• No results found

Hermans Boerhavens kort-bondige spreuken, wegens de ziektenstekennen, en te geneezen

Voor-reeden.

1. DE toestand van 't gantsche menschelyk lichaam, welk de levendige, natuurlyke, en dierelyke daden beleedigd, wordziekte genaamd.

2. Welk deel van de Genees-kundige wetenschap leert de ziekte in de zieke zelfs te ontdekken, en te geneesen, werd genoemd deoeffenende Geneeskunde, welk Gesondheid belooft aan de zieken. Cels. I.

3. Die derhalven van de levendigen, natuurlyken, en dierlyken werkingen te oeffenen haar noodwendigheden onbewust is, en aldus de oorsaaken van 't leven niet weet, nog van haar gesondheid, die kan 't gebrek derzelver, dat is de ziektens, niet weeten.

4. Verder de geneesing der ziekte is,

1. Tot gesondheid. 2. Die verandering steld derhalven dat dezelve is ook bekend. 3. Waarom de kennis ende genesing der siektens een wetenschap van leerstukken is, welke verklaaren, welke zy 't leven, ende gesondheid van de mensch, dat is, welk natuurredigen Geneeskundigen stellingen vereyschen.

5. Die verandering (4) maakt en schikt de beweging door 't gebruik van werktuigen, welk de konstenaar moet kennen en regeren: Tot dien einde verondersteld men, dat men grondig weet de stof, berei ding en gebruik van de manier van leven, geneesmiddelen, en Heelkunst.

6. 'T gebruik word gerigt, van die kennis heeft van

de toekomende uytwerking: waar door geëyscht werd een algemeene wetenschap van wetten, na welk al de handelingen moeten gedaan werden; en derhalven de onderwysing der teekenen, en wyse van te geneesen noodsaakelyk is. En daarom die aan de practyk werd overgegeven, (2) syn eerst noodsaakelyk te weeten al de deelen van de geneeskundige stellingen: Hierom sullen wy stellen die teekenen, elders betoogd.

7. De ziekte, welke in 't lichaam hangd, zal zyn een lichaamentlyk gewrogt van een bysonder bepaalde oorzaak.

8. Welkers naukeurige wegneeming geneest.

9 'T byzonder quaad verbeterd, zo word 't weggenomen, of door een middel, dat alleen op 't selve werkt; of door hulp werkende in alles met een gelyke kragt. Dit sullen wy de algemeene eygene Geneeskunde noemen.

10. Door beyde (9) aanmerking, gelykenis, of redenering werd uit deze beide ontdekt.

11. De aanmerking werd genomen: 1. Uyt een naukeurig verhaal van de ziekte, meldende de oorzaaken, de natuur, en de gevolgen van 't quaad. 2 Uyt een nette optelling van zaaken, die nut of schadelyk zyn, als ze by geval, of door konst, aan de ziekte erlangd zyn. 3. Uyt 't gezigt van geopende lichamen, welkers ziektens eerst waren aangemerkt.

12 Uit vergelyking besluit hy, welk aangemerkt (11) en derhalven bekend, het tegenwoordig geval, tot nog toe onbekend, t'zamenvoegende, redeneert van de natuur en genezing van 't onbekende quaad.

13. Eyndelyk die alles, welk een sieke overkomen, door aanmerken bekend zynde, (12) overweegd naukeurig afzonderlyk de byzonderheden, vergelykt daar na onder malkander in 't gemeen alles, voegd die by zulke dingen, welke in degezondheid gebeuren, en hier na door de strengheid van de onderworpen reeden klimt eyndelyk tot 't verstand van de naaste oorzaak, en hulpmiddelen, bequaam om dat weg te nemen, die verdiend de waare naam van een geneeskundige.

3

14. De beste order dan om een verhaal en geneezing van de ziektens zal zyn, dat hy

1. Een ygelyks quaads kenteekenen ondeelbaar eygen, gemeen, naukeurig gekend, met een nette order, en gefundeerde trouwe, voorsteld.

