• No results found

Het belang van de periodieke koloniale pers in Afrikaanse talen *

door Honoré Vin c k**

Tr e f w o o r d e n. — Coquilhatville ; M bandaka ; Pers ; A frikaanse talen ; Koloniale Geschiedenis.

Sa m e n v a t t in g. — De A frikaanse koloniale geschiedschrijving heeft een aantal bron­

nen system atisch verwaarloosd zoals de interne schooldocumenten en de periodieke pers in A frikaanse talen. De toegankelijkheid van deze bronnen wordt bem oeilijkt door het gebrek aan kennis van A frikaanse talen en door gebrek aan archivering en hulpinstru­

menten. Nochtans zijn er vele honderden titels in om loop gew eest in vele tientallen talen.

In Belgisch Kongo alleen reeds zijn er ongeveer honderd vijftig waarvan sommige dateren uit de negentiende eeuw en nog steeds bestaan. M eerdere echter zijn gestart in de jaren dertig en verdwenen rond de onafhankelijkheid. Een ontleding van de tijdschriften gepu­

bliceerd in Coquilhatville (M bandaka) tussen 1936 en 1962 toont ons de grote rijkdom aan historische, literaire en algem een culturele gegevens die erin aanwezig zijn. H et lijkt onm ogelijk de geschiedenis van de mentaliteit in die periode te beschrijven zonder ken­

nis te nem en van deze publicaties. In enkele gevallen waren ze van hoge kwaliteit.

Mo t s-c l e s. — Coquilhatville ; M bandaka ; Presse ; Langues africaines ; Histoire coloniale.

Re s u m e. — L'im portance de la presse coloniale périodique en langues africaines. — L’historiographie coloniale africaine a négligé systém atiquem ent un certain nombre de sources, telles que les docum ents internes des écoles et surtout la presse périodique en langues africaines. L’accès à ces sources est difficile à cause de la non-connaissance des langues africaines et par le manque d ’archivage et d ’instrum ents de travail spécifiques.

Toujours est-il que des centaines de périodiques ont paru en plusieurs dizaines de langues.

Rien q u ’au Congo belge, on peut citer plus de cent cinquante titres dont certains datent de la fin du dix-neuvièm e siècle et continuent parfois de paraître ju sq u ’à ce jour. La plupart ont débuté entre les années trente et l ’approche de l’indépendance. Une analyse appro­

fondie des périodiques parus à C oquilhatville (M bandaka) entre 1936 et 1962 révèle la grande richesse en données historiques, littéraires et culturelles que présentent ces publi­

cations. L’évolution des mentalités durant cette période ne peut, selon nous, être étudiée sans consulter ces sources. Dans certains cas, il s ’agit de publications de haute qualité.

* Mededeling voorgesteld tijdens de zitting van de Klasse voor Morele en Politieke Wetenschappen van 19 februari 2002. Tekst ontvangen op 15 maart 2002.

** Lid van de Academie, directeur «Centre Aequatoria - Centre de recherches culturelles afri­

canistes», Bamanya (DRCongo).

Ke y w o r d s. — Coquilhatville ; M bandaka ; Press ; African Languages ; Colonial Historiography.

Su m m a r y. — The Im portance o f the Periodical Colonial Press in African Langua­

ges. — The African colonial historiography disregarded system atically a certain number o f sources such as the internal docum ents o f the schools system and the periodical press in African languages. Access to these sources has been com plicated by the lack o f know ­ ledge o f African languages and by a lack o f storage and specific work instruments.

Nevertheless, several hundreds o f titles circulated in a multitude o f languages. In the case o f the Belgian Congo, one can mention more than a hundred and fifty titles, some o f w hich dating from the end o f the nineteenth century and still existing. M ost o f them were published between the thirties and the approach o f the Independence. An analysis o f the magazines published in Coquilhatville (M bandaka) between 1936 and 1962 reveals their high value on historical, literary and cultural data. It seems im possible to describe the evo­

lution o f the m entalities during this period w ithout consultation o f these sources. In some cases, they were o f a high quality.

