• No results found

het Maerestraatduin (beheerplan Cabour – kaart 3a)

Het Maerestraatduin is momenteel een smal, niet beheerd duingedeelte op Belgisch-Frans grondgebied (± 1,4 op Belgisch grondgebied en 0,4 ha op Frans grondgebied; exacte grootte onduidelijk door onwe-tendheid over de precieze landsgrens, sinds het verdwijnen en verplaatsen van een aantal grenspalen), dat door een simpele verplaatsing van de afsluiting op de Belgisch-Franse grens naar de rand van Maerestraat één geheel kan worden met een gedeelte van fossiele duinen van Ghyvelde-oost, dat zich achter ‘La Dune aux Pins’ bevindt. Dit gedeelte (5,73 ha) zal eveneens door schapen begraasd worden.

Een Franse schaaphouder uit Ghyvelde is bereid zijn schapen op het grensoverschrijdende gebiedje te latren grazen. De budgetten hiervoor zijn reeds vastgelegd aan Franse zijde. Binnen deze budgetten is er ruimte en bereidheid om het begrazingsblok uit te breiden met de aangrenzende Belgische duinstrook tot bij de Maerestraat. Dit zou resulteren in een begrazingsblok van ongeveer 7 ha. De verbinding met

w v i | a p r i l ‘ 0 8 | g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n 

de rest van Ghyvelde, die door Haflingers begraasd wordt, is momenteel nog niet aan de orde. De re-alisatie van deze grensoverschrijdende begrazing wordt momenteel voorbereid. In overleg tussen ANB en de Conseil General du département Nord en met akkoord van de IWVA. Agentschap voor Natuur en Bos staat in voor de bouwvergunningsaanvraag aan Belgische zijde. De rest wordt gedaan door de Conseil General du Departement Nord. De exacte afbakening van de Frans-Belgische grens wordt best opgemeten door een landmeter. De juridisch-veterinaire implicaties van grensoverschrijdende begra-zing met schapen moet uitgeklaard worden. De Fransen zijn in principe bereid de schapen te bezorgen en te verzorgen. ANB dient zich evenwel hiermee akkoord te verklaren. Ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de afsluiting dient uitgeklaard te worden. De toekomstige verkeersvisie voor de Maerestraat dient met de gemeente verder uitgeklaard te worden.

De draad in het Maerestraatduin moet geplaatst worden op vijf meter van de Maerestraat, zodat in de resterende vijf meter een wandelpad kan aangelegd worden. Een systeem uniform aan het wandelpad rond de Ghyveldse fossiele duinen is aanbevolen omwille van de eenvormigheid. Om autoverkeer en parkeren in deze vijf meter-)strook tegen te gaan dienen kleine houten paaltjes aangebracht te worden.

De bestaande, verwaarloosde afsluiting van betonpalen en nauwelijks nog aanwezige draad dient hier verwijderd te worden. Ook de populieren die de aanleg van dit pad in de weg staan dienen hier verwij-derd te worden.

Er is sprake van de aanleg van een riolering langs de Maerestraat. Deze kan beter aan de west- dan aan de oostzijde van de weg aangelegd worden. De werken worden ook bij voorkeur gesynchroniseerd met de aanleg van het wandelpad.

2 g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n | a p r i l ‘ 0 8 | w v i

Foto. Het Maerestraatduin gezien vanuit de lucht. Het Maerestraatduin ligt tussen de Maerestraat (grij-ze, verharde weg op de foto) en de Belgisch-Franse grens (gemarkeerd door het zandig pad op de foto, evenwijdig met de Maerestraat, 2 cm rechts). Het duingebied onder de gebouwen van La dune aux pins (gebouwen met zwarte daken) is duidelijk gescheiden van het door Haflingers begraasde gedeelte van de fossiele duinen van Ghyvelde. Bemerk dat er nauwelijks stuivend zand in dit gedeelte voorkomt.

Foto Misjel Decleer, 2007

Deelgebied 3: akkers en weiden ten zuiden van de Cabourduinen (Jylweiden (incl. Cabourweg-weide) en Zuidmoerse hoek) (beheerplan Cabour – kaart 3a)

Ook de akkers, weiden en bosjes ten zuiden van Cabour (zie kaart 3a, deelgebied 3) zouden op ter-mijn grotendeels als één grote beheereenheid onder extensieve begrazing kunnen ingericht worden.

Momenteel is het eigendomsrecht echter versnipperd, en zijn enkel de Zuidmoerse hoek, de Jylweiden, de Cabourwegbosjes en de Cabourwegweide onder beheer van ANB (zie kaart 3b, deelgebieden 3b, 3d, 3e en 3f).