2. Alles, welke gebeurd zyn aan de zieken van die dingen, welke hy gedaan heeft, ingenomen, binnengehouden, uitgeworpen, of gebruikt heeft, terwyl de ziekte geweest is, verhaald.

3. De hulpmiddelen van levenswys, hand, geneesmiddelen, en met een de regte manier om 't te gebruiken, na dat 't geval, of kunst zig opdoet, uitlegd.

4. Die, welke uit dese drie, gelyk uit toegegevene, na de gesegde setregel door 't gewrogt der reden zo waaragtig konnen uitgetrokken werden, dat ze voor grondregelen van de practyk kunnen zeker genomen, door te besluiten uittrekt.

15. De veelheid der ziekten is moeyelyk om die wel na order te stellen.

16 Maar zy schryft voor dese order: 1. een klaarder kennis van de ziekte. 2. Een eenvoudiger denkbeeld van dezelve. 3. Een zeer gemakkelyke geneesing. 4. Derzelver vereyschte kennis om een ander te verstaan.

17. Uit welke grond (16) wy alle die in 't vervolg sullen verhandelen. 18. Derhalven de hoedanigheden van de aldereen-voudigste ziektens en geneezing moet voor de overigen vooraf gaan.

19. De eerste plaats eyschen hierom de ziektens van de vaste deelen te verklaaren en te geneesen.

20. Eyndelyk de ziektens van een eenvoudigste vaste veseltje zyn onder alle andere dan de (19) eerste, die verklaard en genezen zynde.

De ziektens van de vaste eenvoudigste vesel.

21. Die deelen, welke, uit 't vloeybaare in de vaaten bevat, afgezondert, malkander door de kragt des

levens en middel van 't alderdunste, waterighe, en vet lymsap aan een gehouden, maaken de minste vesel, zyn de minste, eenvoudigste, aardagtig, en naulyks veranderlyk door eenige oorzaaken, dewelke in ons levende bevonden worden.

22. Waarom in deze, (21) afzonderlyk aangemerkt, geen ziekte voorkomt, die door Geneeskundige aangemerkt, of genezen beschreven word.

23. Maarin de minste veesel, uit deze vereenigde t' zamen geronnen, volgen de aldereenvoudigste ziektens (24- ad 28) verdienen aangemerkt te werden: want zy zyn geduurig, en leggen de grondslagen tot verstand van anderen, hoewel voorby gezien, of niet wel gekend.

De ziektens van een zwakke en losse vesel.

24. DE zwakheid van een vesel (23) werd genoemd een vergadering van de minste deelen (21) met zo een weinig kragt tot t'zamenhegting, dat ze door die ligte beweging kan ontbonden worden, welke door 't gewrogt der gezondheid geschied, of niet veel meerder.

25 Deze gaan (24) vooraf: 1. Een belette gelykmaking van ingevoerde vogten tot 't wezen van de levendig, gezonde, vloeystoffen, welk in plaats komt van al te veel verlooren goede vogt, en traagheid van vaste kragten tot 't vloeybaare: of meest door voedzels, in zyn natuur meerder hard, als dat een deugd is van de veranderde kragten in 't Lichaam. 2. Al te zwakke toevoeging van 't eene deel (21) tot 't andere, welk zyn oorspronk neemt van al te zwakke beweging der vogten, en die 't meeste van 't gebrek van de beweging der spieren. 3. Al te sterke aftrekking van een vesel, scheurende van de naast gelegene.

26. Dog uit deze brengd die voort (24) een ligte uitstrekking, scheuring van 't zaamengehegte vaaten, ja een traagheid, die in zyn vloeybaare bevat is; waar van geswellen, die van uitspannende, verrottingen van

5

stilstaande of buitenvaatvloeyende, als die, welke uit deze twee volgen, zyn oneindig. 27. Uit deze (24-26) word 't tegenwoordige, toekomende, en voorledene gekend: 't gevolg voorzien, ende vereyschte middelen van genezing doorsien.

