• No results found

Het einde komt in zicht

In document Grave als militaire stad (pdf) (pagina 138-141)

In de loop van 1996 verlieten steeds meer eenheden de Generaal de Bonskazerne.

Naarmate de bezettingsgraad van de kazerne daalde, werd ook het niveau van de dienstverlening omlaaggeschroefd. Op degenen die de kazerne sinds de zomer van dat jaar bezochten, maakte zij een ietwat verlaten indruk. Er was goed te merken dat de dag waarop de kazerne definitief haar poorten zou sluiten, niet ver meer weg was.

Hoewel dat jaar nog niet exact bekend was wanneer de laatste militairen de kazerne voorgoed zouden verlaten en Grave dus niet langer garnizoensstad zou zijn, heerste binnen de KL het idee dat dit moment niet onopgemerkt voorbij mocht gaan.

De commandant van het garnizoen Vught, luitenant-kolonel P.T. Koppers, tot wiens ressort Grave behoorde, besloot daarom de bevolking bij wijze van afscheidscadeau een concert van de Koninklijke Militaire Kapel aan te bieden. Dit muzikale festijn, dat op 26 september 1996 plaatsvond in de kerk van Christus Hemelvaart, trok grote belangstelling. Tijdens dit concert voerde de kapel onder leiding van de nieuwe chef-dirigent majoor P. Jansen, een gevarieerd programma uit. Hoogtepunt vormde de circus medley, waarbij de clowns Los Ginos hun kunsten vertoonden.

De garnizoenscommandant ondersteunde ook het door enkele in Grave

woonachtige oud-militairen genomen initiatief voor een reünie voor degenen die hier als officier hadden gediend. Tijdens deze op 29 november 1996 gehouden bijeenkomst konden de deelnemers onder meer een nostalgische rondgang over het kazerneterrein maken. Na de lunch verplaatste het gezelschap zich naar het centrum van Grave, waar een door een gids geleide stadswandeling op het programma stond. De dag werd

afgesloten met een rijstmaaltijd in het Chinees-Indische restaurant in de Sint-Elisabethstraat.

Inmiddels was wel duidelijk dat 160 Zware Transportcompagnie, het laatste grote onderdeel dat in Grave was gehuisvest, niet voor eind 1996 zou vertrekken, zoals aanvankelijk wel de bedoeling was. In afwachting van haar definitieve plaatsing in Garderen, waar ook haar moedereenheid was gevestigd, zou zij in april 1997 naar de Generaal Winkelmankazerne in Nunspeet gaan.

In het laatste jaar van haar verblijf in Grave maakte de compagnie een

allesbehalve rustige tijd door. Behalve voor de gebruikelijke steunverlening tijdens oefeningen en schietseries en de bijdrage in het kader van 1 (NL/BE) Logistiek en Transportbataljon in Bosnië werd het personeel ook ingezet voor Windmill Express.

Dat was de codenaam van de operatie waarbinnen de KL vanaf eind 1996

vervoerssteun leverde aan het Amerikaanse leger in Duitsland. Daarbij ging het om transport van materieel dat terug moest naar de Verenigde Staten als gevolg van de vermindering van het Amerikaanse aandeel in de NAVO-troepenmacht in Bosnië. Van de ongeveer zestig militairen die aan Windmill Express deelnamen, waren er 27 afkomstig van de in Grave gevestigde compagnie. Het rijden met de zware

Amerikaanse MACK-trucks was voor de Nederlandse chauffeurs een unieke belevenis.

In april 1997 liep de operatie ten einde en konden de militairen terug naar huis. In de tweede helft van die maand vond tevens de verhuizing van 160 Zware

Transportcompagnie naar Nunspeet plaats.

Op Koninginnedag 1997 kwamen ongeveer vijftig belangstellenden in de kazerne bijeen om hier voor het laatst een ceremoniële vlaggenparade bij te wonen. Velen van

hen waren als militair of burgerambtenaar op dit complex werkzaam geweest. Aan deze plechtigheid, de laatste officiële gebeurtenis die zich in het militaire bestaan van de kazerne voltrok, nam ook een detachement van 30 Natresbat (Nationale Reserve) deel.

