• No results found

In hoeverre heeft stereotype bedreiging vanuit de politiek invloed op de leerprestaties van middelbare scholieren in Nederland?

Deze onderzoeksvraag is onderzocht door een deel van de leerlingen te confronteren met (stereotypische) uitspraken vanuit de politiek. Analyse van de data toont aan dat de manipulatie, de videofragmenten van de politici, overgekomen is zoals bedoeld.. Analyses zijn uitgevoerd om de hypothesen en verwachtingen te testen. Samenvattend kan gezegd worden dat er weinig tot geen significante verbanden zijn gevonden tussen de prestaties van leerlingen op een test die de intellectuele capaciteiten meet en de manipulatie door middel van het beeldmateriaal van de politici. Het beeldmateriaal van de politici toont wel een significant verband met de manipulatiecheck. De manipulatie is dus overgekomen zoals bedoeld was. De leerlingen hebben goed aan kunnen geven wanneer de uitspraken negatief waren ten opzichte van bepaalde bevolkingsgroepen, maar het heeft niet de reactie uitgelokt die verwacht werd.

Als de opleidingsniveaus apart worden bekeken, blijkt er enkel op VMBO-niveau een significant interactie-effect te zijn tussen de prestaties op de test en de conditie en de afkomst. In verband met niveauverschillen binnen het VMBO is echter nog onduidelijk of dit effect verklaard kan worden door deze variabelen. Er bleek binnen het VMBO-niveau tevens een significant effect te zijn tussen de afkomst en de rekenprestaties en tussen de afkomst en de woordkennis. Bij de HAVO- leerlingen was er een significant verband tussen de tussen de conditie en rekenprestaties.

Er werden voor allochtone leerlingen geen significante effecten gevonden tussen de conditie en de ervaren stress. Dit betekent dat leerlingen tegen de verwachtingen in niet meer stress ervaarden als zij geconfronteerd werden met stereotypische uitspraken. Dezelfde resultaten werden zoals verwacht gevonden bij de autochtone leerlingen. Ook zij werden niet beïnvloed door de stereotypische uitspraken. Dit werd al verwacht omdat de uitspraken alleen betrekking hadden op allochtone leerlingen.

Als VMBO- en HAVO-leerlingen stress ervaarden, bleek dit zoals verwacht wel de rekenprestaties te beïnvloeden. Bij VWO-leerlingen werd hierbij geen significant effect gevonden. Voor de andere twee subtests werd tegen de verwachtingen in geen significante verbanden gevonden.

Om hiermee terug te komen op de onderzoeksvraag: Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat stereotypische uitspraken vanuit de politiek een verwaarloosbare invloed hebben op de leerprestaties van middelbare scholieren. De verwachtingen die waren opgesteld naar aanleiding van de onderzoeksvraag kwamen vrijwel allemaal niet uit. De allochtone leerlingen die geconfronteerd werden met stereotypische uitspraken werden hierdoor niet negatief beïnvloed in vergelijking met de andere allochtone leerlingen. Ook bleken allochtone leerlingen die met stereotypische uitspraken werden geconfronteerd niet meer stress te ervaren. Als VMBO- en HAVO-leerlingen stress ervaarden had dit echter wel invloed op hun rekenprestaties.

Wellicht kan dit worden verklaard door het feit dat de stereotypische uitspraken wel overkwamen zoals bedoeld, maar dat ze de leerlingen niet aanspraken. De resultaten laten zien dat de leerlingen begrepen wanneer uitspraken discriminerend waren. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat de VMBO- en HAVO-leerlingen slechtere rekenprestaties hebben als ze stress ervaren. Maar de manipulatie op zich zorgt niet voor stress. Kortom, de manipulatie sluit niet aan op het ervaren van stress. Dit zou kunnen worden verklaard doordat de uitspraken niet genoeg op de afkomst van de leerlingen zijn toegespitst, doordat de uitspraken worden bekeken op televisie of doordat de uitspraken op zich niet voor stress zorgen.

