AAN MIJN OUDERS
I
I
t
I
I
I
BIJ HET BEDJE VAN MIJN ZOON
Zijn handjes zoeken vlinderig mijn hand;
in d' open oogen zie ik Gods gelaat.
Ik weet de lichte schaduw aan den wand van Hem, die dichter bij de kinderen staat.
Er is een glimlach om het witte bed:
een Kindje heeft de wereld eens gered;
Het redt nog altijd mijn verbij terd hart in dezen kindertroost bij .s levens smart.
Wij zijn vermoeid. verloren en verblind:
een laffe lust heeft over ons gericht.
Maar soms hervinden wij. dicht bij een kind weer klaar de Waarheid van Zijn schoon gezicht.
HET GEZIN
Gij, Moeder. aan de tafel snijdt het brood en naast U zijn de oogen, grijs en groot, van onzen zoon, zijn bolle wangen rood.
God glimlacht altijd goe-gemoeds van zin de warmte van de binnenkamer in
wanneer wij samenzijn met het gezin.
Hier in de zekere beslotenheid
van eigen bloed, elkander toegewijd.
zijn wij Hem nader en zeer blij bereid.
Er is geen breeder rust, geen dieper klank dan ons gezin. Heb God voor spijs en drank ook heden weer mijn nederigen dank.
En dank dat op een aarde zonder maat van zonde, eerzucht, haat en overdaad Gij dezen schuilhoek ons nog overlaat.
HET LIEDJE
De Moeder zingt dodijne het lied je voor het kind van duizend cherubijnen
die stoeien in den wind;
de wind streelt langs de ruiten en voert hun lachen aan:
witte fonteinen spuiten langs goud de hemelbaan.
Haar stem klinkt licht en zachter nu zij het liedje zingt,
alsof de Groote Wachter Zijn kleine klokken klingt in klanken klaar en zuiver:
koraal danst na koraal tot ephemere huiver op zilverblank metaal.
Haar stem klinkt zacht en lichter;
verdroomd, verdroomd refrein, zoo stil. zoo stil en dichter bij waar
de sterren zijn .•.
De adem van den laten avond beroert de toegesloten blinden;
dit leven schijnt weer ongehavend als wij ons hier tezaam bevinden.
AVOND THUIS
Tezamen binnen de verhuHing
van nacht meedoogend. die omduistert wat ons daarbuiten aan vervu))ing teloor gegaan is en ontluisterd.
Zoo vriendelijk als de lampen branden, het gouden beven met de breede vertrouwde schaduw aan de wanden, schijnt in ons hart geruste vrede.
Hier binnenin is zwijgen spreken en spreken wordt een stil bezinnen:
dat niets dan God zal mogen breken dit klein gezin dit blank beminnen.
MIJN ZOON PLUKT EEN BLOEM
Mijn kleine zoon heeft in den tuin een bloem geplukt;
zijn wijde grijze oogen zien verrukt
het wonder, dat hij schuldeloos verwondde, want dood. gekneusd en platgedrukt
heb ik het op ons grintpad teruggevonden.
Hoe vaak heb ik niet zelve in Gods eigen hof
de bloemen mogen plukken, tot Zijn lof,
van Wijsheid, Schoonheid, Offering en Liefde, maar, weggeworpen in het stof,
gekwetst, terwijl i k wist hoezeer ik griefde ...
VERSJE VOOR MIJN SCHOOLJUFFROUW (In Memoriam)
Ik ben te zeer beslommerd in aller wereld wee
dan dat ik onbekommerd het kind en abc
en teun vuur gijs jet scha-pen mij vaak herinneren zou, met een glimlach om de liefde voor onze schooljuffrouw en blij ga slapen.
De zorg heeft al belommerd mijn speelplaats, eens zoo licht.
Wie knap is of een stommert, het doet de deur niet dicht:
de voorsten zijn de voosten.
Mijn schooljuffrouw is dood;
maar langs het kerkhof komend herdenk ik graag haar schoot, waar zij mij troostte.
Zij leefde tusschen platen van weilanden en bosch.
Als zij begon te praten wiekten de engelen los en elfenvolk ging zwerven.
Eens zag zij plotseling. klaar, ons desondanks bederven.
Zij liep naar huis. om daar verbaasd te sterven.
Nu hoort zij zuiverder en luid de engelen. En het versje is uit.
I'j
ONDER DE CHERRY·BOOMEN (Voor M.)
Nu is de avond gekomen,
zoo loom, zoo loom en verdroomd onder de cherry-boomen
met blauwbleeke bloemen omzoomd.
Dit kan nog geen duister beduiden:
de maan richt zoo licht het licht, als cieraad van zilveren bruiden, op uw omluisterd gezicht.