Een overzicht

Professor Albert Gérard veroorlooft zich in zijn bijdrage in «Papier blanc, encre noir. Cent ans de littérature francophone en Afrique australe, Zaïre, Rwanda et Burundi» [1]* te stellen dat het alleen aan de protestanten te danken is dat er een authentieke traditie is ontstaan van geschreven literatuur in het Kikongo. Bovendien bevestigt hij meer in het algemeen : «Pour ce qui concerne l’instauration de littératures vernaculaires écrites, les résultats de la pédagogie catholique furent pratiquement nuls», en hij besluit : «Au m oment où le Congo cessa d ’être belge, seul le kikongo avait produit un corpus écrit de quelque importance».

Het blijft een mysterie hoe zulk een autoriteit zijn massieve onwetendheid zo openlijk kon belijden en blijkbaar weinig afwist van de vele duizenden bladzij­

den die sinds het begin van de eeuw in vele tientallen Afrikaanse talen door beide kerkgemeenschappen zijn geproduceerd in het voormalig Belgisch Kongo.

Het gaat er hier niet alleen om de beweringen van Albert Gérard recht te zetten, maar wel aan te tonen hoe belangrijk de publicaties in Afrikaanse talen zijn, niet alleen voor de literatuur, maar voor de koloniale geschiedschrijving in het algemeen.

In een vorige mededeling heb ik het gehad over het belang van de schoolpu- blicaties in Afrikaanse talen in Belgisch Kongo ( Vin c k 2000). In deze bijdrage gaat mijn aandacht naar een aanvulling daarbij, namelijk de tijdschriften geheel of gedeeltelijk in een van de Kongolese talen gepubliceerd in Belgisch Kongo.

De meeste van deze tijdschriften bestaan uit een mengsel van Frans en een of

* De cijfers tussen haakjes [ ] verwijzen naar de noten pp. 290-293.

meerdere inlandse talen. De laatste jaren van de kolonisatie hadden ook een paar grotere, voor blanken bedoelde kranten, een bijlage voor Kongolezen in een van de meer „nationale” talen [2].

Er zijn een paar inventarissen van Kongolese koloniale tijdschriften gepubli­

ceerd, uitgaande van de administratie of die daarop steunden. De belangrijkste en meest recente is die van Jean Berlage uit 1959. Deze inventaris geeft geen aparte plaats aan de periodieken in Afrikaanse talen en nader onderzoek wijst uit dat er precies op dit terrein heel veel onvermeld is gebleven. Ik heb dan ook een aantal nieuwe bronnen aangeboord, wat een indrukwekkend aantal titels oplevert (zonder rekening te houden met de levensduur van die titels). Hieruit alleen reeds kan men afleiden dat het over een belangrijke hoeveelheid materiaal gaat. De hier volgende cijfers zijn benaderend en voorlopig, gerangschikt volgens de uit­

geversgroep.

Gewesten 71

Katholiek 48

Protestants 40

Neutraal 18

Sociale beweging 10

School 7

Force publique 3

Totaal 197

Doelstelling van deze publicaties [3]

De doelstelling van deze publicaties houdt gelijke tred met de ontwikkelingen in de opvattingen over de rol van de kolonisering en de missionering in Afrika.

Oorspronkelijk is het louter geloofsonderricht (er zijn alleen missiepublicaties) ; daarna worden culturele en staatsburgerlijke vorming belangrijk, en vervolgens komen politieke en syndicale werving aan bod. Dit soort literatuur werd ook belangrijk geacht als middel tot bijscholing van het onderwijzend personeel. Een paar tijdschriften waren zelfs uitsluitend schoolgericht. Bovendien was het een belangrijk middel om de alfabetisering, in de scholen verworven, niet te laten verloren gaan [4], Ook was het reeds vroeg de bedoeling om de „inlanders” een zelfstandige mogelijkheid te geven zich uit te drukken zoals T. C. Young reeds in

„Africa” schreef in 1938 en dat geciteerd werd in 1939 door de mentors van „Le Coq Chante” :

Een inlandsch nieuw sblad kan gansch in de inlandsche taal zijn gesteld en toch niet inlandsch zijn. Om leefbaar te zijn m oet het voldoen aan een leemte. Voor inlanders die los staan van het stamverband bestaat deze voornaam ste leem te hierin dat zij, ofschoon volwassen, terug worden gebracht tot een toestand van kind-zijn.

