• No results found

Dit hoofdstuk kan gelezen worden als een kort historisch overzicht van de internationale receptie van West-Centraal-Afrikaanse etnografica. Dit gebied van Afrika staat centraal omdat het de verzamelbron vormde voor de etnografische collecties die in de vijf Nederlandse musea in Haarlem, ’s-Gravenhage, Rotterdam, Leiden en Amsterdam aan het eind van de negentiende eeuw binnenkwamen. Men rekende in deze periode dit hele kustgebied tot Bas-Guinée, South-Guinea of Beneden-Guinée. In de belangstelling die

in het bijzonder ontstond voor de cultusbeelden neemt Gabon een belangrijke plaats in. Veel informatie over de receptie van etnografica is afkomstig van enkele auteurs die in dit gebied rondreisden.

De opzet is om een indruk te geven van de groei in de belangstelling voor etnografische voorwerpen uit dit gebied en de impact die deze op de Nederlandse

musea moet hebben gehad. De reisverslagen worden doorgenomen aan de hand van de volgende vragen:

• Welke kenmerkende uitspraken zijn in de loop van de jaren gedaan over

inheemse gebruiksvoorwerpen en in het bijzonder de categorie cultusbeelden?

• Welke stadia zijn in de receptie te onderscheiden?

In de conclusie zal worden bekeken hoe zich de oordelen van enerzijds de reizigers en anderzijds de handelsagenten tot elkaar verhielden, vooral ten aanzien van de cultusbeelden. En tevens of er sprake was van consensus in hun oordeel over bepaalde objecten. Mogelijke redenen of oorzaken van die groei in aandacht komen ook aan het eind van dit hoofdstuk aan de orde.

Vóór 1855

Deze paragraaf behandelt de aandacht die internationaal aan West-Centraal-Afrikaanse etnografica geschonken werd. Informatiebron vormen de verslagen van Engelse, Amerikaanse, Duitse en Franse reizigers die op hun tocht de gebieden en de bevolkingsgroepen die ze passeerden in kaart wilden brengen. Aan de hand van wat daaraan voorafging zullen we de periode 1855-1885 bereiken. Feitelijk wordt de belangstelling voor de West-Centrale voorwerpen gemeten zoals die vanaf circa 1850 door de jaren heen is gegroeid en uiteindelijk uitmondde in de verwervingen vanaf de jaren

zeventig ten behoeve van de Nederlandse musea. We gaan op zoek naar opmerkingen die getuigen van een etnografische belangstelling én vooral naar afbeeldingen van voorwerpen, die blijk geven van bijzondere aandacht. Twee soorten van teksten zullen in de conclusie worden vergeleken: die van de twee handelsagenten, Kerdijk en Zwier, en die van de reizigers die een andere lezersmarkt bedienden. Hoewel dit twee verschillende soorten van bronnen zijn vullen ze elkaar in belangrijke mate aan wat betreft informatie over de groei van de etnografische belangstelling. Ze helpen ons bij het onderzoek naar de wijze waarop West-Centrale gebruiksvoorwerpen bij westerse reizigers, waartoe ook handelsagenten behoorden, meer en meer in de belangstelling kwamen te staan, tot het moment waarop musea in Nederland tot het verzamelen overgingen.

In de perioden vóór en tijdens dat langdurige proces van stopzetting van de slavenhandel heeft het West-Centraal-Afrika nooit ontbroken aan de belangstelling van reizigers. Begin negentiende eeuw baanden ontdekkingsreizigers als Tuckey, Alexander en Bowdich zich achtereenvolgens in 1815, 1825 en 1828-1830 een weg door voordien nog nooit door een westerling bevaren of betreden gebieden. Tuckey merkte dat de vele cataracten van de rivier de Congo al op een afstand van 300 kilometer van zee begonnen en het woestijnachtige binnenland van het noordwesten van Zuid-Afrika was voor Alexander op een andere manier weer nauwelijks te bereizen. Merkwaardig genoeg hadden zij het niet over de verdwijnende slavenhandel en voorzover ze de volkeren die ze op hun weg tegenkwamen beschreven, werden alleen enkele bijzonderheden genoemd die aspecten van hun zeden en gewoonten betroffen.

