Met dit citaat wordt het zoeken naar Dorbeck van een taalfilosofische kant bekeken;
in de taal is Dorbeck er, ook al wordt hij niet gevonden, want het werkwoord ‘zoeken’
is op een object gericht; tussen de werkelijkheid en de mens staat ook nog de taal
als barrière.
E. Wijziging van inconsistenties binnen de romanwerkelijkheid.
1. p. 30, r. 20: een maand - twee maanden.
Op p. 39 is het 23 juli 1940. Wanneer men alle tijdsaanduidingen naloopt tussen
p. 39 en p. 30 (vgl. ook nog p. 369, r. 4 v.o.), komt men voor p. 30 uit op plm. 8 juli,
dat is ongeveertwee maanden na de capitulatie (die ook in de romanwerkelijkheid
op 14 mei valt, zie p. 268, r. 9). Uit deze p. 30 kan men opmaken dat er ‘gisteravond’
een oproep in de krant heeft gestaan waarin de Nederlandse officier (de lezer weet
35) Wittgenstein's levensvorm. In: W.F. Hermans, Het sadistische universum, Amsterdam, 1964,
p. 163 (6e dr., Amsterdam, 1968, p. 181); het citaat is inDe donkere kamer iets aangepast:
vóór het woord ‘zijn’ staat inWittgenstein's levensvorm beide keren ‘bij’.
dat Jagtman dat gedaan heeft op 20 juli 1940. Maar in de derde druk leest men op
p. 374, r. 19-20: ‘Bij de eerste oproep in de krant is hij zich gaan melden’, hetgeen
gezien p. 30 niet klopt; in de tiende druk is dit dan ook gewijzigd in: ‘Na die oproep
in de krant [...]’ (zie hieronder nr. 15).
36)De eerste variant leidt echter tot een conflict
met de werkelijkheid buiten de roman (die in de
36) Beide varianten slaan hen die menen dat Dorbeck een hallucinatie van Osewoudt is een
argument uit handen: zie F.A. Janssen,Het gelijk van Pyrrhon. In: Raam nr. 78, okt. 1971,
p. 38-39.
34
roman nauwkeurig gevolgd wordt): op p. 30-31 is Turlings zojuist teruggekeerd uit
krijgsgevangenschap; de Duitsers lieten de Nederlandse krijgsgevangenen half juni
vrij (in overeenstemming met de oorspronkelijke lezing van p. 30, r. 20), niet half
juli.
37)2. p. 45, r. 10: derde oorlogsdag - eerste oorlogsdag.
Het gaat over de eerste ontmoeting tussen Osewoudt en Dorbeck, en die vond
blijkens p. 23-24, p. 329, r. 4, p. 375, r. 10 plaats op 10 mei 1940.
3. (1962) p. 52, r. 10 v.o.: Drie jaar - Vier jaar.
Tussen deze p. 52 (2 juli 1944) en het laatste contact met Dorbeck (p. 42, 23 juli
1940) liggen vier jaar (vgl. p. 135, r. 6, p. 379, r. 17).
4. p. 71, r. 21: toegevoegd: De man heet De Vos Clootwijk. Hij is ingenieur bij de
Spoorwegen. Ik moet hem overhalen ons inlichtingen te verstrekken over Duitse
troepenverplaatsingen.
In de roman worden de handelingen van Osewoudt nauwkeurig beschreven en
verantwoord. Alles wat hij doet vloeit voort uit Dorbecks opdrachten. De lezer krijgt
niet de indruk dat Osewoudts verbeelding hem tot daden aanzet. Nu komen er
enkele plaatsen voor waar de hoofdfiguur handelingen verricht die door de verteller
niet verantwoord zijn: a. p. 138: Osewoudt gaat plotseling in Utrecht naar Ir. De Vos
Clootwijk, in de mening dat de Engelse agente Elly daar geweest is.
In de derde druk heeft Elly alleen gezegd dat ze ‘iemand in Utrecht’ (p. 71, r. 2
v.o.) moet spreken. De toevoeging op deze p. 71 in de tiende druk geeft Osewoudt
meer gegevens. Bovendien deelt Dorbeck hem in de tiende druk, p. 135, r. 9 v.o.