De bedienden der blanken hebben aldus een verarmd leven ; daaraan verhelpen geen schoone huizen, voetbalpleinen, noch de bierlokalen der kampen. Want zij missen dit essentiële : de vrije stem op de openbare vergaderingen van klan o f stam.

‘t Is in dien nood dat het inlandsch nieuw sblad o f tijdschrift allereerst m oet ver­

helpen wil het leefbaar zijn. De inlander m oet zijn gedachten kunnen meedeelen aan anderen. De artikels moeten niet enkel nuttig zijn in het oordeel der inlanders.

De lezer moet er zich in terug vinden. Het nieuws m oet hem w erkelijk aanbelan­

gen [5],

Vindplaatsen

De toegang tot deze bronnen wordt voor westerse en ook Afrikaanse onder­

zoekers erg belemmerd door de grote verscheidenheid in Afrikaanse talen die in deze drukwerken worden gebruikt. De belangrijkste publicaties zijn niet eens in het Lingala o f Kiswahili maar in wat we nu „streektalen” zouden noemen.

Een tweede moeilijkheid blijft de lokatie van de verzamelingen. Volledige col­

lecties zijn een grote zeldzaamheid, zowel in Kongo als in België, en bijzonder moeilijk op te sporen.

Alle tijdschriften van deze aard zijn ter plaatste, dus in Kongo, geproduceerd.

Dat wil zeggen dat er niet systematisch langs het wettelijk depot collecties in het Westen zijn aangelegd. De Afrikabibliotheek op het M inisterie van Buitenlandse Zaken te Brussel heeft een aantal titels, maar erg onvolledig. De belangrijkste en meest volledige zijn dan ook alleen maar te vinden bij de instellingen die ze hebben gepubliceerd. Voor de katholieke publicaties zijn het de missionaire con­

gregaties met archieven in Rome o f in België (uitzonderlijk elders), voor de protestantse in Groot-Brittannië, de USA en de Scandinavische lauden ; voor militaire en neutrale publicaties is de lokalisatie bijzonder moeilijk. In Kongo kan men delen van collecties aantreffen op oudere missieposten.

De archieven van de Kongolese (missie-)drukkerijen zijn zelden bewaard gebleven. Vele van die drukkerijen bestaan niet meer. Zo is belangrijke infor­

matie over oplage en adressenbestanden van abonnees nog moeilijk te achter­

halen. Het is echter een onontbeerlijke zoektocht die zal moeten ondernomen worden.

Eens de gewenste collectie gevonden, staat men nog voor twee problemen : ten eerste, de vertaling, en ten tweede, een thematische o f auteursindex.

Ve r t a l i n g

Men moet dus vertalen. Er zijn hier volgende zaken te overwegen : de taal die gebruikt wordt in deze tijdschriften kan erg verschillen in de loop van de jaren.

De oudste dateren uit de vorige eeuw en talen ontwikkelen. Bovendien situeren deze oudere jaargangen zich ver vóór de problemen van geëigende spelling en taaieenvormigheid. Men kan ook te doen hebben met een dialect dat later niet weerhouden is. Men wordt dan het best geholpen door oudere onderwijzers en door woordenlijsten en woordenboeken uit de tijd van het te vertalen stuk.

In d e x

Een index is bijna onmisbaar voor het gebruik van deze tijdschriften. Zoiets maken is geen eenvoudige karwei. Bij mijn weten zijn er tot nu toe slechts twee samengesteld : een eerste is die van Charles Lonkama, „Index des périodiques édités à M bandaka 1914-1976” (Sujets et auteurs), dactylographié, Bamanya 1995, 17 + 4 + 172 + 208 (= 401) pages.

De tweede betreft het tijdschrift van de Jezuïeten uitgegeven in de Beneden Kongo en samengesteld door J. J. Van De Casteele, „Ntetembo Eto. Tables générales” (van de eerste vijftig jaar), 1985, 104 pp. polycopié.

