• No results found

Het eerste contact met de politie

In document Hoofdstuk 1 De opzet van het onderzoek (pagina 40-43)

3.5 Resultaten uit de telefonische enquête

3.5.2 Het eerste contact met de politie

De meeste slachtoffers nemen contact op met het desbetreffende bureau, omdat ze dichtbij het bureau wonen. Twee slachtoffers namen contact op met desbetreffende bureau naar aanleiding van het krantenartikel. Sommige slachtoffers worden doorverwezen naar een ander bureau.

Twee slachtoffers geven aan dat zij automatisch doorverbonden werden met Alkmaar, beide zijn doorverwezen naar een bureau dichtbij hun woonplaats. Eén slachtoffer ging niet naar het bureau in haar woonplaats, omdat dit gesloten was toen ze daar kwam. Uiteindelijk is zij wel weer terugverwezen naar dit bureau.

In de interviews is ook gevraagd of men eerst gebeld heeft of dat men direct naar het bureau is gegaan. Acht respondenten zijn direct langsgegaan bij het politiebureau. Zij konden meestal niet direct terecht. Vrij vaak werd een afspraak gemaakt of ze zouden teruggebeld worden door een zedenrechercheur. Deze afspraken konden allemaal binnen vijf dagen gemaakt worden.

Een slachtoffer dat direct naar het bureau in Stedebroec ging, moest een afspraak maken in Hoorn en dat kon drie dagen later. Zij zegt hierover: “Ik vond dit eigenlijk best lang, maar ik be-grijp wel dat het niet sneller kon.”

17 slachtoffers hebben eerst gebeld en een afspraak gemaakt. Soms kon men snel terecht en soms zaten er enkele weken tussen het telefoongesprek en de eerste afspraak.

Dezelfde dag gesprek 3

Binnen 1 week gesprek 7

Binnen 2 weken gesprek 3

Binnen 6 weken gesprek 1

Politie kwam direct ter plaatse 3

Wanneer een slachtoffer niet binnen een week een afspraak heeft kunnen maken, betreft dit altijd een slachtoffer die een zaak uit het verleden aan wil geven. De politie is 3 keer direct na het telefoontje naar het slachtoffer toe gegaan. Dit betrof een verkrachting, een poging tot ver-krachting en een aanranding. Het slachtoffer dat aangerand was gaf aan dat zij het erg verve-lend vond dat ze zolang (45 minuten) moest wachten voordat de politie ter plaatse was. De dader bleef bij haar in de buurt. Dit had als voordeel dat de politie de man meteen kon aanhou-den, maar, zegt de vrouw “Ik voelde mij heel lang erg ongemakkelijk. Het lijkt dan alsof het uren duurt.”

Zoals we naar aanleiding van de schriftelijke enquête al rapporteerden zijn de slachtoffers over het algemeen tevreden over de opvang door het baliepersoneel. Sommige geven hierbij wel aan dat zij weinig te maken hebben gehad met het baliepersoneel, omdat ze telefonisch een afspraak hadden gemaakt. Het slachtoffer hoefde dan alleen te zeggen met wie ze een af-spraak had en dan werd de desbetreffende rechercheur gebeld. In sommige gevallen kreeg men koffie aangeboden. Een enkele keer werd een slachtoffer mee naar een aparte kamer genomen. Slechts 2 slachtoffers vinden dat de ontvangst door het baliepersoneel te wensen over liet. Zij vonden het personeel stug. Een vrouw zegt: “Er stonden 6 mensen achter de balie een beetje koffie te drinken. Op een gegeven moment kwam er dan één aangesloft (letterlijk) waaraan ik mijn verhaal kon vertellen”.

De meeste personen hebben hun verhaal alleen uitgebreid verteld aan de zedenpolitie. De ove-rige personen hebben hun verhaal hooguit twee keer moeten vertellen, aan de zedenpolitie en aan bijvoorbeeld de baliemedewerkster, de basispolitie, de spoorwegpolitie of de wachtcom-mandant. Zij hebben dit geen van allen als onprettig ervaren.

De slachtoffers die een afspraak hadden hoefden eigenlijk zelden tot nooit lang te wachten.