De stereotypische uitspraken gingen voornamelijk over Marokkaanse Nederlanders, maar er zaten vrij weinig Marokkaanse Nederlanders is de steekproef. De allochtone Nederlanders hoeven zich daarom niet per se aangesproken te voelen als zij een andere niet-westerse afkomst hebben. Hierdoor zal er misschien geen sprake zijn van stereotype bedreiging. Er waren te weinig Marokkaanse Nederlanders in het onderzoek opgenomen om het effect van deze uitspraken alleen op de Marokkaans-Nederlandse leerlingen te onderzoeken. In vervolgonderzoek zou dit beter afgestemd kunnen worden door bijvoorbeeld elke participant een videofragment te laten zien met stereotypische uitspraken met betrekking tot zijn eigen bevolkingsgroep. In vervolgonderzoek zou er ook voor gekozen kunnen worden om alleen Marokkaanse Nederlanders en autochtone Nederlanders in het onderzoek op te nemen, aangezien de heer Wilders vooral uitspraken doet over Marokkaanse Nederlanders. Op die manier sluit de manipulatie beter aan op de doelgroep.

Doordat de beelden op televisie worden bekeken, komt de boodschap wellicht minder persoonlijk over. De leerlingen weten dat de heer Wilders stereotypische uitspraken doet, maar ze weten ook dat de heer Wilders hen niet als individu adresseert maar als groep. Ze weten dat de heer Wilders niet weet dat zij dit fragment nu kijken voordat ze aan de test beginnen. Dus de leerlingen voelen zich wellicht minder aangesproken.

De laatste mogelijkheid waarmee verklaard kan worden waarom de manipulatie niet aansluit op de stressbeleving, is de mogelijkheid dat de uitspraken op zich geen stress oproepen. Deze verklaring is in het licht van andere onderzoeken (Steele & Aronson, 1995) het minst geloofwaardig.

De manipulatie in dit onderzoek was vergeleken met de manipulatie in andere onderzoeken heftiger. In het onderzoek van Steele en Aronson (1995) werd als manipulatie alleen vermeld dat de test ‘verbale vaardigheden’ meette. Deze manipulatie heeft in hun onderzoek al geleid tot stereotype bedreiging. De gevonden resultaten suggereren dat stereotypische uitspraken vanuit de politiek geen invloed heeft op de leerprestaties van middelbare scholieren. Er hoeven daarom geen oplossingen gezocht te worden waardoor de leerlingen niet geconfronteerd worden met stereotypische uitspraken vanuit de politiek. Eerst zou intensiever onderzoek gedaan moeten worden, zodat men een duidelijker en betrouwbaarder beeld heeft over de invloed van deze uitspraken. Als uit vervolgonderzoek blijkt dat er toch een significant verband bestaat, kan bekeken worden hoe de invloed van stereotypische uitspraken vanuit de politiek het meest effectief kan worden ingeperkt.

De belangrijkste tekortkoming van dit onderzoek betreft tegelijkertijd ook een van de beste punten van dit onderzoek. Er zijn in dit onderzoek namelijk vooral ‘witte scholen’ opgenomen, waardoor stereotypische uitspraken waarschijnlijk meer invloed hebben, en beter aangetoond kunnen worden. Hierdoor zijn er echter ook weinig allochtone Nederlanders in het onderzoek opgenomen waardoor het onderzoek minder betrouwbaar is. Van de 249 leerlingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek, hadden 47 leerlingen minimaal een (groot)ouder met een andere afkomst. Een leerling werd gezien als ‘allochtone Nederlander’ als hij zelf, of als minimaal een van zijn (groot)ouders in het buitenland was geboren. Soms voelde een leerling zich vooral Nederlander, terwijl minimaal één (groot)ouder in het buitenland was geboren. Deze leerling is dan toch ingedeeld in de groep ‘allochtone Nederlanders’, vanwege de kleine populatie allochtone Nederlanders in dit onderzoek. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde effecten van de stereotypische uitspraken wellicht niet zo duidelijk naar voren komen uit de statische analyses. Door de leerlingen ook in deze groep op te voegen, wordt er waarschijnlijk een minder sterk verband gevonden dan er in werkelijkheid is. Hier is toch voor gekozen in verband met de kleine hoeveelheid leerlingen die zich zelf wel meer tot een andere nationaliteit rekenen. In een vervolgonderzoek kan daar verbetering in worden gebracht door meer gemengde scholen in het onderzoek op te nemen, en meer leerlingen te onderzoeken. Verder zou er in vervolgonderzoek waarschijnlijk eerder een verband kunnen worden aangetoond als er strengere regels worden gehanteerd voor het kenmerken van leerlingen als allochtoon of autochtoon.