Enkele grote titels

Een paar titels nemen een bijzondere plaats in, hetzij wegens hun lange levensloop, hetzij wegens hun inhoudelijk belang.

(1) Minsamu Miayenge, „Nkanda wangonda wakilïoto” (M essager de la paix), Matadi, 1891-1958 ( ?), Kikongo. D it blad van een Zweeds Protestants M issiegenootschap (Svenska M issionsforbündet) wordt nog altijd uitgegeven in het Kikongo en in het Frans, in Matadi, sinds 1891. Het wordt ook verspreid in Brazzaville [6].

(2) „Mboli ya Tengai, Yakusu”, 1906-1960 ( ?), Lokele. Gepubliceerd door de B.M.S te Yakusu, 8 blz. per nummer in octavo. Hoofdzakelijk religieuze (bij­

belse) vorming, nieuws van de missieposten, een weinig algemene vorming.

Bijna volledig in het Lokele, een beetje Frans. De Aequatoria-archieven hebben te Bamanya nrs. 442 (1944) en 661 (1958), M icrofiche P 175, en te Borgerhout (niet op microfilm) : 1918 n.94 tot 1940 n.400. De volledige reeks bij de BMS, Regent’s Park College te Oxford.

(3) „E kim ’ea N sango”, B olenge-C oquilhatville, 1913-1960, Lom ongo

( Vi n c k 1997). Tijdschrift beheerd door de Disciples o f Christ Congo M ission en

gedrukt in Coquilhatville tussen 1913 en 1960. De inhoud ontwikkelde van moraliserend en godsdienstig naar meer algemeen vormend. M ongoliteratuur krijgt er een bescheiden plaats. Het is zeer sterk op het schoolonderwijs gericht.

M odellessen worden erin gepubliceerd ; uittreksels uit hun schoolboekjes wor­

den erin weergegeven en besproken. De auteurs van de schoolboeken zijn meestal ook de medewerkers o f redacteurs van het tijdschrift. De koloniale moraal als onderworpenheid aan het koloniale gezag en de verantwoording van

de koloniale bestuursmethodes worden in de jaren dertig en veertig breed uit­

gesmeerd. Er is een sterk Belgisch patriottisme in de teksten aanwezig. In de jaren vijftig komen een paar sociale problemen aan bod, maar de politieke ontwikkelingen krijgen een uiterst beperkte aandacht. Het tijdschrift sluit af in 1960 met een moraliserende beschouwing over de onafhankelijkheid. Van de redacteurs kennen we alleen Mrs Leslie (1929-1933 ; 1940-1946), Mrs G.R.

Wells en E. Ross. Mare Njoji, onderwijzer in de school van Bolenge, was een actief publicist. Hij heeft vele tientallen bladzijden gevuld in „Ekim ’ea Nsango”.

Het tijdschrift was hoofdzakelijk in het Lomongo opgesteld ; men gebruikte zeer weinig Frans. Het verscheen meestal als maandblad, in 8° [7]. bleef de eerste jaren beperkt tot bijbelvertalingen, catechismuslessen, heiligen­

levens, overlijdens en nieuwtjes uit de missieposten. Later komen er meer opvoe­

dende them a’s, richtlijnen van de Staat, geschiedenis van de Bakongo, reproduc­

ties van een paar schoolboekjes. Relatief weinig traditionele literatuur (slechts twee stukjes voor 1927) o f actuele problemen. In 1921 verschijnen zes teksten over Kimbangu. Als medewerkers vinden wij een groot aantal Kongolese namen (voor de nieuwtjes) ; bij de missionarissen merken we op : René Butaye en Josef Van Wing (van 1914 tot 1947). Karthala, Annexe. Deze tekst heeft spijtig genoeg zeer weinig informatieve waarde. De auteur heeft geen index gemaakt. Mgr. A. De Clercq (Scheut), onder wiens gezag het gesticht en gedurende vele jaren uitgegeven werd, verklaarde dat het hoofdzakelijk bestemd was voor onderwijzers, leerlingen, catechisten en oud-leerlingen [9], In 1934 heeft het een oplage van 6 000 exemplaren.

