel als afgesloten mag worden beschouwd. Het re-sultaat van de verkiezingen maakt duidelijk dat de Nederlandse kiezers geen zin meer hebben in dit soort avonturen.

Maar aan de andere kant laat de hoge score van de sp zien, dat men nog helemaal niet be-reid is terug te keren naar het vroegere stabiele patroon. De ‘traditionele partijen’, zoals men ze in België noemt, mogen er dan ook niet te vlug van uitgaan dat alles weer als vanouds is.

50

Een dergelijke arrogante houding zou er im-mers alleen maar toe leiden dat de kritiek op de vermeende regentenmentaliteit opnieuw komt bovendrijven. Het blijft voor hen dus een perma-nente opdracht om aan de Nederlandse burgers

duidelijk te maken dat ze de ‘les van het lange verkiezingsjaar 2002’ wel degelijk begrepen heb-ben. De acute crisis lijkt nu wel voorbij, maar een terugkeer naar de stabiliteit van vroeger lijkt niet echt een realistisch scenario.

51

 boeken

Over de auteur Jan Breman is hoogleraar sociologie

aan de Universiteit van Amsterdam

Jan Pronk mocht niet meer terugkomen als mi-nister belast met ontwikkelingssamenwerking, maar hij is de pleitbezorger gebleven van het grote deel der mensheid dat op achterstand is gezet. In Willens en wetens maakt Pronk de balans op van wat een halve eeuw ontwikkelingsbe-leid heeft opgeleverd. Te weinig en minder dan steeds opnieuw beloofd, zo stelt de man voor wie het werken aan deze problematiek zowel roe-ping als beroep is geweest.

Als leerling van Tinbergen, de grondlegger van de ontwikkelingseconomie in ons land, koos Pronk voor een politieke loopbaan met het voor-nemen de sociaal-democratische denkbeelden van zijn leermeester en hemzelf in de nationale en internationale praktijk te brengen. Dit is niet het eerste verslag dat hij van zijn ervaringen uit-brengt. Maar de hoop en het wishful thinking die zijn eerdere essays en beleidsdocumenten ken-merkten, hebben plaats gemaakt voor ontgoo-cheling, bezorgdheid en ook kwaadheid over een koers in het globaliseringsproces die de haves ten goede komt en de minderbedeelden uitsluit. Het is de toonzetting van de in Sudan geschre-ven inleiding waarin Pronk zijn conclusies trekt,

niet langer als beleidsmaker op dit terrein maar als een op afstand gezette deskundige wiens ideeën en recepten nooit veel bijval hebben ge-kregen en nu meer dan ooit uit de gratie zijn. Hij neemt scherp stelling tegen de wereldwijde mid-denklasse ¬ in zijn wel erg ruime definitie van allen die meer dan twee dollar per dag verdienen ¬ met geen andere interesse dan vergroting van de eigen welvaart en behept met een mentaliteit die ten koste gaat van de bestrijding van diepe en massale armoede.

In zijn visie tekent globalisering zich af als een onomkeerbaar en alomvattend proces dat verdeelt in plaats van samenbindt. De ruimte-lijke scheidslijnen tussen ‘the West and the rest’ die eerder getrokken werden, zijn vervaagd en ondergeschikt geraakt aan sociale tegenstellin-gen waarin geen plaats is voor een solidariteit die de grenzen van de eigen bevoorrechte klasse overstijgt. Pronks kwaadheid richt zich tegen een politiek die zegt mensen uit armoede te bevrijden, maar nalaat dit te doen ¬ niet onbe-doeld en onoplettend maar welbewust, stelsel-matig en met overtuiging.

De geleidelijke ontsnapping uit armoede die in het zich industrialiserende en urbaniserende Westen anderhalve eeuw geleden begon, ging gepaard met collectieve actie van de werkende

In document De buit is nog niet binnen (pagina 46-49)