• No results found

Het is verrassend hoe effectief er

In document De ondernemende burger (pagina 73-78)

De bewoners handhaven de huisregels zelf. Toen een overbuurman een feestje gaf met enig feestgedruis, werd een bewoner daarover zo kwaad dat hij een ei kapot gooide tegen het raam van de buurman. Custers: ‘De groep heeft hem er onmiddel- lijk uitgezet. Geen overlast veroorzaken voor de omgeving is een belangrijke regel. Dan schaad je het aanzien van de NuNN, en daarmee zet je het voortbestaan ervan op het spel. Dan is er geen twijfel.’

Als iemand er uitgezet wordt, is dat altijd voor een specifiek aantal dagen, in dit geval twee weken. Custers: ‘Iedereen krijgt altijd een nieuwe kans.’

Een ander voorbeeld van vaker voorkomende regelovertreding is handelen in medicijnen. Custers: ‘Soms is het best goed bedoeld. De een heeft nog wel valiums of seresta’s en de ander niet, en dan help je elkaar. Maar er is een regel en die moet je handhaven. Je moet consequent zijn, anders schep je precedenten.’ Ondersteu- ners helpen daarbij. Custers: ‘Wij houden hun dat voor. Voorafgaand aan de verga- dering en in de vergadering. De vrijwilligers vragen om advies.’

Agressie uiten wordt getolereerd zolang het bij schelden blijft. Geweld gericht op personen mag niet. Custers: ‘Bij klappen is het wegwezen. Verbaal uit je dak gaan is

ook ontregelend en zal zeker bespreekbaar gemaakt worden, maar dan blijft het bij een waarschuwing.’ Hij voegt eraan toe dat handhaving en elkaar sancties opleg- gen in de praktijk lastig is. ‘Ze kennen elkaar goed, ze moeten met elkaar verder, en dat maakt het moeilijk om elkaar te corrigeren.’

Op de vraag of de ondersteuners strenger zijn dan de daklozen, geeft Custers een indirect antwoord. ‘We spelen advocaat van de duivel. We zetten streng in en samen met de bewoners kom je in het midden uit.’ Hij constateert dat als het goed loopt in de groep, de lat hoger wordt gelegd. ‘Dat maakt het dan weer lastig voor nieuwe gasten, die zijn het samenwonen en de regels niet gewend. Die moet je wel een kans geven.’

Toegang

Ook de toegang is in handen van het vrijwilligersoverleg. De kandidatenlijst is geen wachtlijst in de zin dat de bovenste op de lijst het eerste binnenkomt. Als er een plek is, bekijkt de vergadering wie er mag komen: op grond van urgentie en wie er past. De intake gebeurt door vrijwilligers. Nieuwkomers wordt gevraagd naar stamge- gevens, inkomen, zorgverzekeraar, medicatie. Iedere man van 18 jaar en ouder is welkom, dat is het uitgangspunt. Verslaving of een psychiatrisch of crimineel verle- den is geen reden om iemand bij voorbaat te weigeren. Iedereen begint met een schone lei; het gedrag is wat telt, en dat moet blijken. Wel wordt er gevraagd naar middelengebruik. Custers: ‘Daar zijn nieuwkomers meestal niet open over, maar daar prikken ze onderling zo doorheen.’

Reguliere opvanghuizen zijn minder open, zegt Custers. ‘Die hebben regels en protocollen gericht op beheersbaarheid. Bij de NuNN krijg je een kans, op zijn beurt moet de dakloze verantwoordelijkheid nemen.’ Het gevolg is dat er in de NuNN mensen zitten die door hun (multi)problematiek bij de andere nachtopvang geen toegang krijgen. Als dat nodig is, krijgen ze bij de NuNN een buddy. Dat vereist de aanwezigheid van daklozen die stevig in hun schoenen staan, geeft Custers toe. Een van de overwegingen bij de toelatingsbeslissing is daarom het geheel van de groep op dat moment.

