• No results found

Het actuele grondwaterregime

In document 065 Binnenveld gebiedsanalyse (pagina 54-59)

Toetsingskader grondwaterstand en kwel

In Tabel 8 staan de grondwaterstanden die nodig zijn voor optimaal functioneren van de habitattypen.

Ze zijn ontleend aan de profieldocumenten van Natura 2000 (zie Bijlage 2).

Tabel 8: Hydrologische standplaatseisen voor de habitattypen (onderbouwing zie bijlage 2)

<--- Nat Droog --->

H7140_A Overgangs- en trilvenen (trilvenen)

Omschrijving profieldocument GVG s winters

inunderend zeer nat

Omschrijving profieldocument GLG zelden

wegzakkend nauwelijks

wegzakkend

GVG (cm tov maaiveld) 20 tot -10 -10 tot -15

GLG (cm tov maaiveld) 0 tot -20 -20 tot -25

Kwel (mm/dag)

H7140_B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)

Omschrijving profieldocument GVG

Omschrijving profieldocument GLG zeer

ondiep-a zeer

Omschrijving profieldocument GVG zeer nat tot nat Omschrijving profieldocument GLG

GVG (cm tov maaiveld) 5 tot -25 -25 tot -40

GLG (cm tov maaiveld) -20 tot -40 -40 tot -50

Kwel (mm/dag) Op veenbodems niet meer dan enkele

decimeters wegzakkend Geen criterium gegeven Geen grondwaterstandseis, omdat

veenmosrietland hier alleen voorkomt op kraggen

Toetsing actuele gemeten grondwaterstanden aan standplaatseisen

De gemeten GVG en GLG in peilbuizen zijn weergegeven in Tabel 9. Ze worden vergeleken met de standplaatseisen uit Tabel 9. Het beeld voor GVG is gemengd: er komen zowel standplaatsen met optimale, suboptimale als slechte condities voor. De GLG is over het algemeen te laag, met name in de Bennekommermeent.

Tabel 9: Actuele en gewenste grondwaterstanden in de meetpunten per deelgebied en per habitattype, in cm beneden maaiveld

Toetsing actuele grondwaterstanden (berekend met grondwatermodel) aan standplaatseisen

De grondwaterstanden berekend met het model zijn vergeleken met de hydrologische standplaatseisen uit Tabel 8 Het resultaat staat in Afbeelding 33 en in Tabel 10. Daaruit blijkt dat op veel standplaatsen de GVG voldoet aan de eisen (gemiddeld op 80% van het bestaande areaal). Knelpunten zijn vooral de GLG en kwel.

De grondwaterstanden in de zomer zakken dieper uit dan toelaatbaar is. Op kwel wordt verder ingegaan in de volgende paragraaf. Er is overigens een relatie tussen kwel en GLG. Bij een grote kwelflux zakken grondwaterstanden in de zomer minder diep uit.

Deelgebied Habitattype Peilbuis

Trilvenen B39E0422_1 503 19 Voldoet niet 9 40 Voldoet niet 20

Trilvenen B39E0417_1 531 8 Optimaal 0 19 Optimaal 0

9 Optimaal voor

Trilvenen 0 24 Suboptimaal

voor Trilvenen 4 9 Optimaal voor

Blauwgrasland 0 24 Optimaal voor Blauwgrasland 0

Trilvenen B39E0382_1 481 -5 Optimaal 0 6 Optimaal 0

29 Voldoet niet voor Trilvenen

19 cm voor

Trilvenen 49 Voldoet niet voor Trilvenen

Blauw-grasland B39E0354_1 510 28 Suboptimaal 3 58 Voldoet niet 18

Blauw-grasland B39E0360_1 506 23 Optimaal 0 61 Voldoet niet 21

Blauw-grasland B39E0361_1 497 21 Optimaal 0 53 Voldoet niet 13

Blauw-grasland B39E0362_1 524 39 Suboptimaal 14 71 Voldoet niet 31

B39E0425_1 511 35 Suboptimaal voor Blauwgrasland

Afbeelding 27: Doelrealisatie voor de bestaande habitattypen in de huidige situatie (toetsing aan met het grondwatermodel berekende grondwaterstanden en kwel). Geschiktheid van de hydrologische standplaatsfactoren (legenda: groen=optimaal, oranje=suboptimaal te droog, blauw=niet geschikt, suboptimaal te nat en rood=niet geschikt, te droog)

Tabel 10: Doelrealisatie grondwaterregime bij de voor Natura 2000 aangewezen habitats, zoals vastgelegd in het aanwijzingsbesluit.

