• No results found

Begin 2015 is een enquête naar de kosteneffectiviteitvan inrichtings- en beheermaatregelen opgesteld en een workshop voor de betrokken beheerders georganiseerd. Zie ook tussenrapport over 2015.

Enquete

Voor het habitattype Heischrale graslanden geldt landelijk een uitbreidingsopgave en een opgave voor verbetering van de kwaliteit (de soortenrijkdom van nog aanwezige graslanden). Dit onderzoek richt zich allereerst op de vraag waar en hoe (toevoer maaisel, enten etc.) de uitbreiding op voormalige landbouwgrond kan worden

gerealiseerd. Dit door nieuwe herstelexperimenten (A) en door bij eerder uitgevoerde experimenten additionele maatregelen uit te voeren (B). Voor de nieuwvorming van droge heischrale graslanden is een keuze mogelijk tussen uitbreiding op bos- en heideterreinen (leemarm, kalkarm en fosfaatarm) en voormalige landbouwgronden (soms meer leemrijk, rijker aan basische kationen maar ook fosfaatrijk). Voor een vergelijking van aanpak is inzicht nodig in de uiteindelijk bereikbare natuurdoelen (op een termijn van 10-15 jaar) versus de daarmee gemoeide kosten. Bij deze kosten gaat het om de inrichtingsmaatregelen inclusief het vervolgbeheer de eerste tien jaar (bijv. introductie soorten en opslag verwijderen).

Om inzicht te krijgen in de kosten en de effecten van maatregelen die genomen zijn op voormalige landbouwgrond is een enquête rondgestuurd naar de 16 beheerders van de terreinen die ook in de eerste en/of tweede fase van het project onderzocht zijn. Omdat de effecten van de maatregelen op het deel met de ontwikkeling naar droog heischraal grasland uit dit project bekend zijn, hoopten we dat het mogelijk zou zijn de effectiviteit van de maatregelen in detail te bezien. Aan de betreffende beheerders is ook gevraagd om de enquête voor een of meer andere terreinen in te vullen waar op voormalige landbouwgrond droog heischraal grasland ontwikkeld is en waar wij deze detailinformatie niet voor hebben

In de enquête wordt gevraagd naar de geschiedenis van het terrein, de inrichtingsmaatregelen die genomen zijn en de kosten daarvan, de reguliere beheermaatregelen die in het terrein genomen worden en bijbehorende kosten, de effectiviteit van de maatregelen en resterende knelpunten en de tevredenheid over de kosteneffectiviteit.

In totaal namen vijf beheerders de moeite de enquête in te vullen over zeven terreinen. Eén van deze terreinen was het referentieterrein waarvandaan maaisel is betrokken voor de experimenten in het noorden van het land (Kleine Startbaan). In dit terrein zijn natuurlijk geen herinrichtingsmaatregelen genomen en ook de kosten voor het reguliere beheer zijn hier niet representatief, omdat hier op kleine schaal zeer precies beheerd wordt. Dit is het best ontwikkelde droge heischrale grasland van Nederland, waar soorten in staan die in de rest van het land bijna uitgestorven zijn, zoals Rozenkransje en Valkruid. De kosten van dit beheer zijn daarom niet

vergelijkbaar met kosten van normaal regulier beheer.

De meeste enquêtes waren slechts gedeeltelijk ingevuld. Omdat de terreinen waarvoor de enquêtes ingevuld waren 11 tot 22 jaar geleden waren heringericht, waren veel van de huidige beheerders niet bij de herinrichting betrokken. Vooral kleinschalige

projecten zijn toentertijd niet goed gedocumenteerd, zodat bij de huidige beheerders niet bekend is welke maatregelen er precies genomen zijn en wat de kosten daarvan waren. Ook van het reguliere beheer was bij de beheerders niet altijd bekend wat de kosten waren, waarschijnlijk omdat de financiële afhandeling elders in de organisatie plaatsvindt. De antwoorden in de enquêtes hadden verder vaak (gedeeltelijk) ook betrekking op de ontwikkeling van vochtige heischraal grasland (tot zeer natte systemen met veenmossen), omdat droog heischraal grasland alleen op de droge gedeelten in de percelen van de herinrichtingsprojecten tot ontwikkeling komt en de kosten en maatregelen voor het gehele project bekend zijn. Onderstaande resultaten

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 158 hebben alleen betrekking op de enquêtes waarvoor de betreffende vragen waren ingevuld.

De terreinen met herinrichting op voormalige landbouwgrond waarvoor de enquête (gedeeltelijk) was ingevuld, waren het Wisselse Veen, Staverden (Geldersch Landschap en Geldersche Kastelen), Banisveld, Poortbulten (Natuurmonumten), Kromhurken en Gastelsche Ontginning (nat terrein) (Staatsbosbeheer). Deze terreinen zijn tussen 1 en 80 hectare groot. De terreinen waren oorspronkelijk grasland of bouwland, of afwisselend gras- en bouwland. Voorafgaand aan de herinrichting werd verwacht dat er tussen 0 (verwachting was heide) tot 10 hectare droog heischraal grasland ontwikkeld zou worden. Als belangrijkste knelpunt voorafgaand aan de herinrichting werd de te hoge voedselrijkdom genoemd. Ook was er vaak geen mogelijkheid voor soorten om zich te vestigen. Op vijf van de zes terreinen was voorafgaand aan de herinrichting geen doelvegetatie aanwezig. Op één terrein was er in een gedeelte van het terrein sprake van redelijk tot zeer goed ontwikkelde heide, schraalgrasland en blauwgrasland. Bij 3 terreinen was er in de omgeving geen doelvegetatie aanwezig van waaruit dispersie naar de terreinen plaats kon vinden, bij 1 terrein was er binnen 150 meter matig tot redelijk vochtig heischraal grasland aanwezig en bij twee terreinen redelijk ontwikkeld droog heischraal grasland op 700 – 1000 m afstand. Het is overigens echter bekend dat dit voor zaaddispersie een erg grote afstand is (Ozinga, 2008).

