eigenwaarde. Telkens als u een aanval afslaat, - en dat is meer gebeurd - is uw
konklusie dat u er nog zult zijn - of uw werk dan tenminste - als al die keffende
broekjes zullen zijn vergeten.
Eigenlijk word je nooit aangevallen door mensen van waarde. Iemand als Hugo Claus
b.v. zal wel eens een laatdunkend woord gebruiken maar zal nooit met getrokken
mes ten aanval gaan. Hij heeft aan zichzelf genoeg om zich niet
met dergelijke flauwe kul bezig te houden. Dezelfde ervaring heb ik gehad met de
serieuze critici die we vroeger bezaten, een Vestdijk, een Greshoff, een Urbain van
de Voorde van wie ik niet alles nam, maar die wist waar het om ging. Ook met
Herreman die als journalist een vulgarizator was maar zijn werk ernstig verrichtte.
Van deze mensen, die iets betekenden en ook iets vertegenwoordigden, heb ik nooit
een onheus woord moeten inkasseren. Ook niet van Kemp. Of van Paul Hardy, die
soms bezwaren maakt, maar deze bewaren als een gentleman formuleert. De jongens
die slaan om te hebben, zoals men in Vlaanderen zegt, blijken nooit bewezen te
hebben zelf veel waard te zijn. Als criticus reageren ze hun frustraties af. Men mag
kritiek op mijn werk uitoefenen - natuurlijk mag men dat - doch ik weiger mij bij
schofterigheid neer te leggen, die zich voor artistieke rechtlijnigheid wil laten
doorgaan. Op een bepaald moment was het zo erg dat mijn vrouw de gestencilde en
andere tijdschriftjes, die ik toegezonden kreeg, verdonkeremaande om te beletten
dat ik het me zou aantrekken. Zielig was dat op den duur sommige journalisten gingen
meedoen. Het was, zowat tot voor een jaar of vijf, nu treft het mij minder, de mode
om bij de jeugd in het gevlei te komen. Bovendien hadden sommige ‘Strebers’ ook
hun vriendjes wel hier en daar op de één of andere dag- of weekbladredaktie zitten.
Van een journalistiek standpunt uit bekeken, was het een blunder van je welste precies
mij tot objekt van dergelijke aktiviteiten, die mij soms aan Der Stürmer van Julius
Streicher deden denken, te kiezen. Het heeft lang geduurd voor het mij helemaal
duidelijk was, doch mijn lezers in Noord en Zuid zijn jonge mensen. Als die
gemeenheden lezen over een auteur die ze niet kennen, zullen ze misschien geloven
wat zo'n kranteknaap vertelt. Maar de hedendaagse jonge mensen hebben geleerd
zelf een eigen oordeel te vormen. Zo'n jonge vrouw of man die één of ander schrijver
écht waardeert, legt dergelijke agressieve
kubraties naast zich. Had ik dàt iets vroeger ingezien, het zou mij wel enige ergernis
hebben bespaard. Waar zijn trouwens al die aspirant-genieen van enkele jaren geleden?
Waar zijn de boeken - meestal probeerden zij ook proza of poëzie te lozen - waarmee
zij mijn minderwaardig gepruts nu eens voorgoed van de baan gingen vegen?...
Maar, het is zo, een tijdlang heb ik het niet onder de markt gehad, zoals men in
Antwerpen zegt. Waar men kon, drukte men mij buiten. Soms zag ik dat vlakbij, in
mijn eigen omgeving, gebeuren. Ook oudere kollega's deden er aan mee. Een
konkurrent minder, zullen ze bij zichzelf hebben gedacht... Het meest in het oog
springend, want mogelijk het onhandigst, was de houding van hen die zelf tot de
jongerenmaffia behoorden, of er in het gevlei bij wilden blijven. Vreemd eigenlijk...
Wat hadden ze er nu aan in een goed blaadje te staan bij mensen die nog steeds
moesten en moeten bewijzen gewoon maar een bladzijde poëzie, proza of kritiek te
kunnen schrijven?... Ik herinner mij de meeting die in het Paleis voor Schone Kunsten
te Brussel werd gehouden, je weet wel, om tegen het proces te protesteren dat
aanhangig was gemaakt tegen Claus. Het ging om het optreden van drie blote heren
in een toneelspel van hem. Die blote heren vond ik meelijwekkend, doch het proces
vond ik ook erg naar. Het ging dus om de vrijheid van het woord, van de artistieke
uitdrukking. Die blote mannetjes waren maar een bezopen voorwendsel, maar kom...
Welnu, de jonge vrijheidsminnaars in de zaal trachtten een aantal mensen op het
podium het spreken te verhinderen. Dit in naam van de vrijheid. Ik heb hun het
zwijgen opgelegd door te zeggen dat zij zich als fascisten aanstelden, en daarna rustig
mijn woordje geplaatst. De radio en de televisie (‘Tienerklanken’) waren aanwezig.
Terwijl ik sprak, liet de tienerklankenjongen de camera stilleggen. En uit het
naderhand uitgezonden radioprogramma bleek ik netjes weggeknipt. Dat was
oneerlijk. Heus waar, ik behoorde die avond echt
wel tot de drie, vier sprekers die er niet voor spek en bonen hebben bijgestaan... Dit
alles is nu grotendeels voorbij. Ik heb genoeg aan de erkenning van mijn werk en
kan zulke dingen missen. Maar het maakt in ogenblikken van depressie die ik, als
iedereen, ook wel eens heb, een onprettige indruk. De diepere oorzaak van dit alles
is moeilijk te achterhalen. Soms denk ik dat het door mijn werk als journalist, dat
duurde tot 1965, veroorzaakt werd. Ik moest in mijn eentje voor een volledige
kunstredaktie spelen op Volksgazet en kon dus niet àlles bespreken wat er verscheen.
Wie niet aan bod kwam, en dat waren uiteraard zij wie ik van talent verstoken vond,
werd mettertijd mogelijk boos op me. Bovendien ben ik vijftien jaar lang
redaktiesekretaris van het Nieuw Vlaams Tijdschrift geweest. Ik nam geen beslissingen
wat het al dan niet accepteren van kopij betrof. Dat deed de redaktie, maar ik moest
de afgewezen teksten terug naar onze inzenders sturen. Velen die daarna een grote
bek opzetten, behoorden tot deze door mijn kollega's ‘gebuisde’
aspirant-letterkundigen. Je kunt het gevolg raden... Een derde mogelijkheid is, dat
ik niets beteken als auteur. Maar dan kon ik toch niet de moeite waard zijn, opdat
zowel het intellektuele spes patriae als het artistieke schorem zich zo'n enorme
inspanning zouden hebben getroost om mij klein te krijgen. Inmiddels heeft het mij
geen kwaad gedaan. Er is een moment gekomen waarop mijn lezers, ook in Nederland,
kwaaie brieven aan de hoofdredakteur van publikaties, waarin ik gemaltraiteerd werd,
zijn gaan schrijven. Dàt is soms erg doeltreffend. Dan beseft zo'n hoofdredakteur
ineens dat men zijn krantje misschien toch niet alleen koopt om één of andere
wielrenner op het schild te zien verheffen, terwijl een schrijver als een stuk vuil wordt
behandeld...
In document
Joos Florquin, Ten huize van... 10 · dbnl
(pagina 67-70)