• No results found

Hoofdstuk 3: Verantwoording van het onderzoek

3.2 Het onderzoek

Het praktijkonderzoek

Er is onderzoek gedaan onder verschillende mensen uit het werkveld. In bijlage 3 zijn de uitkomsten van het onderzoek te vinden. Het onderzoek bekijkt wat de wenselijkheid en haalbaarheid is van een (gedeeltelijk) gezamenlijke voorlichting. Er is intensief gezocht naar overeenkomsten tussen pleegzorg en adoptie en de beide voorlichtingen. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te weten of en in hoeverre er voldoende overeenkomsten zijn tussen pleegouders en adoptieouders. Zo kan er

gekeken worden of het wel of niet verstandig is om een gezamenlijke voorlichtingsvorm aan te bevelen.

De doelgroep van het onderzoek

Er is gekozen voor drie groepen die geïnterviewd worden. De eerste groep bestaat uit vier pleegouders en/of adoptieouders. Deze groep zal direct bij de mogelijke samenwerking tussen pleegzorg en adoptie betrokken zijn. Aspirant pleeg- en adoptieouders hebben de voorlichting ervaren en kunnen aangeven welke elementen uit de voorlichting aansluiten bij hun behoeftes en wat nodig is om het traject samen te laten gaan. Twee

pleegouderparen uit Noord-Holland zijn benaderd. Zij worden beiden begeleid door de William Schrikker Pleegzorg. Tijdens de gesprekken is naar voren gekomen dat beide pleegouders ook adoptieouders zijn. Daarnaast werden twee adoptiemoeders

geïnterviewd. Zij hebben de adoptievoorlichting doorlopen en werden gescreend door de Raad voor de Kinderbescherming om een kind uit het buitenland te mogen adopteren. De tweede groep van geïnterviewden bestaat uit zes hulpverleners die werken binnen de pleegzorg of adoptie. Zij kunnen in de interviews aangeven hoe zij een mogelijke samenwerking in de praktijk voor zich zien en waar ze belemmeringen verwachten. Misschien zijn er al samenwerkingsverbanden op het uitvoerende gebied. De visies van de betrokken instellingen zijn dan ook van groot belang. Er hebben twee Pleegzorgwerkers van de Voorziening voor Pleegzorg in Flevoland en twee van de William Schrikker Pleegzorg meegedaan. Van elke instelling heeft één van de pleegzorgwerkers een functie binnen de werving en voorlichting van (aspirant-) pleeggezinnen. De pleegzorgwerker werkzaam bij de Voorziening voor Pleegzorg in Flevoland voert binnen deze functie STAP-trajecten uit en geeft voorlichting. Verder hebben er twee pleegzorgwerkers

meegedaan die pleegouders tijdens de plaatsing van een pleegkind begeleiden. Om de hulpverlening rond adoptieouders bij dit onderzoek te betrekken zijn interviews bij de Fiom en de Raad voor de Kinderbescherming afgenomen. Vanuit de Fiom is er een medewerker geïnterviewd, die zich onder andere bezig houdt met de nazorg van adoptie. Bij de Raad voor de Kinderbescherming werken raadsonderzoekers aan de

gezinsonderzoeken voor adoptie. Eén van hen heeftaan het interview meegedaan. De derde doelgroep bestaat uit vijf verschillende hoogleraren en deskundigen op het gebied van pleegzorg en adoptie. De deskundigen kunnen het onderzoek aanvullen vanuit een breder perspectief. De deskundigen geven met hun kennis richting aan het debat rondom de eventuele samenwerking tussen pleegzorg en adoptie. Emeritus hoogleraar adoptie, René Hoksbergen, was bereid om mee te doen. Hij is verbonden aan de Universiteit Utrecht. Het is helaas niet gelukt om zijn opvolgster hoogleraar Femmie Juffer te interviewen. Tonny Weterings is senior onderzoeker en pedagoog aan de universiteit Leiden. Zij heeft verscheidene onderzoeken gedaan op het gebied van Pleegzorg. Verder werd de hoofdredactrice van het Adoptietijdschrift, Liliane Waanders benaderd. In verschillende artikelen uit dit tijdschrift zijn de overeenkomsten en de verschillen van pleegzorg en adoptie belicht. Ook bij Pleegzorg Nederland zit er veel expertise betreffende het vraagstuk tussen pleegzorg en adoptie. Janet Reukers van Pleegzorg Nederland is eveneens geïnterviewd. Inmiddels voert Pleegzorg Nederland bijeenkomsten uit in het voorlichtingstraject van de adoptie, waarin pleegzorg centraal staat. Dit betekent dat er een eerste stap is gemaakt naar een verdiepende samenwerking. Hannie van der Horst is coach van STAP-trainers en heeft voor stichting Op Kleine Schaal de STAP in Nederland geïntroduceerd. Ook zij is geïnterviewd. Verder werd een medewerker van de Stichting Adoptievoorzieningen benaderd. Het is niet gelukt een interview met een voorbereider van de SAV af te nemen.

Bestaande netwerken zijn gebruikt om in contact te komen met pleeg- en adoptieouders en met hulpverleners. Pleegzorgwerkers hebben binnen hun caseload gekeken naar pleegouders die bereid waren om aan een interview mee te doen. De beide adoptieouders zijn via het eigen netwerk benaderd. Deskundigen zijn per telefoon of per e-mail benaderd.

Het interview als onderzoeksmiddel

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een interview met een open karakter. Er is voor een kleinschalig, kwalitatief onderzoek gekozen, vanwege de beperkte hoeveelheid middelen om het onderzoek uit te voeren. Binnen dit onderzoek is het van belang dat er meer ruimte is voor diepgang tijdens de interviews, omdat het een onderzoek is naar relatief nieuwe informatie. Het is eveneens belangrijk dat er in de breedte wordt onderzocht en dat er gevraagd kan worden naar de verschillende visies van

ondervraagden. Er is gekozen voor interviews vanwege de mogelijkheid om door te vragen op de visies en ontwikkelingen. Dit is nodig omdat het om een relatief nieuw en actueel onderwerp gaat dat veel nieuwe ontwikkelingen kent. Het onderzoek is in mindere mate representatief vanwege de kleinschaligheid. Anderzijds zijn er mensen vanuit alle perspectieven ondervraagd, wat weer de representativiteit van het onderzoek vergroot. De interviews werden zoveel mogelijk „face-to-face‟ afgenomen. Dit was echter, gezien de volle agenda‟s van betrokkenen, niet voor alle uitgenodigde mensen voor het interview haalbaar. In deze gevallen is er voor gekozen om de mensen telefonisch te interviewen. Deze mogelijkheid werd in tweede instantie aangeboden, zodat er zoveel mogelijk

representanten van de verschillende groepen gehoord zouden worden. In dit aspect is het onderzoek wel representatief.

Er is een bepaald tijdsbestek waarmee rekening gehouden wordt. Hiernaast is ervoor gekozen om de interviewperiode van te voren vast te leggen, om de informatiestroom enigszins te beperken. Zo is de kans verhoogd dat het onderzoek op een van te voren bepaald moment kan worden afgerond. Dat is belangrijk, omdat er bij dit onderwerp continu nieuwe ontwikkelingen zijn.

De geïnterviewden hebben de vragenlijsten van te voren ontvangen, zodat zij zich hebben kunnen voorbereiden op het gesprek. Dit was voor het onderzoek noodzakelijk omdat er ook naar visies van instellingen is gevraagd en omdat de complexiteit van de vragen voorbereiding vereist.