Alle terreinen werden afgeplagd (ondieper dan 15 cm, 3 terreinen) en/of ontgrond (meer dan 15 cm, 5 terreinen). Op sommige terreinen werd het terrein gratis afgegraven en de grond afgevoerd door een zandwinbedrijf; er waren soms dan wel kosten voor onderzoek en vergunning (€ 200,- per hectare). Als er wel betaald moest worden voor ontgronden en verwerken door een aannemer, lagen de kosten veel hoger: circa € 1360,- ex BTW per hectare voor het ontgronden (gemiddeld 30 cm diep) en € 1900,- ex BTW per hectare voor het transport en verwerking van de vrijgekomen grond binnen het gebied + 100% overige aannemerskosten. Voor het afvoeren van de overige grond buiten het gebied (als er geen aannemende partijen zouden worden gevonden) werd € 3,40 per kubieke meter gevraagd (prijspeil 1999/2000; bekend van één terrein).

Daarnaast werd in een deel van de terreinen hydrologische maatregelen genomen, zoals het dempen van sloten, het aanleggen van poelen en het aanleggen van een wal voor waterberging. Deze maatregelen werden vooral genomen voor de nattere

terreindelen.

Slechts in twee terreinen werd maaisel aangebracht, waarvan in één terrein alleen in het vochtige deel van het terrein. In twee terreinen vond herintroductie plaats, maar alleen van soorten van vochtig milieu: Grote ratelaar en Moeraskartelblad

(halfparasieten met als doel te verschralen), Vetblad en mogelijk ook Beenbreek en Veenbes. In geen van de terreinen werd bodem geënt, bekalkt of diersoorten geïntroduceerd.

Alle terreinen worden gemaaid, meestal jaarlijks en soms gefaseerd vanwege de fauna. Dit wordt soms in eigen beheer gedaan, of er wordt een aannemer ingehuurd voor €300,- tot €825,- (nat terrein) per hectare. Een deel van de terreinen wordt aanvullend begraasd met Drents Heideschaap, Veluws Heideschaap (momenteel niet meer), schapen (algemeen) en/of drukbegrazing met rundvee binnen een raster. De kosten hiervan variëren tussen ongeveer €25,- en €100,- per hectare per jaar (hoogste bedrag niet geheel zeker vanwege grootte van terrein). Daarnaast vindt op de Veluwe ook begrazing plaats door Edelherten en zorgen Wilde zwijnen voor het open houden van de bodem. Opslag van bomen (met name Berk) is in veel van de herinrichtingsterreinen een groot probleem. De opslag wordt deels onder controle gehouden door drukbegrazing; daarnaast wordt de opslag in een deel van de terreinen gemaaid (gedeeltelijk jaarlijks). De kosten hiervoor bedragen €2500,- tot €3500,- per hectare per jaar.

De huidige ontwikkeling van de terreinen werd door de beheerders getypeerd als zeer goed (1 x), goed (1x), redelijk tot goed (1x), redelijk (2x) en matig (1x). In de (zeer) goed ontwikkelde terreinen werden redelijk veel nieuwe soorten, waaronder Rode- lijstsoorten aangetroffen. In de matig en redelijk ontwikkelde terreinen ontbreken vaak soorten die typische zijn voor heischrale graslanden, hoewel er vaak wel een positieve ontwikkeling van de flora in het algemeen en soms ook van Rode-lijstsoorten is waargenomen.

Minder tevreden zijn de beheerders over de bosopslag, schade door motorcrossers en quads en stagnatie van het aantal soorten door de geïsoleerde ligging van het gebied. Over het effect van Wilde zwijnen verschillen de meningen; door de ene beheerder worden zij gezien als nuttig voor het open houden van de bodem, terwijl een andere beheerder vindt dat zij schade toebrengen aan bijvoorbeeld plekken met orchideeën.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 159 De helft van de beheerders zou, met de kennis van nu, de herinrichting van het terrein op dezelfde manier uitvoeren. Andere beheerders geven aan, als ze het terrein weer mochten herinrichten vanuit landbouwgrond, meer aandacht te geven aan het (gelijk) aanbrengen van maaisel, zaadbronnen uit de omgeving halen, enten, gefaseerd maaibeheer en het anders omgaan met de (vrijgekomen) bodem. Opvallend was dat geen van de beheerders de abiotiek na herinrichting nog als knelpunt zag, terwijl uit de eerste fase van het onderzoek (Loeb et al., 2013) blijkt dat er in een flink deel van de terreinen die 10 – 15 jaar geleden zijn heringericht de toplaag van de bodem nog te voedselrijk is voor de ontwikkeling van droog heischraal grasland. Dit betreft overigens maar een klein deel van de terreinen waarvoor de enquête is ingevuld.

Drie van de beheerders staan positief tot zeer positief ten opzichte van de effectiviteit van de kosten voor de genomen inrichtingsmaatregelen. Drie andere beheerders staan hier neutraal tegenover, grotendeels omdat zij niet op de hoogte zijn van de kosten die gemoeid waren met de herinrichtingsmaatregelen.