Ter controle zou er in vervolgonderzoek voor gekozen kunnen worden om leerlingen niet slechts eenmaal te onderzoeken. Op deze manier sluit je eventuele niveauverschillen binnen een niveau uit, omdat de prestaties dan per leerling kunnen worden onderzocht. Leerlingen zouden dan bijvoorbeeld omstebeurt in alle drie condities kunnen worden ingedeeld. Dit vergt echter erg veel tijd en inzet van de onderzoekers, de leerlingen en de scholen, waardoor dit vrijwel onmogelijk is om uit te voeren.

Ondanks dat er nu weinig resultaten zijn gevonden die de hypothesen bevestigen, is het wel degelijk erg belangrijk dat er vervolgonderzoek komt. De uitkomst bij de VMBO-leerlingen suggereert dat er wellicht toch een verband bestaat tussen de stereotypische uitspraken van politici en de leerprestaties. Het is zonde en onnodig dat allochtone leerlingen mogelijk negatieve gevolgen hiervan ervaren.

Literatuur

Bobo, L. (1999). Prejudice as group position: micro-foundations of a sociological approach to racism and race relations. Journal of Social Issues, 55, 445-472.

Bovenkerk, F. (2000). Over de Antilliaanse criminaliteit in Nederland en haar bestrijding. Delikt en delinkwent, 30(6), 557-582.

Centraal bureau voor de statistiek: Regionale kerncijfers Nederland (2011). Opgehaald op 27 mei 2011, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/

Centraal Bureau voor de Statistiek: Kinderen naar aanwezigheid ouders; leeftijd, herkomstgroepering (2012). Opgehaald op 31 januari 2012, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/

Collins, A.M. & Loftus, E.F. (1975). A spreading-activation theory of semantic processing. Psychological review, 82, 407-428.

COTAN: General aptitude test battery, GATB versie B 1002 B, 1971-1994 (2009). Opgehaald op 16 juli 2012, van http://www.cotandocumentatie.nl/

COTAN: Prestatie Motivatie Test (PMT) 2004 (2007). Opgehaald op 18 juli 2012, van http://www.cotandocumentatie.nl/

Crul, M., & Doomernik, J. (2003). The Turkish and Moroccan second generation in the Netherlands: divergent trends between and polarization within the two groups. International Migration Review, 37, 1039-1064.

Daal, M. (2004). Mi tesoro: Opvoedingsondersteuning aan Antilliaanse gezinnen in Zuid-Holland en Haaglanden. Gouda: JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding.

Dagevos, J., & Gijsberts, M. (2007). Jaarrapport Integratie 2007. Sociaal en Cultureel Planbureau. Opgehaald op 17 juli 2012, van

http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2007/

Deaux, K. & Lewis, L.L. (1984). Structure of gender stereotypes: interrelationships among components and gender label. Journal of personality and social psychology, 46, 991-1004.

Devine, P.G. (1989). Stereotypes and prejudice: their automatic and controlled components. Journal of personality and social psychology, 56 (1), 5-18.

Dijke, A. van, Hulst, H. van, & Terpstra, L. (1990). Mama Soltera: De positie van ‘alleenstaande’ Curaçaose en Arubaanse moeders in Nederland. Den Haag: Warray.

Dijker, A.J., Koomen, W., Van den Heuvel, H., & Frijda, N.H. (1996). Perceived antecedents of emotional reactions in inter-ethnic relations. British Journal of Social Psychology, 35, 313- 329.

Distelbrink, M., & Pels, T. (2008). Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van Antillianen (aanvulling op cahier 2008-4). Wetenschappelijk Onderzoek-

en Documentatiecentrum. Opgehaald op 3 mei 2012, van http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/

Garssen, J. (2004). Tienermoeders: recente trends en mogelijke verklaringen. Bevolkingstrends: statistisch kwartaalblad over de demografie van Nederland, 52(1), 13-22.

Ghorashi, H. (2006). Paradoxen van culturele erkenning. Management van diversiteit in Nieuw Nederland. Tijdschrift voor Genderstudies, 4, 42-53.

Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2004). Concentratie en wederzijdse beeldvorming tussen autochtonen en allochtonen. Migrantenstudies, (20) 3, 145-168.