28. Want die zal behouden worden: 1. door voedzel, in welk de stof (21)

overvloedig is, en die nu byna zo bereid is, als ze in een gezond en sterk Lichaam geschied. Melk, eyeren, vleesnat, daar in gekookt wel gerezen brood, Rintsche wynen, zyn de eerste. 2. De beweeging vermeerdert van 't vaste en vloeybaare door vryvingen, ryden te Paerd, of op een Rytuig, Schip; wandelingen, loopingen, oeffeningen des ligchaams. 3. Door een zachte t'zamendrukking van vaeten, en weeromstuiting van 't vloeybaare 4 Door Geneesmiddelen, die door 't zuur wrang, of ook door geesten, die gistende zyn, voorzigtig en zacht gebruikt. 5. Dat men op allerley wyze de altegroote uitspanninge wegneemt.

29. De slappigheid van de vesel werd genaamd die t' zaamenhang van deelen (21) onder malkander, welk door een klyn geweld kan zo verandert worden, dat ze langer als zich zelve word; waar uit blykt deze soort (24) van zwakheid en

rekkelykheid daar van af te hangen: en derhalven alle deze klaar uit 't gezegde (21-27) verstaan worden, als een verminderde wederom of uitzettende kragt. Want ook 't glas, 't brooste lichaam, door de kunst getrokken in draaden, dunder dan 't webbe van een Spinnekop, hangd 't zaamen, en is buigzaam overal door de minste kragt in alle kringen zonder scheuring. De buigzaamheid groeyd voor de fynheid. Ac. Reg. Soc. 1713. Hist. XI.

30. Waarom uit de zelve ook geantwoord werd op deze vraeg: Waarom wateragtige en vette voedzels geeven zwakke veesels? Waarom aan kouden, jongen, rustenden, en groeyenden zwakken? Waarom aardschen en wrangen, geven sterke veselen? Waarom warmen en arbeidzaamen sterken? Waarom de uitzettende of

wederomstuitende kragt sterkte verseld?

De ziektens van een vesel, die styf en uytsettende is

31. DE styvigheid van een vesel, al te sterk is die vereeniging van de minste deelen (21) welke zo vast dezelve doet aan een hangen, dat ze niet wyken voor de werking der vloeybaare, welke deze weerstand moet te boven komen, op dat de gezondheid blyve.

32. Deze (31) volgd die oorzaaken, welk vereyscht de gezondheid van een zwakke vesel, (28) indien ze lang, en te veel duuren.

33. Gebooren zynde (31) zo maaktze vaaten, en die daar uit voorkoomen, zynde minder buigzaam, nauwer, korter, en de beweeging van de vloeybaare te veel weerstaande, en dewelke hier uit volgen; V. (50-53.)

34. Uit welke (31-33) zelfs dat quaad gekend word (31), en te gelyk voorzien de gevolgen, die daar uit staan te koomen (33), nogtans is de geneezing niet verborgen.

35. Want dit word uitgewerkt. 1. Door waterige drank en spyze, en die zacht, inzonderheid door wey van de Melk, seer zachte moeskruiden doorgeklenste Meelpappen, ongesuurd. 2. Door rust in een vochte koude lucht, met volkomener slaap. 3. Door uitwendige waterachtige middelen, als ook inwendig lauw daar op gelegt of genomen, ongesouten, zeer lichte en lieffelyke olyagtige te gelyk daar by genoomen.

36. Hier uit werd verstaan de al te groote uitzettendheid, en word genezen met die, mits die meest met de styvigheid verseld, en daar van een gevolg is.

37. Waarom Kinderen, Vrouwen, leedigen een lossigheid? Daarentegen volwassenen, mannen, arbeidsaamen een styvigheid van veselen, en derhalven van alle vaste deelen? en een sterke t'zaamentrekking van lossen?

7

De ziektens van de kleynsten en grootere vaaten.