(6) Nkuruse [10], Paters Passionisten, Tshumbe, Otetela, 1932. Gestart in 1932 als linguïstische ontdubbeling van hun gelijknamig tshiluba tijdschrift werd het in juli 1936 overgenomen door de paters Passionisten onder leiding van Mgr.

Hagendorens. Hij putte er veel taalkundige informatie uit voor zijn Otetela Woordenboek en Spraakkunst. Er was een belangrijke medewerking van Atetela vanaf het begin. Men gebruikte het IAI alfabet vanaf december 1949. Van 1932 tot 1940 gebruikt men het formaat 1 8 x 1 2 cm, en 12 blz. per nummer, met zeer

onregelmatig ritme van verschijnen. Zo totaliseert men tussen 1932 en 1940 ongeveer 222 bladzijden. Tijdens de oorlog is het niet verschenen. Na de oorlog wordt het 36 x 28 cm met 4 blz. per nummer en van 1957 tot 1960 geeft men hun liefde en respect voor het Otetela, maar vanaf 1957 publiceert men toch ook artikels in het Frans. In 1961 verdwijnt het, maar in december 1969 verschijnt het weer op formaat 34 x 26 cm, onder de naam Lakaso. In 1932 meldt men een oplage van 1 500.

(7) Le Coq Chante, Etsiko, Lokole lokiso, MSC, 1936-1962, Lomongo, Frans, Lingombe, Longando. Deze titels werden tussen 1937 en 1962 uitgegeven door de katholieke Missie van Coquilhatstad. Ze vormen eigenlijk eenzelfde tijd­

schrift. Wisselend verschijningsritme, soms veertiendaags, soms maandelijks.

De bedoeling, lezers en redactie liggen volledig in dezelfde lijn. Men zou ze wel kunnen beschouwen als telkens een verdere stap in de ontwikkeling. Ze worden verder in dit artikel uitvoerig ontleed.

(8) M bandaka, Service de l ’Information, 1947-1960 (?), Frans en Lingala

( Bo l e l a 1960, 1971). Het is een voorbeeld van een goed functionerend blad dat

niet door de M issie gepatroneerd werd. In 1947 gestart als sportblad door M. Brebant, op dat ogenblik bureelhoofd van de Voorlichtingsdienst, later Gewestbeheerder in Coquilhatstad, ontwikkelde het zich tot een volwaardig, neutraal informatieblad, in het Frans en Lingala (de eerste jaargangen bieden steeds in parallel dezelfde teksten aan in beide talen). Er worden teksten overgenom en van Van W ing, Sohier, Vander Kerken, Lodew ijckx, over geschiedenis en sociale problemen. Vanaf 1948 verschijnt naast het plaatselijke nieuws ook een rubriek met wereldnieuws. De strekking is vanzelfsprekend in de zin van de officiële Belgische koloniale politiek. Redacteurs waren onder andere Justin Bomboko (enkele jaren voor 1955), A. C. Bolela van 1955 tot 1957, Louis Ilufa vanaf 1957. In 1947 had men een oplage van 550 exemplaren die verder groeide tot 2 160. In de jaren vijftig komen, hoofdzakelijk in polem iek met de bladen van de katholieke Missie (Lokole Lokiso en Pax), een aantal sociaal-poli- tieke problemen ter sprake.

(9) Hodi, M issionarissen van Afrika, 1941, Kiswahili ( An o n y m e 1953).

Gepubliceerd in het Kiswahili (en een beetje Frans) door de Witte Paters te Bukavu vanaf 1942. Het gaf algemeen vormende en geschiedkundige artikels, maar vooral nieuwtjes uit de verschillende bisdommen en missieposten. In 1954 registreerde men een oplage van 25 000 exemplaren.

(10) Kongo ya S.ika, 1947, Lingala. Verscheen vanaf 1947 als tweewekelijkse, later als wekelijkse bijlage van La Croix du Congo, uitgegeven door de Missie

van Scheut te Kinshasa, maar onder redactie van Kongolezen. Later uitgegeven door de uitgeverij Sint-Paul, Kinshasa.