In dit gebied met een benaderende grootte van tweemaal 7 hectare kan al gestreefd worden naar twee extensieve begrazingsblokken. Omdat hier minder betredingsgevoelige vegetaties voorkomen dan in de Cabourduinen, omdat hier zowel droge als natte biotopen voorkomen en omdat de productie van deze percelen nog vrij hoog is, is het inscharen van zowel schapen, paardachtigen als runderen aange-wezen. Een veelheid aan soort begrazers leidt tot een grotere biodiversiteit. De runderen zijn wenselijk omwille van de natte biotopen, waarin trapgaten een gunstig effect hebben op pioniersoorten en voor het aankunnen van grote hoeveelheden biomassa. De paardachtigen zijn meer wenselijk voor de drogere terreinen, alsook voor de diversiteit in begrazing (korter afgegraasde plekken) en bieden ook uitwisse-lingsmogelijkheid met de Cabourduinen. De schapen zijn eveneens wenselijk voor de droge terreinen, de diversiteit in begrazing (selectiever grazen) en een eventuele uitwisseling met de Cabourduinen.

In dit gebied zijn twee olmenbosjes aanwezig, de zogenaamde ‘Cabourwegbosjes’, die eigenlijk uit-gegroeide houtkanten zijn. Op de kaart van 1840 zijn beide nog als houtkant aangeduid. Het meest oostelijke en mooiste olmenbosje, zou uitgespaard blijven van begrazing, omdat olm een door grazers té gegeerde soort is. Het meest westelijke olmenbosje mag meebegraasd worden. Het is zo dicht, en zo sterk door brandnetels in de ondergroei gedomineerd, dat hier geen al te grote begrazingsdruk

ver-w v i | a p r i l ‘ 0 8 | g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n 3

wacht wordt. Omdat de abelen in dit bosje echter explosief aan het uitbreiden zijn en niet door begrazing in stand kunnen gehouden worden, worden deze best eerst gekapt. De op twee verschillende manieren beheerde olmenbosjes (wél en niet begraasd) zijn interessante monitoringsobjecten. De resultaten van de monitoring kunnen richtinggevend zijn voor andere binnenduinrandbosjes.

Zowel in Jylweiden als Zuidmoerse hoek dringen zich ook weer verschillende inleidende beheersingre-pen op, vooraleer tot extensieve begrazing kan worden overgegaan.

In de Cabourwegweide is nog een differentiatie in de vegetatie te zien, die gerelateerd is aan de vroe-gere kadasterpercelen en verschillende beheersentiteiten. Een zuidelijk gelegen brandnetel-distelruigte kan best geplagd worden om te evolueren naar schraler grasland.

De Cabourwegweide en de aanpalende Jylweiden kunnen best nog enkele jaren gemaaid worden en pas daarna nabegraasd. Het maaien gebeurt volgens ANB op die plaats liefst door een landbouwer, zoals trouwens nu reeds gebeurd. Na deze initiële periode kan op jaarrondbegrazing overgeschakeld worden. Het precieze moment van overschakeling dient door monitoring vastegesteld te worden.

Foto. In de Cabourwegweide en de Jylweiden zijn de voormalige akkerpercelen mooist geëvolueerd.

De voormalige bemste weidepercelen daarentegen zijn sterk met brandnetels en distels begroeid, en kunnen best eerst nog een aantal jaar gemaaid worden met nabegrazing, vooraleer op een definitief begrazingssysteem over te schakelen. Foto Arnout Zwaenepoel, voorjaar 2007.

In de Cabourwegweide en de Jylweiden zijn er tevens mogelijkheden om extra poelen te graven en de bestaande op te schonen en uit te breiden. De ruderale vegetatie rondom de bestaande poel kan best een tiental meter in noordelijke en noordoostelijke richting afgegraven worden om de poel te vergroten.

De prikkeldraad rond deze poel zal verwijderd worden, omdat deze nog weinig zin heeft als er meerdere poelen gecreëerd worden en de begrazingsdichtheid vrij gering is. De extra poelen kunnen ondermeer aangelegd worden in de natte slenk gedomineerd door Fioringras en Geknikte vossenstaart, ten wes-ten van de bestaande poel (Jylweide) en in de ruderale zone wes-ten noordooswes-ten van de bestaande poel (Cabourwegweide). Ook verder oostelijk van de bestaande poel liggen nog voldoende ruderale plekken om nog enkele poelen te creëren. De aanleg van vijf nieuwe en één gerestaureerde poel in de Jyl- en Cabourwegweide moeten de levenskansen voor Kamsalamander aanzienlijk doen toenemen. Uiteraard

4 g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n | a p r i l ‘ 0 8 | w v i

worden hierbij amfibievriendelijke zwak hellende oevers voorzien. Bij het uitgraven moet ook rekening gehouden worden met de grens zoet-zout, zodat de poel zich uitsluitend vult met zoet water.

Tussen de twee olmenbosjes die zich in dit gebied bevinden komt een voormalige knotpopulierenrij voor. Deze populieren zijn jaren niet meer geknot en veroorzaken een verruiging in de kruidvegetatie, door de bladval en de lichtafname. De populierenrij kan best opnieuw geknot worden.