38. DE minsten vaaten gemaakt uit eenvoudige veesels (21-23), daar toevoeging, of indrang, vereenigd zynde, zo hebben haar ziektens uit dezelve oorzaaken dezelve aard, gevolg en geneesing; en worden derhalven uit 't gezegde, (van 21-38) verstaan. 39. De groote vaaten, uit de minsten (38 door toevoeging of indrang vereenigd, hebben twederley soort van ziektens t'zaamengesteld. Dezer eerst hangt af uit de ziektens van de minste buis (38), deze een grooter t'zamenstellende, en aldus moet de oorspronk, natuur, kragt en derzelver genesing van genomen werden. Maar 't laaste hangt af: 1. van de kragt, waar door 't vloeybaare door deze groote canaal vloeyende, door 't uitstrekken derzelver zyden drukt: welke zyden, uit andere kleynder buisen bestaande, door deze drukking van haar vogt berooft werden, vereenigd ten aanzien van de zyden, wasschen t'zaamen in een vesel (21-23.) van een vast doch dikker zoort: en dezelve kan ook aan de naastgelegene vaatjes medegedeeld worden 2. van de vocht met zyn eigen vaatjes t'zaamengroeyende.

40. Hier uit de zwakheid der vaaten, losheid, kragt, styvigheid, uitzettendheid, van welke door onervarene veel word van gemeld, klaar verstaan konnen werden. Ende waardigheid dezer verdiend een doorsoeking.

De ziektens van de zwakke en losse ingewanden.

41. DEr vaaten en ingewanden zwakheid word genaamd, die 't zamenhegting der deelen (23, 38, 39.) welke die t'zamenstellen, die door zo een ligte beweging kan weggenomen werden, datze ongelykmatig zyn om dat uit te drukken, welk de reden der gezondheid en leven van die eyscht.

42. Welke anders in ouderdom en Sexe, ook anders zyn.

43. Deze zwakheid spruit: 1. van de zwakheid des vesels (24), en derzelver oorzaaken (25) 2. van de zwakheid der kleinste buizen, en derzelver oorzaaken. (38) 3. van de traagheid des vogts vloeyende door grootere vaaten (39) welke afhangt van de weinig overvloed, de waterige vloeybaarheid vermeerdert, en de spieragtige beweging vertragende. 4. Van 't groot getal der alderklynste vaaten, na de tyd van gevaren, te veel en te lang blyvende.

44. Van deze zwakheid (41) door zyn oorzaaken (43) voortgebragt zynde, spruiten veel ziektens, welke valschelyk volgens de gesteldheid, of medegeboorenen werden gehouden; de voornaamste zyn: een lichte uitstrekking der vaaten, zynde een geswel; een ligte t'zamendrukking derzelven, zynde een ydelheid; een stilstand van de vocht; een zelfskomende bederving; een onbequaamheid om de levendigen, dierlyken en natuurlyken daden te oeftenen; en deze allen, welke uit dezelve plegen te volgen, welke als zynde oneindig in getal, ook zeer moeyelyk om te geneezen, en vrugtbaar zyn om nieuwe ziekten voort te brengen; voornamentlyk de quaade gesteldheid(a)en quaadsappigheid(b). 2. Een ligte ontbinding der vaaten van

inwendigen en uitwendigen oorzaaken, scherpen of beweegbaren; een uitstorting, stilstand, verderf, uitputting van 't vocht tot 't leven en gezondheid noodzaakelyk; een onderschepping van de vloeybaare beweging door de gebrooken vaaten, de bederving der zelver; welk door deze beweging bloeyden: Deze zyn verscheiden, voornamentlyk(c)de teering,(d)etterborst,(e)waterzucht,(f)onvoedsaamheid.

45. Welke (41-44) indien iemand naukeurig aanmerkt, die zal niet alleen van deze, maar van oneyndigen en zeer duisteren ziektens haar oorsprong,

te-(a) καχεξία. (b) κακοχυμίᾳ. (c) ϕθίσις. (d) ἐμπύημα. (e) ὕδρωψ.

9

genwoordigheid, uitkomst een onderscheiden kennis hebben, en alleen door dat middel die dingen ondervinden, die sterk en zeeker zyn om de gezondheid weder te krygen.

