• No results found

6. Minimum en maximumbedragen, streitwert en un article 700 1 Inleiding

6.4. Het Franse un article

Ook in Frankrijk geldt het uitgangspunt dat de in het ongelijk gestelde procespartij in de kosten

wordt verwezen. Het is echter de Franse rechter die vrijelijk over deze kostenveroordeling beslist. 196

De kosten worden in Frankrijk namelijk verdeeld volgens het ‘arbitrium iudicis-stelsel’. 197

Onder de te verdelen kosten, de zogenaamde dépens , vallen — enkele heffingen daargelaten — 198

onder meer de griffierechten, deurwaarderskosten, bepaalde getarifeerde proceskosten, vertaal- en

tolkkosten en kosten van deskundigen van getuigenverhoren. De vergoeding voor deze kosten 199

stelt net als in Nederland niet zoveel voor en laat zich dan ook goed vergelijken met de proceskos-

tenvergoeding op basis van het liquidatietarief. In tegenstelling tot het liquidatietarief vallen de 200

Article 696 CPC. 196

Prins 2016, p. 246; en Sluijter 2011, p. 160. 197

Er bestaat geen correcte Nederlandse vertaling voor depéns, maar het zijn de kosten op grondslag van Article 695 198

CPC.

Article 695 CPC; Prins 2016, p. 246; en Nauta 1995, p. 115. 199

Prins 2016, p. 246; en Nauta 1995, p. 115. 200

advocaatkosten, behoudens de “beloning voor een advocaat voor het houden van een pleidooi” 201 echter niet onder de dépens. 202

De advocaatkosten vallen namelijk onder de frais irrépétibles, die zich in het Nederlands laten ver- talen als ‘de niet verhaalbare kosten’. Hoewel niet noodzakelijkerwijs in hun geheel, zijn de advo- caatkosten wel degelijk verhaalbaar. De frais irrépétibles vallen onder artikel 700 Code de Procé-

dure Civile (hierna: CPC) en zijn alle kosten, zoals reis- en verblijfkosten in verband met het pro-

ces, kosten van partijdeskundigen, die niet worden genoemd onder de limitatief gedefinieerde dé-

pens uit artikel 695 CPC.

Artikel 700 CPC vormt in feite de echte proceskostenveroordeling naar Frans procesrecht. En wan- neer men in Frankrijk over de proceskostenveroordeling spreekt, heeft men het dan ook over ‘un

article 700’. In het artikel wordt bepaald dat de partij die gehouden is de dépens te dragen of de 203 partij die het proces verliest, door de rechter kan worden veroordeeld tot het vergoeden van de pro-

ceskosten van de wederpartij. Conform artikel 696 CPC kan de rechter namelijk gemotiveerd be204 -

slissen om het geheel of een deel van de dépens niet in rekening aan de verliezende partij te bren- gen, maar aan de wederpartij. Ook als de rechter besluit de dépens te compenseren of er vanwege de aard van de procedure helemaal geen dépens zijn, kan hij de verliezende procespartij toch tot de ar- tikel 700-proceskosten veroordelen. Dit volgt ook uit de strekking van het artikel waarin staat opge- nomen dat de rechter “de partij die gehouden is de proceskosten te dragen of die haar proces verliest tot betaling veroordeelt.” 205

De rechter stelt de hoogte van de te vergoeden proceskosten vast aan de hand van de door de andere partij gemaakte kosten die niet inbegrepen zijn in de dépens. Hij houdt daarbij rekening met de bil- lijkheid van het gevorderde bedrag en de vermogenstoestand van de veroordeelde partij. De rechter

kan zelfs ambtshalve besluiten dat er geen grond is om de veroordeling uit te spreken. 206

Mijn vertaling van: “La rémunération des avocats dans la mesure où elle est réglementée y compris les droits de 201 plaidoirie”, Article 695 (7) CPC. Article 695 (7) CPC; en Prins 2016, p. 246. 202 Prins 2016, p. 246 203 Article 700 CPC. 204