Gijsberts, M., & Dagevos, J. (2009). Jaarrapport Integratie 2009. Sociaal en Cultureel Planbureau. Opgehaald op 17 juli 2012, van

http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2009/

Goderie, M., Steketee, M.J., Mak, J., & Wentink, M. (2004). Samenplaatsing van jongeren in justitiële inrichtingen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Gordijn, E.H., Koomen, W., & Stapel, D.A. (2001). Level of prejudice in relation to knowledge of cultural stereotypes. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 150–157.

Herweijer, L. (2009). Making up the gap: Migrant education in the Netherlands. Den Haag: The Netherlands Institute for Social Research.

Hulst, H. van (1997). Morgen bloeit het diabaas: De Antilliaanse volksklasse in de Nederlandse samenleving. Amsterdam: Het Spinhuis.

Hulst, H. van, & Bos, J. (1993). Pan I Rèspèt: Criminaliteit van geïmmigreerde Curaçaose jongeren. Utrecht: Onderzoeksbureau OKU.

Jennissen, R.P.W. (2009). Criminaliteit, leeftijd en etniciteit: over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van in Nederland verblijvende Antillianen en Marokkanen.

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Opgehaald op 31 januari 2012, van http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/

Jennissen, R.P.W., & Blom (2007). Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Opgehaald op 17 juli 2012, van http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/

Jordan, A.H., & Lovett, B.J. (2007). Stereotype threat and test performance: A primer for school psychologists. Journal of school psychology, 45, 45-59.

Karlins, M., Coffman, T. L., & Walters, G. (1969). On the fading of social stereotypes: Studies in three generations of college students. Journal of Personality and Social Psychology, 13, 1–16.

Katz, D. & Braly, K. (1935). Racial stereotypes of one hundred college students. The Journal of abnormal and social psychology, 30(2), 175-193.

Kiesner, J., Maass, A., Cadinu, M., & Vallese, I. (2003). Risk factors for ethnic prejudice during early adolescence. Social Development, 12, 288-308.

Lepore, L., & Brown, R. (1997). Category and stereotype activation: is prejudice inevitable. Journal of personality and social psychology, 72, 275-287.

Lipset, S. (1963). Political man: the social bases of politics. Garden City, N.Y.: Doubleday.

Metselaar, T (2005). Een zwarte of een witte school? Een onderzoek naar de opvattingen van ouders over etniciteit bij de keuze van een basisschool voor hun kind. Tilburg: Wetenschapswinkel Universiteit van Tilburg.

Massey, D.S., & Fischer, M.J. (2005). Stereotype threat and academic performance: New findings from a racially diverse sample of college freshmen. Du bois review, 2, 45-67.

NOS nieuws: Complete verkiezingsdebat gemeenteraad 2010 (2010). Opgehaald op 6 december 2011, van http://nos.nl/video/

NOS nieuws: VVD-fractievoorzitter Rutte over de CPB-analyse (2010-2). Opgehaald op 8 december 2011, van http://nos.nl/video/

NOS nieuws: PVV-leider Wilders over de CPB-analyse (2010-3). Opgehaald op 8 december 2011, van http://nos.nl/video/

Ostiana, G.D. (2007). Antilliaanse risicojongeren in Nederland. De rol van opvoeding bij

meervoudige problematiek (ongepubliceerde afstudeerscriptie, Universiteit van Amsterdam).

Praag, P. van (2002), ‘De LPF-kiezer: rechts, cynisch of modaal?’, in: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Jaarboek 2001, 96-116. Groningen: DNPP, Rijksuniversiteit Groningen

Prins, B. (2004) [2000]. Voorbij de onschuld: het debat over integratie in Nederland. Amsterdam: Van Gennep.

San, M. van, De Boom, J., & Van Wijk, A. (2007). Verslaafd aan een flitsende levensstijl: Criminaliteit van Antilliaanse Rotterdammers. Rotterdam: Risbo/EUR.

Shadid, W.A. (2007). Grondslagen van interculturele communicatie:studieveld en werkterrein. Alphen aan den Rijn: Wolters Kluwer.

Sniderman, P., Hagendoorn, L., & Prior, M. (2003). De moeizame acceptatie van Moslims in Nederland. Mens & Maatschappij, 78 (3), 199-217.

Spencer, S.J., Steele, C.M., & Quinn, D.M. (1999). Stereotype threat and women’s math performance. Journal of experimental social psychology, 35, 4-28.

Stangor, C., & Ford, T.E. (1992). Accuracy and expectancy-confirming processing orientations and the development of stereotypes and prejudice. European review of social psychology, 3, 57-

89.