In de achttiende eeuw verscheen een rij van reisverslagen waarvan de gegevens tot diep in de negentiende eeuw nog gebruikt werden.75 Met de reizen die vanaf eind

75 Voorbeelden zijn: John Green (compiler), A new general collection of voyages and travels, consisting of the most esteemed relations, which have hitherto been published in any language: comprehending everything remarkable in its kind, in Europe, Asia, Africa, and America ... also the manners and customs of the several inhabitants,

London, 1732. John (eig. Jean) Barbot, A Description of the Coasts of North and South-Guinea; and of Ethiopia Inferior, vulgarly Angola: Being a New and Accurate Account of the Western Maritime Countries of Africa. In Six Books. With an Appendix, being a General Account of the First Discoveries of America, London, 1732 (Engelse

vertaling) 4 delen, waarvan liefst twee gewijd waren aan West- en West-Centraal-Afrika: Vol. 2. ‘Voyages and travels along the western coast of Africa, 1637-1735; Voyages and travels to Guinea and Benin, 1666-1726; Description of Guinea’. Vol. 3. ‘Voyages and travels to Guinea, Benin, Kongo and Angola; Description of Loango, Kongo, Angola, Benguela, and adjacent countries; Description of the countries along the eastern coast of Africa’. Barbot was ‘agent-générale’ van de Compagnie Royale de l’Afrique, de

grootste Franse handelsmaatschappij aan de westkust in de late zeventiende eeuw, en maakte vele reizen langs de Ivoor-, Goud- en Slavenkust van West-Afrika. Zijn verslagen werden beschouwd als een waardevolle referentie voor de handel en gingen gedetailleerd in op ‘trade opportunities’ and ‘African commercial practices’, maar besteedden ook aandacht aan de cultuur, dat wil zeggen de zeden en gewoonten, politiek en religie van de volkeren waarmee hij in aanraking kwam. Verder: Jean Grasset Saint-Sauveur, Encyclopédie des voyages, contenant l’abrégé historique des moeurs, usages, habitudes domestiques,

jaren veertig zouden beginnen en die uitmonden in de verslagen in de jaren vijftig lijkt een nieuw tijdperk te zijn aangebroken. Niet alleen nemen de ontdekkingsreizen een veel grotere vlucht dan voorheen, maar het zijn vooral de volkenkundige aspecten die in de verhalen steeds meer aandacht krijgen. In vergelijking met de achttiende eeuw was er een veel omvangrijker lezerspubliek, dat meer dan ooit geïnteresseerd was in nieuwe feiten over verre volkeren. De aandacht in de reisliteratuur voor volkenkundige zaken kan overigens niet alleen uit de groei van het lezerspubliek verklaard worden. Internationaal was er sprake van een globaliseringtendens, die een toenemende internationale handel en politiek tot gevolg had. Ook in de Afrikaanse ontdekkingsreizen speelde het element ‘handelsbelangen’ direct een rol. Dit betreft echter weer een ander aspect van de reisliteratuur dat slechts zijdelings in dit onderzoek aan de orde kan komen.

In zijn publicatie Out of our Minds uit 2000 brengt Johannes Fabian naar voren

dat de negentiende eeuwse ontdekkingsreizen als een voorzetting beschouwd kunnen worden van die uit de achttiende en ook zeventiende eeuw.76 Ook voor de negentiende eeuwer werd dat wat Cavazzi en Pigafetta in de zeventiende eeuw aan gegevens van hun reizen meebrachten en dat wat Olfert Dapper in die eeuw naar aanleiding van de verslagen van anderen schreef inderdaad beschouwd als belangrijk voorbereidend werk. Alle reizen die naar Afrika gemaakt waren, zelfs in de oudheid, werden door de tijden heen opgevat als een grote doorgaande beweging naar die in de eigen tijd. In de eind jaren veertig van de negentiende eeuw gepubliceerde overzichten van Tardieu en Hoefer werden deze reisverslagen vanaf de zestiende eeuw geciteerd. Zoals we hieronder zullen zien beschouwde ook Winwood Reade in 1874 deze zestiende- en zeventiende-eeuwers als contribuanten aan The African Literature.