(11) Nsango y a biso, 1943, Lingala en een weinig Frans. D it blad van de Force publique, gelanceerd op 1 mei 1943, bestaat waarschijnlijk nog. Het werd gedrukt op 25 000 exemplaren. Er is bij mijn weten geen studie gemaakt over dit toch zeer invloedrijke blad.

Redactie

De missionarissen hadden tot kort vóór de Onafhankelijkheid in feite de redactie onder hun bevoegdheid. Toen neutrale en staatsbladen verschenen namen ambtenaren van de Voorlichtingsdienst de taak op zich. In de jaren vijftig komen er overal Kongolese namen op de voorpagina te staan als opstellers. Het onderzoek naar hun feitelijke verantwoordelijkheid en effectieve bijdrage is een onderdeel van de studie van deze publicatie. In bijna alle gevallen blijven de blanken de laatste verantwoordelijken tot op het einde. Vandaar het belang van een biografische studie van de redacteurs.

Geven deze publicaties ook opvattingen van de inlanders weer o f uitsluitend die van hun blanke redacteurs ? Zijn de inlanders gemanipuleerd, ook als ze de redactie waarnemen in de jaren vijftig ? Het antwoord op deze belangrijke vraag zal in elk geval afzonderlijk moeten bekeken worden. We doen dit verder uit­

voerig voor de publicaties in Coquilhatstad.

In feite verliep de redactie niet volgens strenge regels en was zij waarschijn­

lijk meestal zeer slordig en meerdere keren gewoon in handen van de drukker en zijn „klerk”. Het journalistieke gehalte is natuurlijk niet groot. Er zijn nooit beroepsjoumalisten aan het werk geweest, tenzij misschien in Kinshasa de aller­

laatste jaren vóór de onafhankelijkheid. Soms waren er wel min of meer vaste verslaggevers op de missieposten. Het was echter niet de eerste bedoeling objec­

tieve informatie te geven, maar wel „stichtende literatuur” ter beschikking te stellen of propaganda te maken voor de koloniale politiek. De gebeurtenissen werden ideologisch of anekdotisch benaderd.

Er worden vele schuilnamen gebruikt, ook door Kongolezen, of ze tekenen met hun initialen (of initialen van hun schuilnaam). Het is niet altijd mogelijk maar wel belangrijk hierin klaarheid te brengen en de auteur te identificeren. In protestantse kringen was het gebruikelijk voor de blanke missionarissen een vaste inlandse naam aan te nemen ; bij katholieken gebeurde dat zelden. Er wer­

den gelegenheids- o f vaste schuilnamen gebruikt. De redenen waarom men schuilnamen en Afrikaanse namen gebruikte waren veelvoudig. Door het gebruik van meerdere namen probeerde men te verdoezelen dat eigenlijk steeds dezelfde mensen erin schreven. Ook leek het dat m eer autochtonen en niet zozeer blanken de teksten leverden. Bovendien was het niet altijd gewenst bij strijdkwesties openlijk met zijn eigen naam uit te komen.

De tijdschriften van de katholieke M issie te Coquilhatville

Aan de hand van een voorbeeld willen we hier aantonen wat een dergelijk tijd­

schrift betekende voor zijn tijd als opinievorming en voor onze tijd als bron van de geschiedenis van de Belgische kolonisatie.

We nemen de drie titels door het Apostolisch Vicariaat van Coquilhatville gepubliceerd van 1936 tot 1962 : Le Coq Chante, Etsiko en Lokole Lokiso.

Alhoewel titel, formaat en aantal bladzijden dikwijls veranderden, bleven de redactionele opties en de eigenaars dezelfde zodat ze als een eenheid kunnen behandeld worden, met toch wel een eigen plaats voor Lokole Lokiso.

Het eigene van deze publicaties is misschien wel dat ze in belangrijke mate hebben bijgedragen tot het verzamelen van literair, etnologisch en geschied­

kundig materiaal. Over de hele periode van het verschijnen werden een tiental

kundig materiaal. Over de hele periode van het verschijnen werden een tiental