• No results found

6 De receptor: relatie tussen blootstelling en gezondheidsrisico’s

6.1 Behoefte aan onderzoek naar de kwantitatieve inschatting van gezondheidsrisico’s

In hoofdstuk 6 gaat het erom hoe een bepaalde blootstelling kan worden vertaald naar mogelijke gezondheidseffecten en hoe gezondheidsrisico’s kunnen worden gekwantificeerd.

6.1

Behoefte aan onderzoek naar de kwantitatieve inschatting van

gezondheidsrisico’s

Op verschillende vlakken vindt onderzoek plaats waarin wordt getracht een kwantitatieve inschatting van gezondheidsrisico’s te maken als gevolg van blootstelling aan een stof of een andere stressor. Dit geeft aan dat dit vakgebied sterk in ontwikkeling is en dat wetenschappelijke vooruitgang in de toekomst is te verwachten. Bij beleidsmakers lijkt er behoefte te bestaan om dergelijke gegevens te (willen) gebruiken bij het nemen van beleidsbeslissingen. Het verdient daarom aanbeveling om de vorderingen op dit gebied bij te houden.

Uit de verschillende projecten blijkt dat het vaak lastig is de gezondheidsrisico’s te kwantificeren. Bij een probabilistische aanpak is het echter mogelijk in de resultaten weer te geven welke onzekerheden er zijn en welke het zwaarste wegen. Aan de hand van die resultaten kan dan aanvullende informatie worden gezocht of gegenereerd om de onzekerheid te verminderen (indien nodig).

Wat bij elke onderzoeksvraag speelt maar wat bij het kwantificeren van gezondheidsrisico’s in het bijzonder van belang is, is een duidelijke onderzoeksvraag. Met name de afbakening en het detailniveau dat is gewenst van de resultaten moet vooraf duidelijk zijn zodat het onderzoek op de juiste manier kan worden ingestoken.

Ter illustratie worden hieronder verschillende projecten genoemd waaraan door het RIVM in nationaal of internationaal verband is of wordt gewerkt. De hier genoemde projecten zijn illustraties, en

beschrijven niet alle internationaal lopende projecten en initiatieven.

Op welke wijze een probabilistische aanpak toegepast kan worden voor de risicobeoordeling van verontreinigde bodems kan het best worden uitgezocht aan de hand van een casestudie met een duidelijke, beleidsrelevante onderzoeksvraag. Hieruit zal blijken of de bestaande data en probabilistische aanpak voldoende zekerheid geven zodat beleidsmakers de resultaten kunnen gebruiken voor hun onderzoeksvragen, en of er nog aanvullende methodes ontwikkeld dienen te worden, of de probabilistische methode al direct toepasbaar is, of dat de onzekerheden eerst moeten worden verkleind voordat de resultaten bruikbaar zijn voor beleidsmakers.

6.1.1

Voorbeelden van onderzoek naar gezondheidsrisico’s in Europees verband

In het Europese project QALIBRA (‘Quality of Life – Integrated Benefit and Risk Analysis’) wordt onderzoek gedaan naar de verandering in incidentie van bepaalde effecten ten gevolge van een interventie, bijvoorbeeld meer vis eten. Daartoe zijn de gezondheidskundige voor- en nadelen van de consumptie van bepaalde voedingsmiddelen bepaald. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar de positieve effecten op de gezondheid van omega-3 vetzuren in vette vis, en de negatieve effecten van de

contaminanten dioxines en kwik die ook in vette vis zitten. Het RIVM is zowel betrokken bij de kwantificering van de positieve als de negatieve effecten.

In het Europese project INTARESE (‘Integrated Assessment of Health Risks of Environmental Stressors in Europe’) wordt beoogd de recente wetenschappelijke gegevens bijeen te brengen betreffende de voor- en nadelen voor milieu en volksgezondheid van een aantal stressoren. Deze stressoren zijn geluid, vochtigheid in huizen, klimaat, maar ook specifieke stoffen zoals

huishoudchemicaliën, landbouwchemicaliën, enzovoort. Uiteindelijk doel is het opleveren van een ‘toolbox’ als hulp voor het uitvoeren van een geïntegreerde Health Impact Assessment (HIA). In dat kader wordt binnen het RIVM gewerkt aan onder andere tolueen, formaldehyde en dibutylftalaat in het workpackage ‘household chemicals’. Ook wordt gekeken naar maatregelen op transportgebied en de invloed daarvan op luchtverontreiniging. In andere onderdelen wordt gekeken naar stressoren als klimaat, geluid, of stoffen als arseen en lood (contact bij het RIVM: A.G. Schuur).

Een ander Europees project waar wordt gewerkt aan methodieken om de effecten van beleidsscenario’s op gezondheidsrisico’s te schatten is HEIMTSA. HEIMTSA staat voor Health and Environment

Integrated Methodology and Toolbox for Scenario Assessment. Het RIVM is niet direct betrokken bij

HEIMTSA. Humane blootstelling via verschillende routes is geschat met behulp van scenario’s en probabilistische modellering, waarna gezondheidsrisico’s zijn geschat.