West-Afrika werd hét toneel van de ontdekkingen, waar de westerse wereld op zat te wachten. Onder de veelzeggende titel The World in Miniature verscheen ‘Africa’ in vier

kleine deeltjes met alleen een jaarvermelding (1821 en 1822) op de veelal ingekleurde afbeeldingen. De inhoud werd als volgt beschreven: ‘Containing a description of the Manners and Customs, with some Historical Particulars of the Moors of the Zahara, and of the Negro Nations between the rivers Senegal and Gambia, edited by Frederic Shoberl, printed by R. Ackermann’. De boekjes waren een onderdeel van de veel uitgebreidere serie The World in Miniature in 43 delen, die tussen 1820 and 1828 bij de Londonse uitgever Rodolphe

religions, fêtes, supplices, funérailles, sciences, arts, et commerce de tous les peuples: leurs habillements civils, militaires, religieux et dignitaires, dessinés d’après nature, gravés avec soin et coloriés à l’aquarelle, Paris, 1796. Als

speciale onderwerpen worden genoemd: ‘Royaume de Loango, Royaume de Congo, Anzikos, Jaggas, Hottentots, Namaquas’. Begin negentiende eeuw verscheen Pinkerton’s New General Collection of Voyages and Travels in ruim 20 delen, met ‘Africa’ in deel 3 (1807).

Ackermann werd gepubliceerd. ‘Africa’ was de tweede set die werd uitgebracht na ‘Illyria and Dalmatia’. Deze Engelse serie werd geacht ‘to increase the store of knowledge concerning the various branches of the great family of Man, not only for adults, but also keeping in

view the instruction and amusement of the juvenile student.’ 77

Geografische ontdekkingen hadden in de loop van enkele eeuwen ook

volkenkundige ontdekkingen met zich meegebracht. Andersom lijkt de interesse voor de nieuw ontdekte volkeren in de negentiende eeuw in de publieke aandacht gelijk op te gaan met de aandacht voor de geografische ontdekkingen, zoals de brandende vraag waar de bronnen van de Nijl zich bevonden. De loop van de rivier de Zambesi was een goede tweede in de aandacht en voor het invullen van de witte plekken (waaruit meer dan 80% van het Afrikaanse binnenland nog bestond) groeide de aandacht naarmate er meer publicaties in de westerse wereld het licht zagen.

De interesse voor aardrijkskundige ontdekkingen vond haar neerslag in de geografische genootschappen, die vooral in Engeland en Frankrijk eind achttiende eeuw werden opgericht en initiatieven ondernamen om de wereld te bereizen en haar in kaart te brengen, met meer en meer per regio de bijbehorende volkeren. Beide - reizigers en organisaties - vormden de katalysator voor de ontdekkingstochten die als belangrijkste doel de vermeerdering van kennis hadden. Soms liet de naam van een organisatie niets aan duidelijkheid te wensen over, zoals in geval van The Assocation for promoting the discovery of the interior parts of Africa, die rond 1810 een periodiek met haar

Proceedings uitgaf.78

Missionarissen waren er al vanaf de zestiende eeuw in dit gebied. Hoewel het rond 1830 langs de hele Westkust van Senegal tot aan Kaapstad krioelde van de posten met vooral Franse, Amerikaanse en Duitse missionarissen en zendelingen verschenen echter nauwelijks publicaties met ervaringen en wederwaardigheden of beschrijvingen van de plaatselijke bevolking. Hoewel zij allen onvermijdelijk over veel kennis van de plaatselijke bevolking beschikt moeten hebben, zag tot in de tweede helft van de negentiende eeuw slechts een tiental publicaties van hun hand het licht.79 Na Abbé

77 Deze uitgave over Afrika kwam iets eerder uit dan die van de geograaf Carl Ritter, die in 1822 het deel over Afrika publiceerde in de tweede druk van de reeks Die Erdkunde im Verhältnis zur Natur und zur Geschichte des Menschen…(Berlijn, 1822-1859).

78 Deze vereniging wordt vermeld in: L’Univers, Histoire et Description de Tous les Peuples etc….1847: 252.

79 Voorbeelden zijn : Giovanni Francesco da Roma, Breve relatione del successo della missione de Frati Minori Capuccini del Serafico P.S. Francesco al regno del Congo…, Roma, 1648; F. Pigafetta, Relatione del Realme di Congo et delle Circonvicine Contrade…, Roma, 1591; G.A. Cavazzi, Istorica descrizione de’ tre’ regni Congo, Matamba, et Angola situati nell’ Etiopia inferiore occidentale e delle missioni apostoliche esercitateui da religiosi Capuccini, accuratamente compilata dal P. Gio. Antonio Cavazzi da Montecuccolo, sacerdote capuccino il quale vi fu’ prefetto e nel presente stile ridotta dal P. Fortunato Alamandini da Bologna predicatore dell’ istesso ordine...,