Groepen hebben altijd de neiging om uit te sluiten, om het eigen belang boven dat van onbekende nieuwkomers te stellen. ‘De neiging bestaat weleens om te zeggen: het gaat zo goed, nu even geen moeilijke gevallen erbij. Maar het omgekeerde gebeurt ook, dat de vrijwilligers zeggen dat er nu juist ruimte is voor een psychiatri- sche gast.’

De openheid van de NuNN zit ’m niet alleen in de toegang, zegt Custers, maar ook in het regime: ‘Wat hier kan, kan elders niet. Nieuwe gasten krijgen tijd en ruimte om te wennen. Daklozen die lang alleen op straat zijn geweest, hebben aanpas- singsproblemen. Als ze in een hoekje op de grond gaan liggen slapen, moet je ze hun gang laten gaan. In reguliere instellingen verplichten ze je in bed te liggen.’ Het gebouw heeft kamers met een, twee en drie bedden, en een met vier. Iedereen begint in die laatste, dan is er veel contact. Als er later elders een plek vrijkomt, wordt er gekeken naar de beste match en schuiven mensen door.

Logies in de NuNN kost 4,5 euro per dag of 140 euro per maand. Dat is inclusief warme maaltijd. De vrijwilligers doen de inning, uit dit geld worden de boodschap- pen betaald. De beroepskrachten beheren de pot; de uitvoering van dat beheer wisselt. Custers: ‘We sluiten aan bij de mensen en de kwaliteit van de groep. Het was de gewoonte tweemaal per week geld uit te keren voor boodschappen, maar toen het vermoeden ontstond dat ermee werd gesjoemeld, besloot de groep het boodschappengeld per dag uit te reiken.’ De taak werd bovendien aan iemand anders gegeven.

Bewoners vinden het niet prettig als ze aangesproken worden op hun gedrag, vertelt Custers. ‘Ze gaan in verweer, willen hun taak behouden. Dat zijn pittige gesprekken.’

Effectiever door meer regelruimte

De NuNN is goedkoper dan een reguliere instelling in Nijmegen. Daar kost een bed 25.000 euro per jaar, bij de NuNN is dat 6.000 euro (Nu leef je zelf, Trimbos-instituut 2012). Het verschil komt vooral doordat de NuNN het met minder personeel doet. De verantwoordelijkheid wordt er ook echt door de groep gedragen.

De NuNN is − gemeten in uitstroom naar resocialisatie − ook effectiever, volgens Custers. Door de verantwoordelijkheid, het kunnen pionieren in vormen en normen en de ruimte voor eigen tempo naar herstel. Vraaggestuurd, noemt Custers dat. De regels worden aangepast aan de bewoners in plaats van andersom.

Het Rijk stelt de regel dat een dakloze na drie maanden weg moet uit de opvang, bij voorkeur stroomt hij door, maar als iemand dat niet aankan, staat hij op straat. De NuNN mag daarvan beargumenteerd afwijken van de gemeente, omdat daklozen in de NuNN al aan het resocialiseren zijn. Ander voorbeeld. De regel is dat gebruik van drugs in de opvang verboden is. Strikte handhaving sluit veel daklozen uit. De NuNN doet geen kamercontroles, aldus Custers. Daarmee wordt drugsgebruik door de vingers gezien. ‘Mits men geen overlast geeft, want dan volgt een ingreep. Maar anders niet.’ Tegelijkertijd heeft de NuNN ook weer strengere regels. Zoals handen wassen voor het eten, als onderdeel van het resocialiseren.

