• No results found

Het perspectief van de aanbieder: de vrijwilliger

2. De scholen Zij onderhouden het contact met de ouders en de kinderen en zorgen voor de betaling van het project Zij leren ook de kinderen wat zij in de speeltuin kunnen doen en gebruiken het voor

4.2.3 Het perspectief van de aanbieder: de vrijwilliger

Interview met Jo van Gelder (werkzaam bij Onderwijsbegeleidingsdienst Consent en als vrijwilliger actief in PR en ontwerpen/aanleggen van groene schooltuinen)

Ontstaan en aard van de samenwerking met groene speelschooltuinen

Jo van Gelder: “Ik ben betrokken bij de planning en aanleg van een natuurspeelplek voor peuters via mijn werk als onderwijsadviseur op peuterspeelzaal Taman Kanak Kanak in Maastricht. Ik geef scho- lingscursussen in een algemene ontwikkelingsmethodiek, genaamd ‘Speelplezier’, aan leidsters van peuterzalen en leerkrachten uit het basisonderwijs.

In deze cursus staat de algehele ontwikkeling van het jonge kind via spel en het opdoen van zoveel mogelijk ervaringen met materialen centraal. Dit alles kan slechts plaatsvinden indien het jonge kind in een uitdagende speelleeromgeving kan acteren. Een uitdagende leeromgeving is niet de volledig bete- gelde ‘speelplaats’, met een paar fietsjes en een bal, maar een plek waar kinderen vrij kunnen explore- ren en experimenteren met diverse materialen. Natuurlijke materialen zijn bij uitstek de materialen waarbij kinderen maximale ontwikkelingsgebieden aanspreken: taal, wiskunde, samenspel, sociale redzaamheid, muziek…. Denk ook aan respect voor de dieren die er leven in de tuin (insectenhotel, vogelhuisjes…).

Ik vernam de voornemens van de leiding om een natuurspeelplek aan te gaan leggen. Ik heb toen on- middellijk mijn hulp bij alle stappen van het project aangeboden, van planning (samen met Paul Jans- sen, CNME Maastricht), aanleg tot onderhoud (eventueel zelfs samen met de peuters!!)”.

Sterke/Zwakte analyse

Sterke punten

Van Gelder: “Kinderen en ouders ervaren plezier en verwondering in hun activiteiten met natuurlijke materialen (water pompen, water laten stromen, water zakt weg…. en de dieren die in deze omgeving leven (observeren van spinnetjes, torretjes, wormen…), de natuurlijke kennis die kinderen opdoen bij het buitenspel (wiskunde, taal, redeneren, creativiteit…). Kinderen leren respect en verwondering voor de natuur. Kinderen ontwikkelen hun sociale competenties (samen een zware kei verplaatsen…). Kin- deren ontwikkelen een positief zelfbeeld, worden hierdoor assertiever. Kinderen hebben veel minder ruzie omdat er voor iedereen iets te doen is. Ten slotte worden kinderen ook fysiek meer resistent naarmate ze meer buiten vertoeven (minder verkoudheden, minder middenoor-ontstekingen)”. Minder goede punten

Van Gelder: “De mogelijkheid bestaat dat kinderen zich wel eens pijn kunnen doen, lichte verwondingen oplopen en dergelijke. Goede voorlichting, communicatie (visie) en duidelijke afspraken met betrokken ouders zijn vereist. Dit gebeurt m.i. niet altijd voldoende. Daarnaast speelt gevoeligheid voor vanda- lisme en de gevolgen daarvan een rol. Een ander punt is dat je bij peuters en kleuters min of meer weersafhankelijk bent voor het buitenspelen. Ten slotte vergt het onderhoud van de tuin een bepaalde discipline”.

Benodigde competenties

Van Gelder: “Competenties die ik nodig heb zijn het inzicht (willen) hebben in de rijkdom aan uitdagen- de prikkels die een natuurlijke omgeving te bieden heeft, sensitiviteit in wat kinderen boeit en hoe je deze kunt stimuleren, inzicht hebben in de algehele ontwikkeling van kinderen. Denk aan meervoudige intelligentie, inzicht in de waarde van natuurlijke elementen in relatie tot de ontwikkeling van kinderen en ten slotte respect hebben voor de natuur en de waarde die deze heeft voor eenieder, specifiek voor jonge kinderen”.

Kansen voor opschaling

Van Gelder: “Ik zie een aantal mogelijkheden voor de opschaling van Groene schooltuinen.

Een speciale taskforce zou de behoefte aan aanleg van natuurlijke schooltuinen in verschillende delen van Nederland kunnen inventariseren en in een rapport in kaart brengen en een plan kunnen formule- ren hoe je op verschillende plaatsen pilots zou kunnen uitzetten. In de taskforce zouden het CNME Maastricht, onderwijskundige ervaringsdeskundigen, mensen met oog voor de financiële kant, mensen met veel management/organisatorische kennis, mensen van overheid/provincie (indien je van verschil- lende provincies uitgaat en anders gemeentelijke overheid) en mogelijk de VNG als samenwerkings- verband moeten plaatsnemen. De taskforce zou op zoek moeten gaan naar enthousiaste partners, mensen met liefde voor de zaak, mensen die bereid zijn er persoonlijke energie en tijd in te steken en een eigen netwerk hebben, communicatief sterk zijn en doorzettingsvermogen hebben. Fondsen kun- nen worden aangeschreven als Rotary of Lions Club. Er moet eveneens worden gezocht naar mensen van de publieke media, kranten en TV en van vakbladen, die het idee in de media uitdragen. Ik zou zelf bereid zijn, mits er uren voor beschikbaar staan, in deze taskforce zitting te nemen en zelfs hiervoor een dag minder te gaan werken.

Ten tweede kan er een symposium voor schoolbesturen en besturen van peuterspeelzalen worden ge- organiseerd waarbij er in de middag workshops worden gehouden en deze mensen ook echt materiaal kan worden getoond, zoals via filmbeelden van de groene locaties.

Schoolbesturen en ouders moet worden uitgelegd wat de meerwaarde van de tuin is en delen in de vi- sie van het hebben van een tuin. Het moet ook passen binnen de visie van de school. Er is een verzuil- de structuur van katholieke-, openbare-, jenaplan- en montessorischolen. Dit is gebaseerd op

verschillende opvattingen over de ontwikkeling van kinderen. Een groene schooltuin kan deel uitmaken van de visie van al deze zuilen. Op dit moment is er nog geen verspreiding via deze schoolstructuren. Maar dit zou wel goed kunnen. Bij Steps begint de aandacht voor opschaling wel te komen, er is wel animo voor. Dit kan verder gestimuleerd worden.

Ten derde zouden er schooltuincoördinatoren aangesteld kunnen worden. Per school is tenminste een coördinator nodig. De leerkrachten en leidsters moeten er ook allemaal achterstaan”.