Proyart die een belangrijk document achterliet over West-Centraal-Afrika dat in 1776 onder de titel Histoire de Loango et Cakongo, et autres royaumes d’Afrique verscheen

kwamen de zendeling Casalis en de zendelingen Moffat80, Alexander81 en de hier nog te behandelen Wilson en Scott met hun publicaties. Een Franse missionaris zoals Abbé Lafitte met de publicatie Le Dahomé uit 1873 past ook binnen deze traditie van

incidentele verslagen waarin vanuit een geloofsvisie een bijdrage aan de geschiedenis van het missiewerk werd verricht met vermelding van bijzonderheden over de contacten die ze als zendeling met de locale bevolking hadden. De missionaire afkeer van alles wat maar te maken had met de geloofsuitingen die men moest bestrijden moet hen tot het eind van de negentiende eeuw ervan weerhouden hebben om rituele voorwerpen mee te nemen naar het vaderland.82

Pas tegen het eind van de negentiende eeuw worden door de missionarissen Weeks en Holman Bentley83 de plaatselijke zeden en gewoonten met meer interesse bekeken en zien belangrijke publicaties van hun hand het licht. In hun uitgebreide publicaties was meer ruimte voor distantie tussen de eigen geloofsovertuiging en die van de inheemse bevolking. Volgeschreven met gedetailleerde etnografische notities over verschillende Congolese volken passen hun verslagen in de meer wetenschappelijk-etnologische aanpak die in die tijd van zich liet spreken. Van de kant van de missie werd daarmee een belangrijk aandeel geleverd in de kennis van de zeden en gewoonten in Afrika’s West-Centrale deel. Dankzij dit missionaire onderzoek én ander onderzoek

Inferiore Occidentale, Venezia, 1712; en het verslag van een monnik, Un Cappuccino ne ll’Africa nera del seicento, die Bassani herpubliceerde in Quaderni Poro uit 1987.

80 In Zuid-Afrika verbleven vele missionarissen en zendelingen. Enkelen onder hen lieten al in de eerste helft van die eeuw publicaties uitkomen waarin ook illustraties van gebruiksvoorwerpen waren opgenomen. (Jean-) Eugène Casalis, Les Bassoutos ou vingt-trois années d’études et d’observations au sud de l’Afrique, Paris, 1841 ; Robert Moffat, Missionary Labors and Scenes in Southern Africa, London 1842. Korte

inhoudsopgave: ‘The preliminary chapters deal with opinions of the author on the origin of the Hottentots, and gives a synopsis of the early work of the London Missionary Society in South Africa. The volume gives a valuable account of mission work among the Bechuanas, with notes on the customs of the natives, and a description of the earlier travels of the author.’

81 James Edward Alexander, Extensive Description of present Namibia. An Expedition of Discovery into the interior of Africa, through the hitherto undescribed countries of the great Namaquas, Boschmans and Hill Damaras…,

Londen, 1838.

82 In zijn overzicht van Afrikaanse voorwerpen die tussen 1400 en 1800 in Europese collecties zijn terecht gekomen noemt Bassani (2000) geen enkel voorbeeld, behalve de twee zeventiende eeuwse beeldjes in het Musea Pigorini te Rome die in de inleiding hierboven zijn genoemd.

83 John H.Weeks, Among the Primitive Bakongo. Experiences, Impressions, and Adventures during a Thirty Years’ sojourn amongst the Boloki and other Congo Tribes with a Description of their curious Habits, Customs, Religion, & Laws, London, 1913; Holman Bentley, Pioneering on the Congo, The Religious Tract Society, Oxford,

1900. Auteur en Missionaris van de Baptist Missionary Society. Hij verbleef meer dan twintig jaar in

het Congogebied, stelde The Dictionary and Grammar of the Kongo Language op en vertaalde het Nieuwe

- vooral dat van Dennettt die vanaf 1879 jarenlang aan de Loangokust aantekeningen maakte84 - was de etnografische wetenschap met betrekking tot dit deel van Afrika (de kuststrook van Gabon tot onder Benguella) al rond 1900 zo ontwikkeld dat de huidige wetenschap nog grotendeels van die gegevens afhankelijk is, omdat die zeden en gewoonten geschiedenis waren geworden. Andere onderzoekers, vooral Karl Edvard Laman trokken door Congo om taalkundige bronnen te verwerken uit de West-Congolese voertaal, het ‘Kikongo’.85 Deze bronnen werden door anderen als Wyatt MacGaffey voor studies gebruikt die de afgelopen twee decennia over dit deel van het Afrikaanse erfgoed zijn verschenen.86

Tegelijkertijd met de missionarissen streken ook handelsagenten daar aan de kust neer. Ze verstrekten informatie die voor de wetenschap relevant kon zijn, niet zozeer door over hun verblijf te publiceren als wel door (zoals in geval van de verzamelende Nederlandse handelsagenten) het aanleveren van gegevens die voor de musea voor de bewerking van de objecten relevant waren.87 De wetenschap was in hoge mate afhankelijk van wat de reizigers aan gegevens op ontoegankelijke plekken opdiepten.