Slechts 1 slachtoffer geeft aan dat zij erg lang moest wachten. “Als moeder voel je je al opge-fokt door wat je kind is aangedaan. Als je dan 45 minuten moet wachten dan is dat te lang. Je gaat je alleen maar belabberder voelen”.

Net iets minder dan de helft van de slachtoffers geeft aan dat zij het belangrijk vinden om bij de melding of aangifte van seksueel geweld de keuze te hebben tussen een mannelijke of een vrouwelijke rechercheur. Drie slachtoffers gaven aan dat ze niet de keuze hebben gehad, maar dat ze dit wel belangrijk vinden. Als reden hiervoor geven zij op dat het soms makkelijker is om als (jonge) vrouw aan een andere vrouw te vertellen wat er is gebeurd omdat het persoonlijke en lijfelijke informatie betreft. Dit wil overigens niet zeggen dat (jonge) vrouwen per definitie liever praten met een vrouwelijke zedenrechercheur. Twee respondenten geven aan dat wan-neer zij de keus hadden gehad dat zij voorkeur hadden voor een mannelijke zedenrechercheur.

Heeft u de keuze gehad? Ja, belangrijk Nee, niet belangrijk Totaal

Ja 9 4 13

Nee 3 9 12

Totaal 12 13 25

Net iets meer dan de helft vindt het niet belangrijk om de keuze te hebben. Vrijwel altijd (9 keer) hebben zij dan ook niet de keuze gehad. Zij geven in hun toelichting aan dat ze van een man-nelijke rechercheur dezelfde professionele houding verwachten als van een vrouwelijke collega.

Een aantal slachtoffers had het gevoel op dat moment niet voldoende serieus te zijn genomen.

Aan één slachtoffer was niet goed uitgelegd waarom ze twee weken moest wachten met het maken van een afspraak voor de aangifte. “Het was alsof wat me overkomen was, niet erg ge-noeg was”. Een ander, de vader van een jeugdig slachtoffer, begreep niet waarom er niet snel-ler actie kon worden ondernomen. Het misbruik is naar zijn mening daardoor langer doorge-gaan dan nodig was. Een volgend slachtoffer vertelt dat haar werd meege

deeld dat wegens reorganisatie op dat moment niemand beschikbaar was voor haar zaak. Na-dat druk was uitgeoefend bleek toch iemand beschikbaar te zijn.

Vrijwel alle respondenten zijn zeer tevreden over de eerste ontvangst door de rechercheur. We hebben gevraagd wat zij daarbij met name waardeerden. De volgende zaken werden daarop genoemd:

• gezellig;

• stelde me op mijn gemak;

• gekleed in burger;

• rustig;

• warm en begripvol;

• vriendelijk;

• behulpzaam.

De ruimte waarin de slachtoffers zijn ontvangen wordt door de meeste slachtoffers omschreven als een neutrale kantoorruimte. Op sommige bureaus in Noord-Holland Noord is een kamer ingericht als een soort van huiskamer, met lage zitjes en wat knuffels voor kinderen. Het ene slachtoffer voelt zich hier op haar gemak en de ander vindt het meer een kamer voor kinderen, zo blijkt uit de telefonische interviews. Overigens geven respondenten opvallend vaak aan dat zij op dat moment helemaal geen oog hebben voor de ruimte waarin het gesprek met de ze-denpolitie plaatsvindt.

Als een slachtoffer negatief was over de ruimte waarin men te woord werd gestaan, dan werd het volgende opgemerkt:

• te klein;

• te kaal, “een schilderijtje zou leuk zijn”;

• koud en kil;

• geen ramen;

• net een verhoorkamer.

“Het was wel een zeer neutrale ruimte, zo neutraal dat ik mij in het begin net een dader voelde. Het was dan ook een klein grijs verhoorhok waar geen ramen in zaten. Later in het gesprek nam dit gevoel wel af.

Het was gelukkig een ruimte waar we echt rustig konden praten”.

Alle 25 personen gaven aan dat zij niet gestoord werden door geluiden, een intercom of een collega van de rechercheur die de ruimte binnenliep. Drie slachtoffers gaven nadrukkelijk aan dat zij dit erg waardeerden. Zij konden zich goed voorstellen dat ze zich ongemakkelijk zouden gaan voelen als dit wel gebeurd was.

In document Hoofdstuk 1 De opzet van het onderzoek (pagina 40-43)