Stangor, C., & Lange, J.E. (1994). Mental representations of social groups: Advances in understanding stereotypes and stereotyping. Advances in experimental social psychology, 26, 357-416.

Steele, C.M. (1997). A threat in the air. How stereotypes shape intellectual identity and performance.

American psychologist, 52, 613-629.

Steele, C.M. & Aronson, J. (1995). Stereotype threat and the intellectual test performance of African Americans. Journal of personality and social psychology, 69, 797-811.

Steele, C. M., Spencer, S. J., & Aronson, J. (2002). Contending with group image: The psychology of stereotype and social identity threat. In M. Zanna (Ed.), Advances in experimental social

psychology (Vol. 23, pp. 379–440). New York: Academic Press.

Stortelder, F, & Ploegmakers-Burg, M. (2008). De adolescentie als reorganisatiefase. Een integratie van neurobiologische, psychoanalytische en ontwikkelingspsychopathologische perspectieven. Tijdschrift voor psychotherapie, 34, 169-185.

Tajfel, H. (1981a). Social categorization, social identity and social comparison. In: H. Tajfel (ed.), Human groups and social categories (pp. 254-267). Cambridge: Cambridge University Press. Tajfel, H. (1981b). Social stereotypes and social groups. In: Turner, J. & Giles, H. (eds.) Intergroup behaviour (pp. 144-167). Oxford: Basil Blackwell.

Tajfel, H. & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W. G. Austin & S. Worchel (Eds.), The Social Psychology of Intergroup Relations. Monterey, CA: Brooks-Cole. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1986). The social identity theory of intergroup behavior. In S. Worchel & W. G. Austin (Eds.), The psychology of intergroup relations (pp. 7–24). Chicago, IL: Nelson- Hall.

Thienpont, K. (1999). In-group/out-group gedrag in evolutiebiologisch perspectief. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Vedder, P. (1998). Vaders. Vaderschap in cultureel perspectief: Antilliaanse vaders. Kind en Adolescent, 19, 148-153.

Vedder, P. (1995). Antilliaanse kinderen: Taal, opvoeding en onderwijs op de Antillen en in Nederland. Utrecht: Jan van Arkel.

Versteegh, E, & Westerhof, G.J. (2007). Wederzijdse stereotypen van jongeren en ouderen en hun relatie met zelfbeeld en zelfwaardering. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 38, 27-35. Wenar, C., & Kerig, P. (2000). Developmental psychopathology: From infancy through adolescence. New York: McGraw-Hill.

Westenberg, P.M. (2008). De jeugd van tegenwoordig! Universiteit Leiden: oratie.

Wijk, A.Ph. van, Bervoets, E., & Stol W.Ph. (2003). ‘Ik ben geen slechte jongen, ik doe alleen slechte dingen’: Een inventarisatie van de problemen rond Antillianen in Nijmegen. Den Haag: Elsevier.

Wren, D.G., & Benson, J. (2004). Measuring test anxiety in children: Scale development and internal construct validation. Anxiety, Stress, and Coping,17, 227-240.

Bijlagen

Bijlage 1 – Vragenlijst politiek

Conditie 1- Dhr. Wilders en stereotypische uitspraken

1. Antwoorden

In het filmfragment is Geert Wilders aan het woord, wie is hij?

A. Partijleider van de PVV

B. PVV- Fractievoorzitter in de Eerste Kamer

C. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties D. Programmaminister voor Wonen, Wijken en Integratie

2. Antwoorden

Welke maatregel stelt Geert Wilders in het fragment voor om de kosten van immigratie te verminderen?

A. De instroom van niet-Westerse allochtonen beperken B. Niet-Westerse allochtonen ondanks hun verblijfsstatus het land uit zetten

C. Ervoor zorgen dat niet-Westerse allochtonen een baan vinden

D. Niet-Westerse allochtonen zwaarder straffen voor criminaliteit

3. Antwoorden

Geert Wilders stelt Femke Halsema medeverantwoordelijk voor de

integratieproblemen. Welke reden noemt hij

niet?

A. Femke Halsema stemt toe dat er elk jaar 10.000 niet- westerse immigranten naar Nederland komen.

B. Femke Halsema heeft immigratie teveel toegelaten, waardoor er nu 20.000 asielzoekers in Nederland zijn. C. Femke Halsema draagt niet genoeg bij aan het zwaarder straffen van criminele allochtone Nederlanders.