Voor de in dit onderzoek relevante onderwerpen zullen we ons hier beperken tot dat wat het voor die tijd unieke project L’Univers, Histoire et Description de tous les peuples, de leurs religions, moeurs, coutumes, etc.… met zijn publicaties over de volkeren der aarde

heeft opgeleverd. Wat betreft West-Centraal-Afrika biedt deze publicatie een overzicht van de stand der volkenkundige wetenschap. In de twee delen die en West-Centraal-Afrika behandelen wordt verscheidene keren het verschijnsel ‘des fétiches’ aan

de orde gesteld. Er worden ook enkele woorden besteed aan cultusbeelden. Deel IV van de reeks L’Univers…dat als subtitel heeft ‘Sénégambie et Guinée, par M. Amédée Tardieu…Nubie, par M. S. Cherubini et Abyssinie…, par M. Noel Desvergers’

uitgebracht door de uitgever Firmin-Didot Frères uit 1847 beschrijft per regio het land, welke volkeren er leven, hun geschiedenis en welke (handels-) contacten er al

84 R.E. Dennettt, At the Back of the Blackman’s Mind or Notes on the Kingly Office in West Africa, London, 1906.

85 K.E. Laman, The Kongo. Studia Ethnographica Upsaliensia IV (1953), VIII (1957), XII (1962), and XVI

(1968). Laman’s manuscripten werden samengesteld tijdens zijn veldonderzoek in de Congo tussen 1891 and 1919, en pas later in een oplage van 500 gedrukt. Hij gaf een woordenboek uit: Dictionnaire kikongo-francais avec une étude phonétique décrivant les dialectes les plus importants de la langue dite kikongo.

86 Met name: W. McGaffey, Art and Healing, Minkisi from the Laman Collection, Stockholm, 1991 en Astonishment and Power, 1992.

87 De correspondentie tussen firma’s van de British African Merchants en Hatton and Cookson zou veel over het negentiende eeuwse Loango kunnen verduidelijken, zegt Dennettt. In dit bestek kon hier geen onderzoek naar gedaan worden. ‘But while missionaries and explorers have come and gone, it is an interesting fact that the only constant associates of the inhabitants of the country during the last century were the traders, so that when Mr. Stanley and M. de Brazza rediscovered and brought these parts once more within history, they found the traders long established.’ (1906: 2).

zijn om vervolgens aan te geven wat de verdere mogelijkheden voor de handel zijn in relatie tot de diverse locaties en de aard van de bevolking wat betreft haar gedrag, zeden en gewoonten. Wanneer ‘Sénégambie’ behandeld wordt, lezen we het volgende :

‘… A vingt cinq lieues au sud du cap Verga sont trois petites îles que l’on appelle îles des Idoles…(…)

Ce nom leur vint de ce que les Portugais en y abordant découvrirent des idoles de bois que les Nègres adoraient et appelaient Chinas.’ (Tardieu, 1847: 149)

In het hoofdstuk over Guinée wordt verteld hoezeer het volk der ‘Ashanti’ is

verslingerd aan de ‘fétiches’: ‘Là, comme sur toute la Côte d’Or, on attache une foule de

croyances superstitieuses aux fétiches qu’on achète des Maures….’88 Als we met Tardieu de

Westkust verder afzakken, worden steeds duidelijker voorbeelden van geloofspraktijken beschreven en komt dus ook ‘fétischisme’ meer ter sprake. In een citaat noemt Tardieu de verschillen in scarificaties (patronen van littekens) als één der belangrijkste, maar steeds verwaarloosde deelonderzoeken van ‘l’ethnologie africaine’. Van het volk de ‘Yéboûs’

wordt de godsdienst geanalyseerd, waarna Tardieu constateert dat ze eigenlijk over een pure vorm van godsdienst beschikken.89 We ontkennen misschien te gemakkelijk dat