De NuNN is niet ISO/HKZ-gecertificeerd, en de mogelijkheid om af te wijken van deze kwaliteitsnormen schept een hoop vrijheid. De NuNN kan zich dit veroorlo- ven omdat het officieel geen instelling is. Custers: ‘Wij zijn een grote woongroep voor daklozen. Dus doen we de schoonmaak zelf, en de jongens kunnen er ook zelf voor eten zorgen. En er hoeven ook geen datumstickers op het eten. De voedsel- bank dropt hier eten dat ze bij andere instellingen vanwege gezondheidsregels niet kwijt kunnen. We krijgen de restanten van cateringbedrijven. Heerlijk, dat kan alle- maal.’ Dat betekent niet dat er geen toezicht is. De GGD doet een jaarlijkse controle op hygiëne en veiligheid en de brandweer ook. De vrijwilligers gaan eenmaal per jaar op cursus, bedrijfshulpverlening en weerbaarheid.

De NuNN is sinds 2006 onderdeel van de RIBW, een grote instelling voor begeleid wonen, maar staat buiten de hiërarchie. De NuNN valt rechtstreeks onder de raad van bestuur. Die gelooft helemaal in de filosofie van zelfbeheer en gunt de

NuNN een zo groot mogelijke autonomie, maar is in laatste instantie bestuurlijk verantwoordelijk.

Dit is de toekomst

Custers vertelt over een nieuwe grote woongroep in een voormalig klooster in Nijmegen: zeventig zelfstandige appartementen voor kwetsbare en minder kwets- bare mensen die in een gebouw bij elkaar gaan wonen, in zelfbeheer. Ook een project van de RIBW. Dit is de toekomst, stelt Custers. Bezuinigingen dwingen tot sociale innovatie. Deze woonvorm heeft zich nu bewezen.

Zelfbeheer voor daklozen is ook uitgeprobeerd in onder andere Amsterdam en Deventer. In Deventer is het ook alweer gestopt. ‘De zorginstelling greep in toen het een keer misging. Maar daar moet je juist van leren.’ De eerste voorwaarde voor succes is dan ook de bereidheid het een kans te geven. En niet een-op-een het model van de NuNN overnemen, zegt Custers, maar lokaal vormgeven, passend bij de groep, aansluiten bij iemands idee. ‘Zoiets moet eigenlijk van onderop ontstaan, het vraagt namelijk om grote inzet van de betrokkenen en heeft de meeste kans van slagen als het een eigen droom is.’ Trekkers, zoals in Nijmegen Chris van den Hatert, zijn onmisbaar. ‘Zeker. Maar vervolgens zijn er altijd opvolgers, zo blijkt in de praktijk. Dan zijn kader en cultuur afgetekend. Maar in het begin heb je trekkers nodig.’

John heeft dagdienst

We stommelen de krappe en verveloze trap op naar een donkere en even kale gang op de eerste verdieping. Aan de voorkant is de keuken, de enige gezamenlijke ruimte met ramen naar buiten en daarom een geliefde plek voor de bewoners. Veel plek is er overigens niet; met een fornuis, aanrecht, koelkast, servieskast en een tafel is het vol. John − rossig, zwarte trui en broek, midden dertig − is aan het opruimen. Hij heeft dagdienst, dan maak je toiletten en sanitair schoon, doe je boodschappen, neem je de telefoon aan en doe je de voordeur open als er aange- beld wordt. Hij zit hier nu acht maanden. Dat is niet voor de eerste keer, tien en negen jaar geleden was hij hier ook al eens een periode. Op de vraag of er in die tijd iets veranderd is, komt geen echt antwoord. Hij heeft talenten, zegt hij, en die kan hij hier benutten met de taken die hij krijgt. Soms is het wonen moeilijk, voegt hij eraan toe. Hij ziet veel dingen. ‘Bijvoorbeeld dat iemand een dealtje loopt te slui- ten’ − dat brengt hij ter sprake in de vergadering en dan steunt niemand hem. ‘Dan loop ik ’s middags en de dagen daarna door het huis en kom je elkaar tegen, dat is wel moeilijk.’ Hij zegt dat hij probeert onafhankelijk te zijn. ‘Groepsvorming heb je altijd, ik probeer daarbuiten te blijven.’

In document De ondernemende burger (pagina 73-78)