D. Femke Halsema heeft het generaal pardon getekend, waardoor 25.000 allochtone Nederlanders de Nederlandse nationaliteit hebben gekregen.

4. Antwoorden

Waarvoor staat de afkorting PVV? A. Partij Vrijheid en Volk

B. Partij Van het Volk C. Partij Voor de Vrijheid D. Partij Volk Verenigd

Conditie 2- Dhr. Wilders en neutrale uitspraken

1. Antwoorden

In het filmfragment is Geert Wilders aan het woord, wie is hij?

A. Partijleider van de PVV

B. PVV- Fractievoorzitter in de Eerste Kamer

C. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties D. Programmaminister voor Wonen, Wijken en Integratie

2. Antwoorden

Welke bezuinigingen stelt Geert Wilders onder meer voor om het begrotingstekort tegen te gaan?

A. De AOW leeftijd verhogen en de hypotheekrente aftrek verminderen

B. Snijden in subsidies en ontwikkelingshulp

C. De AOW leeftijd verhogen en snijden in ontwikkelingshulp D. Snijden in subsidies en de hypotheekrente aftrek

verminderen

3.

Welk doel stelt de PVV met betrekking tot het begrotingstekort?

Antwoorden

A. Het begrotingstekort laten liggen omdat nieuwe generaties het eenvoudiger zullen kunnen oplossen

B. Twee kabinetsperiodes de tijd nemen om het begrotingstekort aan te pakken

C. Nederland sterker uit de crisis laten komen door het begrotingstekort in de komende kabinetsperiode aan te pakken D. Eerst verder onderzoek doen naar de oorzaken en pas dan het begrotingstekort aan pakken

4. Antwoorden

Waarvoor staat de afkorting PVV? A. Partij Vrijheid en Volk

B. Partij Van het Volk C. Partij Voor de Vrijheid D. Partij Volk Verenigd

Conditie 3- Dhr. Rutte en neutrale uitspraken

1. Antwoorden

In het filmfragment is Mark Rutte aan het woord, wie is hij?

A. Minister-president

B. VVD- Fractievoorzitter in de Eerste Kamer C. Minister van Buitenlandse Zaken Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

D. Programmaminister voor Wonen, Wijken en Integratie

2. Antwoorden

Welke bezuinigingen stelt Mark Rutte onder meer voor om het begrotingstekort tegen te gaan?

A. De AOW leeftijd verhogen naar 67 en bezuinigen op het onderwijs

B. De AOW leeftijd verhogen naar 67 en uitkeringen niet meer laten stijgen dan de prijsontwikkeling

C. Minder geld uitgeven aan de infrastructuur en bezuinigen op het onderwijs

D. Minder geld uitgeven aan de infrastructuur en uitkeringen niet meer laten stijgen dan de prijsontwikkeling

3. Antwoorden

Welk doel stelt de VVD met betrekking tot het begrotingstekort?

A. Twee kabinetsperiodes de tijd nemen om het begrotingstekort aan te pakken

B. Nederland sterker uit de crisis laten komen door het

begrotingstekort in de komende kabinetsperiode aan te pakken C. Het begrotingstekort laten liggen omdat nieuwe generaties het eenvoudiger zullen kunnen oplossen

D. Eerst verder onderzoek doen naar de oorzaken en pas dan het begrotingstekort aan pakken

4. Antwoorden

Waarvoor staat de afkorting VVD? A. Volk Verenigd in Democratie

B. Vrijheid, Volk, Daadkracht

C. Volkspartij voor Vrijheid en Democratie D. Volk Verenigd in Daadkracht

Stellingen voor elke conditie

5. Ik vind dat de politicus in het fragment Marokkanen discrimineert.

6. Ik vind dat de politicus in het fragment zich negatief uitlaat over Marokkanen. 7. Ik vind dat de politicus in het fragment Marokkanen benadeelt.

8. Ik vind dat de politicus in het fragment alle schuld aan Marokkanen toeschrijft.

Bijlage 2 – Vragenlijst uitspraken

Antwoordmogelijkheden

Past bij mij:

helemaal niet nauwelijks een beetje vrij goed helemaal

A B C D E

Jij op school

1 Ik weet zeker dat dit jaar alles op school wel zal lukken.