Betrouwbaarheid

De doelrealisaties zijn berekend met het grondwatermodel en dat wijkt enigszins af van de werkelijkheid. De afwijkingen van het model betekenen het volgende voor de doelrealisaties bij de belangrijkste habitats in Tabel 10:

– Trilvenen in de Blauwe Hel:

● De GVG is aan de zijde van de Wageningselaan 2 tot 8 cm te nat berekend. Dat betekent dat het berekende areaal dat optimaal is voor GVG daar waarschijnlijk een overschatting is. Aan de zijde van de Grebbeweg is de GVG 0 tot 16 cm te droog berekend. Daar is het berekende areaal dat optimaal is voor GVG waarschijnlijk onderschat. Gemiddeld is het berekende areaal, waar de GVG voldoet, waarschijnlijk ongeveer correct (70%);

● De berekende GLG is vrijwel overal dieper dan 25 cm, en dat is lager dan de standplaatseis (20 cm). Daardoor is de doelrealisatie laag. Het model berekent de GLG te 4 cm te nat tot 11 cm te droog. Dat betekent dat de berekende doelrealisatie een kleine onderschatting is;

– Trilvenen in de Hel:

● De berekende doelrealisatie voor GVG is hoog (97%). Er zijn hier twee peilbuizen, waarvan er één nabij de kern van het trilveen staat (hier is het model correct) en één aan de zijde van de Wageningselaan (GVG 13 cm te nat berekend). Mogelijk is de berekende doelrealisatie dus een overschatting;

● De GLG is 2 tot 7 cm te nat berekend. De standplaatseis (0 tot 20 cm onder maaiveld) wordt dus waarschijnlijk in een iets kleiner areaal gerealiseerd dan de 27% die het model aangeeft:

een kleine overschatting;

– Veenmosrietland in de Hel:

● Het veenmosrietland in de Hel komt voor op kraggen, of drijftillen. Dat zijn drijvende pakketten opgebouwd uit veen en plantenwortels. Het maaiveld van zo’n kragge beweegt mee met de waterstand van het oppervlaktewater waarin het drijft. De grondwaterstand ten opzichte van maaiveld van de kragge is daardoor onafhankelijk van de oppervlaktewaterstand. De GVG en GHG zijn vrijwel gelijk aan maaiveld. De GLG hangt af van de dikte, verticale doorlatendheid en soortgelijk gewicht van het veenpakket. De grondwaterstand ten opzichte van maaiveld is ook onafhankelijk van het waterpeil, of de stijghoogte in het onderliggende watervoerende pakket en kan niet worden getoetst aan resultaten van het grondwatermodel;

Deelgebied Habitattype

Blauwe Hel Blauwgraslanden 0.2 97% 54% 0% 0% 0% 0% 0%

De Hel Overgangs- en

tril-venen (triltril-venen) 1.5 97% 27% 55% 19% 31% 0% 51%

De Hel Overgangs- en

tril-venen (veenmosrietl.) 1.7 100% 100% 100% 100% 0% 0% 100%

De Hel Blauwgraslanden 0.2 91% 69% 0% 0% 0% 9% 0%

Bennekom-mermeent Blauwgraslanden 8.6 85% 25% 9% 8% 8% 0% 16%

Totaal Alle 17.0 80% 27% 20% 16% 8% 0% 24%

– Blauwgrasland en trilvenen in de Bennekommermeent:

● In de Bennekommermeent berekent het model de grondwaterstand goed, met afwijkingen van de GVG van 7 cm te nat tot 8 cm te droog, en van de GLG van eveneens 7 cm te nat tot 8 cm te droog;

● Dat betekent dat de doelrealisatie voor blauwgrasland ongeveer correct is: op 85% van het areaal voldoet de GVG en op 25% van het areaal voldoet de GLG;

● Voor de doelrealisatie voor trilvenen betekent het ook dat het ongeveer correct is: op 26% van het areaal voldoet de GVG en op 0% van het areaal voldoet de GLG.