Op die 30e april stond nog geenszins vast wat de nieuwe functie van de kazerne zou worden. Vanzelfsprekend bestonden hier wel ideeën over. Zo was in 1996 bij de Gemeente Grave het plan geboren om het zuidelijke deel van het complex in te richten als bedrijventerrein, dat dan één geheel zou vormen met het aangrenzende industriegebied Den Elst. De al eerder genoemde oud-officier Laguette opperde in mei 1997 het idee om de in 1939 gereedgekomen gebouwen geschikt te maken voor de huisvesting van het Merletcollege. Deze middelbare school was namelijk al enige tijd op zoek naar nieuwe accommodatie.

In juli 1997 kwam er uiteindelijk duidelijkheid omtrent de nieuwe bestemming van de kazerne. Het gemeentebestuur van Grave had inmiddels van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) het verzoek ontvangen om medewerking te verlenen aan de vestiging van een asielzoekerscentrum. Op 8 juli stemde de

gemeenteraad unaniem in met het voorstel van burgemeester en wethouders om het bovengenoemde verzoek te honoreren. Twee maanden later namen de eerste

asielzoekers, zo'n 140 personen, hun intrek in de kazerne. Op 20 september 1998 werd het Asielzoekerscentrum Grave officieel geopend.

Hoewel met het vertrek van 160 Zware Transportcompagnie in april 1997 Grave ten tweede male uit de lijst van garnizoenssteden verdween, bleef in de omgeving van de stad het militaire element aanwezig. De genie behield hier namelijk zijn oude Mijnen- en Camouflageschool, die heden ten dage wordt aangeduid als de

Opleidingsrichting Mineurs. Deze dependance van het Genie Opleidingscentrum is gevestigd op een terrein in de buurt van Reek. Dit complex omvat een groot deel van de vroegere Reekse heide. Hier worden al jaren lang militairen vertrouwd gemaakt met moderne camouflagetechnieken en met het omgaan met mijnen. Dit laatste heeft vooral door de wereldwijde uitzending van grote aantallen militairen naar

crisisgebieden een nieuwe impuls gekregen. Het tweede militaire object dat in de Graafse regio gehandhaafd bleef, is de Logistieke Inrichting Grave-Driehuis aan de Driehuizerweg. Bij deze instantie, die vroeger als mobilisatiecomplex werd aangeduid, zijn ongeveer 35 militairen en burgers werkzaam.

Nu Defensie anderhalf jaar geleden met de ontruiming van de Generaal de Bonskazerne haar belangrijkste Graafse bolwerk heeft opgegeven, koestert de stad meer dan ooit de herinnering aan haar militaire verleden. Zij richt zich daarbij vooral op de tijd waarin zij nog vesting was. In de jaren tachtig kwam er geleidelijk aan meer aandacht voor de tastbare overblijfselen van dit vestingverleden. Een voorlopig laatste mijlpaal in dit proces is de herinrichting van het terrein rond het Arsenaal. Dit

complex, waarop vele jaren achtereen de eerdergenoemde Rijks Psychiatrische Inrichting was gevestigd en dat in het recente verleden in gebruik was als

jeugdgevangenis, kwam eind 1996 in handen van de Gemeente Grave. Inmiddels heeft de bekende interieur-ontwerper Jan des Bouvrie het complex in eigendom verworven en worden er plannen ontwikkeld om het geheel een passende bestemming te geven.

Bij het opstellen van het definitieve ontwerp wordt tevens rekening gehouden met het feit dat het Arsenaal zelf, het voormalige kruithuis en de Katte in maart 1998 tot rijksmonument zijn verklaard en dus hun historische karakter dienen te behouden.

Dat de groeiende aandacht in Grave voor het vestingverleden geen loze kreet is, blijkt ook uit het feit dat de gemeente in juni 1997 is toegetreden tot het

Samenwerkingsverband Nederlandse Vestingsteden. Hoewel Grave minder ruim met militaire architectuur is bedeeld dan de meeste andere aangesloten plaatsen, neemt

de stad binnen dit gezelschap een eerbiedwaardige positie in. Door haar militaire verleden, dat, zoals uit het voorafgaande moge blijken, bijzonder rijk mag worden genoemd, doet zij zeker niet voor andere steden onder.

In document Grave als militaire stad (pdf) (pagina 138-141)