46. Maar inde toepassing van deze, zo gebied de tegenwoordige slappigheid een traagheid; want noyt elders is de schielyke verandering verderffelyker.

47. Derhalven de middelen (28) moeten langsaam, voorzigtig van 't eerste tot 't laest aangewend worden. Door welker gebruik de vaaten versterkt, een sterke beweging der spieren moet worden aangebragt, tot dat met 'er daad blykt,

genoegsaam saamen gevoegd, vast en vereend te zyn de vaten en ingewanden. 48. Hier uit blykt, dat al 't geen, 't welk van 't vermogen der Voedsels werd overgelevert, 't een waar, 't ander valsch is; want de oeffeningen de vesels der spieren bekragtigd; de oeffeningen van 't Reyden, de geperste ontbind, de slappen versterkt, en noyt de kragten verstroyd; 't bloed zelfs in de slagaderen en aderen in de sterkste is dik, taey, sagtvloeyende; in de zwaksten los, ligt, scherp; oneindige ziektens, in 't aanzien zeer verscheiden, in dezelve wortel nogtans zich konnen vasthegten, en die afgesneden, weggenomen worden.

49. Uit dezelve wert de kennis en genesinge van de slappigheid der vaten en ingewanden genomen.

De ziektens van sterken en vasten ingewanden.

50. DE al te groote styvigheid der vaaten en ingewanden word genaamd dier deelen (23, 38, 39) dezelve t'zaamenstellende aaneen hanging, welke niet wykt voor die beweging, die dezelve veranderen en bewegen moest, op dat die geschieden zouden, welke in de tyd van gezondheid en leven van deze verandering afvloeyden.

51. Deze neemt zyn oorspronk 1. van alle oorzaak eenes al te styven vesels. 2 Meest van veesels, door een sterke kragt van 't levendige voortgedrevene vogt

te zeer aan malkander t'zaamen gepakt. 3, Van de Byeenvergadering der kleyne vaten ontbloot van vocht door een sterke perssing, door welk 't levendige

slagaderlyke vogt van de grootere vaaten de zyden drukt, welkers grooste uitwerking is een zeer geoeffende spieragtige beweging. 4. Van een t'zaamengelopen vat tot een vast met zyn eige vogt stilstaande, uitgedroogd, en 't zaamengeronnen zynde.

52. Alwaar 't in de vaaten vat, brengd voort deze uitwerkingen. 1. gelyken, of dezelven aan die, welk van een al te styve vesel komen. 2. Maakt in de vaaten een sterke nyping, waardoor de vesels zich tragten te voegen tot de asch van zyn buis; te benauwen haar holtens; drukken, t'zaamendrukken, wederom dryven, uitdryven haar vogten, hier uit derzelver beweeging van 't hert, en derhalven ook 't hert te wederstaan; nauwlyks uit te zetten, hier door te stuiten de gelykmatige beweging des bloeds, en alzo ook alle afschydingen; te verminderen de overvloed des bloeds, die anders met een slag uit 't hart moest gedreven werde; te beletten des harts volmaakte ontlasting; bloedsweren voort te brengen; met 't vloeybaare t'zaamen te drukken, en van 't vloeybaarste te berooven, dat te verdikken, ja verstikkingen, de dood zelfs voor te brengen. 3. De vaaten gewond zynde, veroorzaakt groote scheuren door een groote kragt, door welk de deelen der vaaten getrokken worden tegen zyn ondersteunsels, die van een gescheurt geheel en al vermindert de uiterste

holligheden, of sluit die toe.