De gevolgen van deze afwijkingen voor de berekende effectiviteit van de PAS-maatregelen worden behandeld in paragraaf 8.2.

Toetsing van de actuele kwel aan standplaatseisen Natura 2000

Op basis van de modelberekeningen is getoetst in welk deel van het gebied waar de habitats nu bestaan wordt voldaan aan de kweleis van 1,5 mm/dag. Dat blijkt het geval te zijn op 2% van het trilveen in de Blauw Hel, 55% van het trilveen in de Hel en 9% van het blauwgrasland in de Bennekommermeent. (zie Tabel 10).

Bij veenmosrietland is het niet noodzakelijk dat kwel optreedt op de standplaats, omdat het voorkomt in de vorm van een kragge. Voor dit habitattype is het noodzakelijk dat het oppervlaktewater waarin de kragge drijft voor een deel wordt gevoed door basenrijk kwelwater, onder de kragge, of bovenstrooms ervan. Dat is het geval: bovenstrooms van het veenmosrietland is er sprake van kwel (berekende kwelfluxen tot meer dan 1,5 mm/dag). Omdat dit habitattype recent tot ontwikkeling is gekomen kan worden geconcludeerd dat de omstandigheden waaronder dit plaats kan vinden, aanwezig zijn. .

Conclusies over het actuele grondwaterregime

De grondwaterstanden in het Natura 2000 gebied zijn op veel standplaatsen te laag en er is onvoldoende kwel om te kunnen voldoen aan eisen van de habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen. Dit is bekend uit een groot aantal studies over het gebied, het blijkt uit waarnemingen en het volgt ook uit het grondwatermodel.

Het doelgat op basis van metingen (Tabel 9), het met een grondwatermodel berekende grondwaterregime en de toetsing van het berekende grondwaterregime aan de standplaatseisen (Tabel 10) leidt tot de volgende conclusies:

– Trilvenen in de Blauwe Hel: de GVG voldoet op 70% van het areaal, en is in de rest van het gebied te laag. De GLG is vrijwel overal 25 tot 40 cm onder maaiveld, en dat is 5 tot 15 cm te laag. In delen van het gebied is er kwel (circa 0,5 mm/dag), maar dat is onvoldoende om aan de eis (1,5 mm/dag) te voldoen;

– Trilvenen in de Hel: De GVG voldoet op in groot deel van het gebied. Het model geeft aan dat op 97%

van het areaal het geval is. Dat is waarschijnlijk een beperkte overschatting. De GLG is in een klein deel ondiep genoeg (0-20 cm-mv), maar is in het grootste deel 0 tot 20 cm te laag. Op 55% van het aangewezen areaal berekent het model voldoende kwel (meer dan 1,5 mm/dag);

– Veenmosrietland in de Hel: waarschijnlijk voldoen zowel de grondwaterstanden als de kwaliteit van het water waarin de kragge drijft voldoen 100%;

– Blauwgrasland in de Bennekommermeent: In de blauwgraslanden van de Bennekommermeent is de GVG op 85% van het areaal hoog genoeg. Knelpunt is vooral een te diepe GLG (40-60 cm onder maaiveld, dat is 0-20 cm te diep). In circa 10% van het gebied wordt de kweleis van 1,5 mm gehaald.

Op grote delen van het aangewezen areaal is helemaal geen kwel.

In document 065 Binnenveld gebiedsanalyse (pagina 54-59)