6.1.2

Onderzoek bij het RIVM gerelateerd aan kwantificeren van gezondheidsrisico’s

Het RIVM-project ‘Gezondheidsverlies door stoffen in non-food producten of gezondheidswinst door beleid’ in opdracht van het ministerie van VWS was gericht op het kwantificeren van de te verwachten gezondheidswinst van specifieke maatregelen voor chemische stoffen in een aantal

consumentenproducten (Schuur et al., 2008). Dit schept mogelijkheden om de effectiviteit van

genomen of nog te nemen beleidsmaatregelen te evalueren. Maatregelen waarvan de gezondheidswinst is geëvalueerd hebben onder andere betrekking op tolueen in lijm, vluchtige organische stoffen in verven en lakken, nitrosamines in spenen, ballonnen en cosmetica, acrylamide in cosmetica.

In de Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie zijn de kosten en de baten van bodemsanering zo veel mogelijk gekwantificeerd (Van Wezel et al., 2007). In deze MKBA zijn ondermeer de mogelijke gezondheidseffecten door blootstelling aan cadmium, lood en kankerverwekkende stoffen (met name benzeen), afkomstig van

bodemverontreiniginglocaties, in kaart gebracht. Het Milieu en Natuur Planbureau (MNP,

tegenwoordig PlanBureau voor de Leefomgeving (PBL)) concludeerde dat de gezondheidsbaten van sanering van alle spoed- en saneringslocaties met cadmium kan variëren van nihil tot enkele honderden vermeden kankergevallen per jaar.

Bodemsanering van alle spoed- en saneringslocaties met kankerverwekkende stoffen (exclusief cadmium) kan circa 80 vermeden kankergevallen per jaar opleveren. Het grootste deel van de winst wordt geboekt door de vermindering van blootstelling aan benzeen bij locaties met benzinestations en overige brandstoffen.

De sanering van alle spoed- en saneringslocaties met loodverontreiniging kan leiden tot

gezondheidsbaten door vermindering van de inwendige loodbelasting van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. De effecten van de huidige loodblootstelling, uitgedrukt als IQ-verlies, werden als aanzienlijk aangeduid.

In de MKBA-rapportage geeft het MNP/PBL aan dat de onzekerheden in de kwantificering van de gezondheidsrisico’s erg groot zijn. De onzekerheden zijn verder niet gekwantificeerd. Bij deze onzekerheden kunnen grofweg twee oorzaken onderscheiden worden. Enerzijds zijn er onzekerheden wat betreft de mate waarin de Nederlandse bevolking feitelijk aan stoffen afkomstig van de

bodemverontreiniginglocaties wordt blootgesteld, en hoeveel mensen dit betreft – het pad. Anderzijds zijn er onzekerheden in hoeverre de resultaten van buitenlands (epidemiologisch) onderzoek toegepast

kunnen worden op de Nederlandse situatie om de omvang van de gezondheidsrisico’s vast te stellen – de receptor.

Op basis van de MKBA-studie heeft het ministerie van VROM geconcludeerd dat de

gezondheidsrisico’s als gevolg van bodemverontreiniging niet uitgesloten kunnen worden, maar dat er grote onzekerheden bestaan met betrekking tot de kwantificering van die gezondheidsrisico’s.

Voor het VWA-project ‘Risicobeoordeling bij normoverschrijding’ is de toepasbaarheid van de geïntegreerde probabilistische risicobeoordelingsmethodiek in voeding (IPRA, Van der Voet en Slob (2007)), beoordeeld aan de hand van de blootstelling via voeding van vijf stoffen: cadmium,

organofosfaten, acrylamide en de mycotoxinen DON en T-2/HT-2 (Bokkers et al., 2009). Het gebruik van een probabilistische aanpak voorziet in meer inzicht in de fractie van de populatie met een gezondheidseffect waarbij de ernst van dat effect expliciet gedefinieerd is (bijvoorbeeld 5% lagere hematocriet, of 10% acetylcholine-esterase remming).

Deze studie onderstreept de noodzaak van een nauwe interactie tussen toxicologen,

blootstellingsexperts, risicobeoordelaars en beleidsmakers. Zij dienen overeen te komen voor welke populatie de risicobeoordeling wordt uitgevoerd. Verder vereist het vergelijken van

gezondheidsrisico’s van de blootstelling aan verschillende stoffen samenwerking tussen expertises. Het vergelijken van de risico’s voor gezondheid door verschillende stoffen kan bijzonder bruikbaar zijn om te bepalen voor welke stoffen vervolgstudies of risicobeheersingsmaatregelen het meest effectief zijn. In de gebruikte probabilistische risicobeoordelingsmethodiek kunnen bronnen van (kwantitatieve) onzekerheid worden geanalyseerd om inzicht te verkrijgen over hun relatieve bijdrage aan de totale onzekerheid in de resultaten van de risicobeoordeling. Deze informatie is zeer bruikbaar om te bepalen welke bron(nen) van onzekerheid kan worden aangepakt om de totale onzekerheid in de resultaten effectief te verminderen. Indien de onzekerheid in de resultaten kan worden gekwantificeerd, biedt dit aangrijpingspunten voor een goede risicocommunicatie.