53. Uit deze (31-37. 50-52) naukeurig doorzien zynde krygende een klare onderwyzing, door welk gekend word de voorledene, tegenwoordige, toekomende, werkende en zullende werken styvigheid der vaaten, uitzettendheid, kragt, geneesing. 53. Want die werken uit: 1. Eygen middelen, genezende de styvigheid des vesels (35). 2. Die voornamentlyk, welke de overvloed, dikkigheid, drukking van 't levendige vogt ver minderen. 3. Die de spieragtige beweging ophouden. 4. Die, welk

11

55. Uit deze allen (van 21-55) de eygen ziektens van de vaste deelen werden gekend; en uit dezelve blykt, wat men antwoorden moet aan deze vragen: Welke zy de verscheidentheid van de vaste deelen in verscheide levenstyd? waarom de mensch wascht, blyst, en afneemd? Waarom hy slap, sterk, styf werd? Waarom vogtig, vol, droog? Waarom hy door een natuurelyke dood, of in hoge ouderdom sterft? En dan door welk een ziekte? Welke ziektens voornamentlyk eygen zyn en meest aan elke levenstyd? Wat voor spys, welke levenswys, welke geneesmiddelen, aan elk byzondere levenstyd gemakkelyk? Wat voor geloof, welke nuttigheid van die leere aangaande de in eengedrongentheid en slappigheid in de vaste deelen?

56. Van de Wonde staat nu eerst te verhandelen na de eenvoudigste ziektens van 't vaste. Maar, nadien die de gebreeken der vogten, die van zelfs komen, met zich sleept, zo moet men aangaande deze voor de Wonden handelen, welke gekend moeten werden, eer men de historie der Wonden afdoet.

57. Waarom eerst zal gehandeld werden van die ziektens der vogtigheden, die in de zelve van zelfs gebooren werden; dewylze of aan zich zelve overgegeven worden, zonder agt te geven op de vaaten, of door een gebrek ontstooken van al te traage levendige beweging.

Van de aldereenvoudigste gebreken der vogten en wel de toevalligen.

58. DE vogten werden in een levend mensch gevonden, of rauwen, die tot nog behouden de natuur van aangenomenen, of door de kragt van natuurlyke daden, en door vermenging hebben aangenomen de natuur van menschelyke vloeybaaren (vogten) onze vogten gelyk.

59. De eersten (58) of zyn genomen uit de planten, of uit andere dieren.

Toevallige ziektens uyt een zuur vogt.

60. ONze vogten, uit meelagtige planten, of ooftvrugten, rauw, of ryzend, indien se de kragten van ons overwinnen, verkrygen in ons dezelve aard, welke zy aan zyn natuur, door een vogtige warmte gestooft, schuldig zyn. Een suuragtige scherpigheid, en lymagtig vet neemen hun oorsprong hier voornaamentlyk uit. De eerste uit geresen en ongeresen; de laaste uit meelagtige, niet geresen, nog gekookt werd die geboren, tot welke ook die behooren, welke door de t'zamentrekking van 't wrange een vasthouding der vogten veroorzaaken.

61. Deze suuragtige scherpigheid (60) heeft deze voorgaande oorzaaken. 1. voedsels uit meelagtige, suursappige, versse, rauwe, nu siedende of gestende, deelen van gewasschen. 2. Gebrek van goed bloed in 't lichaam deze voedsels aannemende. 3. de zwakheid van 't zamenstel des vesels (24-29, 41) der vaaten en ingewanden. 4. 'T missen van diergelyke beweging.

62. Nu gebooren zynde, voornamentlyk de plaats van de eerste verteering krygd zyn vastigheid, waar door trager 't bloed, en ten laasten allen vogten 't ververgiftigd. 63. Brengt voor suure oprispingen, honger, ineeting der maag, darmpynen, winden, krimping, traagheid van de gal, derzelver verscheiden verandering, een suur-Chyl, drek-uytwerpsels van de ingewanden, die suuragtig zyn. De gevolgen van deze zyn in de maag en ingewanden.

64. In 't bloed bleekheid, een suur-Chylagtige wey; hier van hebben de Vrouwe een suure melk, een suur zweet, een suur speeksel, brengd die voort; hier uit werden jeukingen, verstoppingen, puisten, zweeren, bloedstremming, en onbequaamheid ontrent de omloop veroorzaakt, als ook prikkelingen van 't hersenbreyn en senuwen, waar uit stuiptrekking, een ontroerde omloop des bloeds, de dood.