• No results found

6 De receptor: relatie tussen blootstelling en gezondheidsrisico’s

6.3 Het verkrijgen van een tolerantieverdeling

De huidige risicobeoordeling was tot nu toe niet gericht op het gebruik van informatie over de dosis- respons relatie en de daarmee af te leiden distributie van een gezondheidskundige grenswaarde. Eerder in dit hoofdstuk is beschreven dat een dosis-respons curve nodig is om op een nauwkeurige manier gezondheidskundige grenswaarden af te leiden. Met een dosis-respons curve kan tevens informatie over de onzekerheid in de dierstudie of de onzekerheid en de variabiliteit in de humane studie worden verkregen. Om een distributie van een gezondheidskundige grenswaarde af te leiden moet eerst het

biologisch relevante respons worden bepaald waaronder het effect als niet schadelijk kan worden

beschouwd. Dit kan alleen op basis van ‘expert judgement’.

Na het bepalen van een biologisch relevant effect en het verkrijgen van een dosis-respons relatie moet op basis van de gegevens een tolerantieverdeling worden afgeleid. In feite gebeurt dit op een

vergelijkbare wijze als de afleiding van de afleiding van een deterministische grenswaarde, alleen worden dan de distributies in onzekerheid en variabiliteit van data en ‘assessment factoren’

meegenomen. Voor een uitgebreide bespreking van het afleiden van de tolerantieverdeling beschrijft wordt verwezen naar:

 Van der Voet, H., W. Slob (2007) Integration of probabilistic exposure assessment and probabilistic hazard characterization. Risk Anal 27, 351-71.

 Bokkers, B.G.H. (2009) Extrapolation in human health hazard characterization: a probabilistic approach, ISBN 978-90-393-499-84, IRAS, Utrecht University, the Netherlands.

 Bokkers, B.G.H., M.I. Bakker, P.E. Boon, P. Bos, S. Bosgra, G.W.A.M. van der Heijden, G. Janer, W. Slob, H. van der Voet (2009) The practicability of the integrated probabilistic risk assessment (IPRA) approach for substances in food. RIVM report 320121001/2009, Bilthoven, the

Informatie waarmee de dosis-respons relatie en daarmee de tolerantieverdeling kan worden afgeleid zijn dier- dan wel humane studies. Voorwaarde is dat informatie over het verloop van de dosis-respons curve beschikbaar is en bij voorkeur de data van individuele dieren/mensen – informatie over het gemiddelde, de standaarddeviatie en het aantal dieren/mensen per dosisgroep kan eventueel ook. Het is mogelijk dat relevante dosis-respons reeds informatie aanwezig is, maar niet is gebruikt in de klassieke afleiding van een gezondheidskundige grenswaarde. Daarom is het aan te bevelen om de literatuur te herevalueren op deze informatie over de toxiciteit. Dit geldt uiteraard vooral voor stoffen waarvan de blootstelling de huidige triggers (grenswaarde) vaak overschrijden (zie Appendix 1), waardoor de kans op een gezondheidseffect op basis van de huidige systematiek niet is uit te sluiten. Gebaseerd op de aanname dat de gezondheidsrisico’s verwaarloosbaar zijn bij blootstellingen onder de

interventiewaarde, kan de interventiewaarde humaan worden gebruikt als trigger mits ook gevoelige situaties (wonen met moestuin, hoge grondwaterstand) mee worden genomen.

Indien de bestaande informatie over de dosis-respons relatie onvoldoende is, kan worden overwogen deze informatie te verkrijgen. Hierbij moet worden gekeken wat voor de betreffende situatie de meest effectieve en efficiënte manier is om de informatie te verkrijgen. Informatie kan worden verkregen door een toxicologisch of epidemiologisch gebaseerde benadering.

Over het algemeen zijn veel biologische responses wel meetbaar in dierstudies, omdat dieren na afloop van een experiment meestal worden geëuthaniseerd en weefsels kunnen worden onderzocht, wat uiteraard niet het geval is bij humane studies. Als responses op een niet-destructieve manier kunnen worden gemeten zijn studies bij mensen mogelijk. Echter, in niet-gecontroleerde laboratoriumstudies, zoals epidemiologische studies, is het bepalen van de hoeveelheid van een stof waar mensen aan zijn blootgesteld vaak lastig. Vooral het bepalen van de blootstelling gedurende een langere periode is moeilijk, al is het maar omdat mensen daarvoor vaak benaderd moeten worden. Daarnaast zijn er veel ‘confounding factors’ die het resultaat kunnen beïnvloeden, en waarvoor gecorrigeerd moet worden. Een causaal verband tussen de blootstelling en het betreffende effect kan daarom in veel gevallen niet worden aangetoond. De voordelen van epidemiologische studies is dat het om mensen gaat. Hierdoor is de ‘assessment factor’ om te corrigeren voor potentiële verschillen tussen mens en dier niet meer nodig. Kwalitatief goede humane epidemiologische studies waarbij een dosis-respons relatie kan worden gebaseerd op epidemiologische gegevens zijn dus schaars, maar in sommige gevallen wel aanwezig. Zo is er in een multicenter onderzoek (waar ook het RIVM aan deelnam) een dosis-respons relatie tussen de stressor blootstelling aan vliegtuiggeluid en cognitie afgeleid. Daarbij is gekeken naar de

verandering van het percentage kinderen met een (zeer) zwakke leestest bij een toename van het geluidniveau (Van Kempen et al., 2005). Blootstelling aan vliegtuiggeluid kan net als blootstelling aan stoffen gezien worden als een stressor die een gezondheidseffect teweeg zou kunnen brengen.

In geval van het gebruik van dierexperimentele gegevens als uitgangspunt voor de risicobeoordeling moeten enkele belangrijke aannames worden gemaakt. Overigens zijn dit dezelfde aannames die worden gemaakt in de klassieke risicobeoordeling. Belangrijkste aanname is dat een dier een goed model is voor de mens, en daarmee dat het kritische effect bij mens en dier gelijk zijn. Omdat dit niet met zekerheid is te zeggen moet hiervoor gecorrigeerd worden via de ‘assessment factoren’.

De voordelen van een toxicologische dierstudie is dat de studiecondities goed gecontroleerd zijn. Hierdoor is de blootstelling relatief goed bekend. Daarnaast zijn proefdieren vrij uniform en dus gecontroleerd, en zijn er zijn weinig confounding factors.

6.4

Overige aspecten die invloed kunnen hebben op de relatie tussen