Mijn vertaling van: “Le juge condamne la partie tenue aux dépens ou qui perd son procès à payer”, Article 700 CPC; 205

en Prins 2016, p. 246–247. Article 700 CPC. 206

In tegenstelling tot de dépens, die ambtshalve worden toegekend, moeten de artikel 700-proceskos- ten wel specifiek gevorderd worden. De vordering moet zelfs het exacte bedrag van de kosten ver-

melden, wil de rechter een beslissing kunnen nemen over de toewijsbaarheid. 207

In het artikel wordt gebruikgemaakt van open normen, zoals ‘l’équité’ (de billijkheid) en ‘de la si-

tuation économique de la partie condamnée’ (de vermogenstoestand van de veroordeelde partij),

waardoor de Franse rechter een hoge beoordelingsvrijheid heeft. Ook artikel 696 CPC geeft de 208

rechter erg veel ruimte om de kostenbeslissing op basis van billijkheid te nemen. Deze artikelen 209

zijn dan ook kenmerkend voor het Franse arbitrium iudicis-stelsel. De rechter heeft op basis van deze twee artikelen namelijk volledige discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toewijzing van de proceskostenveroordeling. Hij hoeft niet eens te motiveren waarom de billijkheid of de ver- mogenstoestand van de veroordeelde partij verplicht tot het afwijzen van de proceskostenveroorde- ling. 210

In oktober 2007 heeft de Franse wetgever de Handhavingsrichtlijn geïmplementeerd. Met deze im- plementatie is er echter geen specifieke wetgeving voor IE-zaken ontwikkeld en ook de essentie van

artikel 700 CPC is hetzelfde gebleven. Advocaatkosten vallen dus onder ‘un article 700’. Maar 211

op welke wijze stelt een rechter die advocaatkosten nu vast? Er bestaan immers geen tarieflijsten, zoals in België, Duitsland, en Nederland, die nader specificeren wat de redelijke en evenredige te vergoeden advocaatkosten zijn. Een dergelijk systeem ligt ook niet voor de hand, aangezien het voor de Franse Orde van Advocaten absoluut ondenkbaar is om tariefafspraken te maken. Hiervoor hechten zij te veel waarde aan hun status als vrije beroepsbeoefenaars. Wat het vaststellen van de advocaatkosten ook moeilijk maakt, is het feit dat het in de Franse rechtspraktijk ongebruikelijk is voor advocaten om hun declaraties te overleggen. Franse advocaten beschouwen declaraties als ver- trouwelijke informatie en willen deze dan ook niet ter inzage aan de rechtbank laten zien. Proces- kosten bestaan, zoals al eerder besproken, voor het grootste deel uit het honorarium van een advo- caat. Het is mede hierdoor dat het door de rechter toegekende bedrag ter vergoeding van de proces-

kosten meestal aanzienlijk lager is dan de werkelijk gemaakte kosten. De reële proceskostenver212 -

Prins 2016, p. 246–247. 207 Sluijter 2011, p. 186. 208 Idem. 209 Prins 2016, p. 247. 210 Idem, p. 246–247. 211 Idem, p. 247—248. 212

goeding is op papier echter wel effectief, maar binnen de Franse rechtspraktijk zal toch het nodige moeten veranderen om er daadwerkelijk voor te zorgen dat de winnende procespartij ‘een signifi-

cant en passend deel’ van de redelijke kosten die zij daadwerkelijk heeft gemaakt, vergoed krijgt. 213

In navolging van België en Duitsland worden dus ook in Frankrijk het billijkheidsdoel en het pre- ventiedoel niet verwezenlijkt. Bovendien krijgt de Franse rechter zoveel vrijheid om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de voor hem aanhangige zaak dat de proceskosten vol- strekt onvoorspelbaar zijn. In de literatuur wordt het Franse stelsel dan ook dikwijls bekritiseerd

omdat het systeem té vrij en hierdoor arbitrair is. Dit komt het beginsel van rechtszekerheid, dat 214

samenhangt met de voorspelbaarheid van de uitkomst van de gerechtelijke procedure, niet ten goe- de. Mijns inziens is het Franse systeem voor het vaststellen van de proceskosten dan ook niet in lijn met wat de Europese wetgever heeft beoogd.

Prins 2016, p. 247—248. 213

Huydecoper 2007, p. 14; en NVvP 2007, p. 42. 214

7. De Nederlandse regelgeving getoetst aan de doelstellingen