Wij zijn bij de bloemen en zwijgen;
uw hand roert een cherry-tak aan:
o huiver van trillende twijgen
in de zuivere schelp van de maan ....
"....---
---~--Wat luister het leven mag rooven, het witte geluk van het Kind is dichter nabij dan wij gelooven voor wie mint.
64
MUZIEK
Wij spelen Mozart; lachende triolen als witte vlinders rond het dansend koor oceaniden in de rhizophoor
bij rood en glans van jolende violen.
Witter de maanschelp op het blauwe water:
zoo teeder spreekt de zee de Liefste aan;
zoo argeloos zweeft de ziel U toewaarts, later .. : een nymphendans langs wijd Uw oceaan.
In 't lichte spel aan Gods sublieme kusten verzoet Zijn blij nabij-zijn 's werelds smart:
tusschen de hemelsche en aardsche lusten is luwer lente voor het kille hart.
65
il
Mijn Vader was een man zeer slank en recht, hij droeg altijd de zon in zijn gezicht
en zei vaak lachend: jongen, 't komt wel terecht!
(Zijn groote tanden blinken als hij praat).
Hij sprak nooit over God, maar 's Zondags vroeg poetste hij zelf zijn schoenen glimmend zwart.
Dan ging hij recht-op naar de kerk. hij dl'oeg een lichtgrijs pak over zijn blije hart.
Hij kocht een eigen plaats. Hij had zeer lief een Lied over de handen, die den ploeg door Godes akker trekken en hij hief
dat zeer luid aan, soms wel eens iets te vroeg.
Hij bad niet thuis. maar achter mijn servet zag ik bij 't handenvouwen zijn gezicht:
een stille glimlach, in zijn oogen licht
als van een Kerstkaars. Was dat zijn gebed?
66
I,' OVERWEGING
Ik wil zoo graag een burgerman zijn, Heer;
een bolhoed op en 's Zondags naar de baan, een sportdas aan; bij regenachtig weer
in een biljartclub en als eerste prijs een haan.
Des winter thuis een borrel en pandoer.
en op verjaardagen een glaasje wijn;
een breede schoonmoeder over den vloer.
En dan c.h. of zelfs a.r. te zijn!
Ik zou graag in een schuurtje timmeren. Heer;
roode bretels over gestijfseld hemd.
en verder altijd netjes in de kleer,
en goed van eten, wat zoo dankbaar stemt.
Gij hebt den burgerman wel zeer beloond;
Gij zijt hem goed en zoo milddadig, want
Hij kent het Huis zelfs waar Gij hemelsch troont
en wij. verdoemde dichters, zoeken nog Uw Hand ...
67
Bladz.
Gij... . . iO
In haast i l
Niet dit i2
In Uw Golven i3
Dwalende i4
Nieuwe Geboorte iS
Om Schoonheid i6
En eenzaam blijft... i7 Aan het meer . . . 48
De Stille Man i9
Heer. ik ben moe... . . 50 China, September 1937 51
Waarom? 52
Olivier van Noort . . . . 53
HET GEZIN
Bij het bedje van mijn
zoon 57
Het Gezin " 58
Het liedje 59
Mijn zoon plukt een
bloem 60
Avond thuis 61
Versje voor mijn
schooljuffrouw .... 62 Onder de
cherry-boomen 6i
Muziek 65
TROPISCH AQUARIUM
INHOUDSOPGAVE
Bladz.
De Piraat 7
Moeder Indië . . . 9 Op de Plantage . . . 11 De Opiumschuiver . . .. 12 Verlaten Pionierspost . 13
Tropenmiddag 1i
Chanson Triste 15
Verlangen 16
Tropisch Woud " 17 Tropisch Aquarium .. 18 De Tooverbloem .... 19 Cantilene .. . . .. 20 Javaansche Danseres.. 22 Gamelang-klanken 23 Rimboepost .. . . .. 2i
Maanavond 25
Tot Kwan lem 27
Kameroen 28
IN UW GOLVEN INCIDENT
Er liep een kindje op den weg, alleen maar een kindje op den weg:
een witte plek op het asfaltdek;
een vlinder trilt in de donkere heg, het kindje is klein, de weg is groot.
De weg is zwart en het kindje rood.
Maar niemand begrijpt iets van den Dood;
de Dood komt snel en neemt achteloos weg.
De Dood draagt een pet met een leeren klep;
hij had geen schuld, want hij stuurde goed.
Ik weet niet waarom ik gebeden heb:
voor het kindje of mijn opstandig bloed.
Van denzeJfden schrijver verscheen in 1937 bij .. De Gemeenschap" de bundel
..OOSTWAARTS",