(zie hieronder nr. 8), mee dat deze ingenieur Elly heeft verraden, waardoor
Osewoudts bezoek aan hem verklaard wordt (vgl. wat hij op p. 318, r. 17-20 zegt:
‘Toen Elly Berkelbach Sprenkel gearresteerd was, omdat die meneer De Vos
Clootwijk haar had aangegeven, ben ik naar die man toegegaan [...]’; dit gegeven
(idem p. 317, v. 5-7 v.o.) zou anders in de lucht komen te hangen). Bovendien wordt
door Dorbecks woorden een duidelijke lijn tussen Elly en Dorbeck gelegd. Osewoudts
bezoek aan de ingenieur is nu verantwoord, d.w.z. past binnen de structuur van de
roman.
b. Op p. 96 begeeft Osewoudt zich naar het huis van Labare, waarover de lezer
niet ingelicht is. Maar op p. 87, r. 14-16 wordt een toespeling gemaakt: ‘Wij kunnen
wel iemand gebruiken die kan fotograferen. Als je daaraan mee wil doen, kan ik ook
wel ergens onderdak voor je vinden.’ De lezer concludeert dat men later Osewoudt
naar Labare verwezen heeft, waar hij films krijgt te ontwikkelen. Evenzo mag men
concluderen dat Ebernuss Osewoudt het adres in Amsterdam (p. 255, r. 1 en r. 3
v.o.) tevoren opgegeven heeft.
c. Op p. 114, r. 3 draagt Osewoudt plotseling een bril. Maar de herkomst hiervan
is op p. 78, r. 6-7 v.o. aangeduid.
d. Zie hieronder onder nr. 7.
e. Op p. 172, r. 9 v.o. blijkt plotseling dat Osewoudt en Marianne een afspraak
hadden op het Muntplein te Amsterdam. De lezer is hierover niet ingelicht. Dit is de
enige plaats in de roman waar een handeling van Osewoudt uit de lucht komt vallen,
maar men kan stellen dat het niet nodig was een afspraakje zonder belang (ze gaan
naar de film) van te voren aan te kondigen.
5. p. 75, r. 9: zaterdagmiddag - volgende week zaterdagmiddag.
Deze variant hangt samen met die op p. 103, r. 1 (zie hieronder nr. 6) Als men
de tijdsaanduidingen tussen p. 48 (29 juni 1944)
en p. 103 naloopt komt men voor p. 75 op dinsdag 4 juli, en kan men op p. 103 op
vrijdag 7 juli uitkomen. De gebeurtenissen spelen zich dan in dezelfde week af. Dat
zou betekenen dat de dateringen op p. 75 en 103 zoals die in de derde druk gegeven
worden geen correctie behoeven. Osewoudts mededeling op p. 92, r. 13-14 v.o.
(het is dan donderdag 6 juli) tegenover Marianne: ‘Binnen een week kom ik bij je
terug, misschien al overmorgen.’ lijkt dan wel vreemd, want hij komt op p. 104, dat
is vrijdag 7 juli; maar, kan men zeggen, dat kon hij niet voorzien. Men kàn op p. 96
zeven dagen invoegen, maar dat maakt de mededeling op p. 87, r. 16-17: ‘Vannacht
mag je hier blijven, desnoods morgennacht nog [...]’ problematisch: waar is Osewoudt
die zeven dagen dan geweest? Bovendien: op p. 105, r. 3 v.o. wordt over
‘maandagavond’ gesproken, waar, als men de gewijzigde dateringen in de tiende
druk volgt, ‘vorige week maandagavond’ had moeten staan. In overeenstemming
met de wijziging op deze p. 75 is de tijdsaanduiding op p. 103, r. 1 veranderd (zie
hieronder nr. 6), maar niet de soortgelijke aanduiding op p. 331, r. 6 (‘een paar
dagen later’). De enige steun voor de genoemde varianten in de tiende druk is de
mededeling op p. 141, r. 5 (in de derde druk is het dan zaterdag 8 juli, in de tiende
druk zaterdag 15 juli), waar De Vos Clootwijk Osewoudt zegt dat Elly ‘Vorige week
woensdag’ bij hem is geweest. Het zou m.i. juister zijn om op deze plaats de woorden
‘Vorige week’ te laten vervallen en op de p. 75 en 103 de lezingen van de derde
druk te handhaven.
Men komt in beide gevallen in moeilijkheden op p. 113, r. 8-9, waar gezegd wordt
dat de landing in Normandië twee weken tevoren plaatsgevonden heeft: het is op
p. 113 in de derde druk 7 juli, in de tiende druk 14 juli; de landing werd uitgevoerd
op 6 juni. Onjuist is ook de mededeling op p. 114, r. 3-4 dat de bomen al bijna geel
worden; het is nl. 8 resp. 15 juli.
6. p. 103, r. 1: die laatste dagen - die laatste tijd; maandagmiddag - vorige week
maandag.
In document
Raam. Jaargang 1972 · dbnl
(pagina 58-61)