In de Jylweiden annex Cabourwegweide is momenteel nog geen vangkraal aanwezig. De aanleg op een discrete, maar handige locatie is aangewezen. Eventueel kan de vangkraal gecombineerd worden met het behoud van het voormalige wegtracé tussen de Cabourwegweide en de huisweiden van de Woestijhoeve. Dit wegtracé kan omheind worden als een quarantaineweitje. Op de weg zelf is in de loop der jaren heel wat stort terecht gekomen. Op een gedeelte ervan staat momenteel een mooie ruderale vegetatie van Mariadistel. Er wordt voorgesteld dit gedeelte ongewijzigd te laten. De rest van het weg-tracé (het meest zuidelijke gedeelte) is integraal door brandnetels overwoekerd. Hier kan het gestorte afval best verwijderd worden.

De oostelijk bij de Cabourwegweide aansluitende graslanden zijn momenteel quarantaineweiden van een slachthuis. De boerderij wordt verhuurd als woonhuis. Onmiddellijke perspectieven op verwerving zijn er niet, maar de visie bij eventuele verwerving van de weiden bestaat uit een uitbreiding van het Jyl-weide-begrazingsblok. Het opnieuw knotten van de populieren op de noordelijke rand, het extra graven van poelen en het heraanleggen van de ondiepe poel in deze weiden zijn aanbevolen.

Omdat de Zuidmoerse hoek gescheiden is door de Ringsloot (‘Ringslot’) en de Ringslotstraat, is een verbinding met de rest van de weiden ten zuiden van Cabour op korte termijn nog niet haalbaar. Mits veeroosters en een aangepaste verkeerssituatie voor de bewoners van de Ringslotstraat is een toe-komstig gemeenschappelijk beheer aangewezen. Onderhandelingen hierover moeten uitwijzen of dit ook realistisch is.

Aangezien de Zuidmoerse hoek in hoofdzaak een vochtig terrein is, opteren we hier liefst voor een com-binatie van paardachtigen en runderen. Actueel grazen hier uitluitend Konikhengsten. Voor schapen is de droge oppervlakte te gering. De runderen zijn wenselijk voor de trapgaten-milieus met Zilverschoon-verbondvegetaties, de paardachtigen zijn vooral wenselijk voor de inmiddels al kortgegraasde terreinen waar onder meer Gulden sleutelbloem gedijt, alsook voor de beperkte oppervlakte waar droog duinzand overheerst op vochtige zandige klei. Er wordt dan ook inscharing van enkele pony’s en runderen voor-gesteld. De precieze veedichtheid zal na monitoring en evaluatie van het beheer eventueel bijgesteld worden.

Het experiment om hier geen extra maaien van distels of brandnetels uit te voeren, wegens geringe impact op de landbouw, verdient verderzetting, maar wél monitoring. Indien de ruigtesoorten geleidelijk aan het veld ruimen, kan verder voor hoofdzakelijk procesbeheer geopteerd worden. Indien dit niet (vol-doende) het geval is, dient toch overwogen te worden om wat extra te maaien.

De ruige delen (meestal de voormalige weiden; de voormalige akkers blijken veel minder ruderaal) bieden ook weer potenties voor het graven van extra poelen, die de aanwezigheid van Kamsalamander kunnen bevorderen.

Voor de Zuidmoerse hoek is een aanpassing van de huidige irrigatiebeek wenselijk. Een inrichting als wachtkom, enigszins analoog aan de Wachtkom Molenhoek zou de oppervlakte aan vochtige biotopen kunnen doen toenemen. Hiervoor is echter intens overleg met de polder noodzakelijk. Een herinrichting met sluizen zou deze zone een groter gedeelte van het jaar natter kunnen houden. Minstens in de winter zou het water opgehouden kunnen worden, zodat het geleidelijk kan infiltreren. De sluizen zouden pe-riodiek kunnen geopend worden om het achterliggende polderland te irrigeren wanneer daar behoefte aan is. Ook een afschuining van het Langgeleed kan reeds de oppervlakte aan vochtige biotopen ver-hogen. Dergelijke maatregelen zullen zowel flora als in het bijzonder avifauna ten goede komen.

w v i | a p r i l ‘ 0 8 | g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n 

Foto. Voor de Zuidmoerse hoek is een aanpassing van de huidige irrigatiebeek wenselijk. Een inrichting als wachtkom, enigszins analoog aan de Wachtkom Molenhoek zou de oppervlakte aan vochtige bioto-pen kunnen doen toenemen. Foto Arnout Zwaenepoel, voorjaar 2007.

 g e b i e d s v i s i e e n b e h e e r p l a n | a p r i l ‘ 0 8 | w v i

Deelgebied 1: akkers en weiden ten noorden van Cabour (overdekt waddenlandschap)