• No results found

Heimatsvermerke en sport in Egypte

In document Worstelen in de schaduw (pagina 95-110)

‘De’ Nederlander bestaat niet. - Kroonprinses Maxima1

Het is lastig om uit het bronmateriaal de betekenis en het belang van etniciteit te halen met betrekking tot de sportfestivals en -voorzieningen. Etnische groepen worden gevormd op basis van het sociale toekenningproces van categorieën die gezien worden als biologisch bepaald. In het besproken bronmateriaal blijft deze toekenning echter grotendeels achterwege. De redenen hiervoor zullen verschillend zijn: in het persoonlijke briefverkeer wordt de identiteit als bekend aangenomen of de context maakt een andere identificatie, bijvoorbeeld op basis van beroep of sociale klasse, belangrijker. Elke interpretatie van het bronmateriaal is daardoor provisorisch.

In dit hoofdstuk zal ik ingaan op de identificaties die wel gebruikt werden in het besproken bronmateriaal. Ik ga er hier vanuit dat de regionale benamingen de meeste kans geven op etnische categorisering. Namen laat ik buiten beschouwing, omdat een naam niet direct betrekking heeft op de (primaire) identificatie(s) van een persoon. Iemand met een Egyptische naam kan nog altijd bij de Grieken ingedeeld worden, zoals de boeren in Kerkeosiris die in een belastinglijst worden gecategoriseerd als hellenoi georgoi.2 Griekse namen kunnen daarnaast ook gedragen worden door personen die zich ook als niet-Grieks identificeren, zoals de Edomieten in Memphis.3

Aan het gebruik van regionale identificaties, de Heimatsvermerke, kleven echter ook haken en ogen. Deze identificaties waren grotendeels juridisch vastgelegd, zodat de identificaties uit ambtelijke bronnen niet per se een gevoelde identiteit weergeven. Volgens Goudriaan leidde deze juridische praktijk ertoe dat de etnische betekenis van deze Heimatsvermerke vanaf de derde eeuw afnam.4 De afname van de grote verscheidenheid aan regionale identificaties was echter waarschijnlijk ook een gevolg van de sociale marginalisering van een dergelijke identiteit. Men zette zich voornamelijk af tegen de Egyptenaren, zodat interne verschillen in

1 Toespraak van Prinses Maxima, 24 september 2007 bij de presentatie van het WRR-rapport Identificatie met Nederland, Den Haag. http://archief.koninklijkhuis.nl/Actueel/Toespraken/Toesprakenarchief/2007/Toespraak_ van_Prinses_ Maxima_24_september_2007 (10 oktober 2010).

2

P. Tebt. 1107 r.279 e.v. Goudriaan, Ethnicity in Ptolemaic Egypt, 86.

3

SB 1.681 samen met OGIS 737. Thompson Crawford, ‘The Idumaeans of Memphis’, passim.

4

de immigrantengroepen sociaal minder relevant werden.5 Alleen grotere groepen of groepen die meer afweken van de norm, bleven een eigen identiteit behouden.

Complicerende factoren zijn echter de Macedonische en de Perzische identificaties. De Macedonische identiteit bracht een verhoogd aanzien met zich mee door de Macedonische afkomst en zelfidentiteit van de Ptolemaiën. Hierdoor had de Macedonische identiteit een statusfunctie.6 De Perzische identiteit werd vanaf de tweede eeuw gebruikt voor een juridische tussenpositie. De Perzische identiteit was hiermee met name bedoeld om bepaalde groepen te bevoordelen. In Boven-Egypte werd zij bijvoorbeeld gebruikt om Egyptische soldaten aan te geven.7

De groep die zichzelf als Macedoniërs aanduidt is het grootst. Verschillende gymnasiarchen identificeerden zichzelf als Macedoniër. In het eerste geval wordt de Macedonische Philoxenos geëerd door de leden van het gymnasium te Thmouis, waarschijnlijk nadat hij de gymnasiarch geweest is.8 In het tweede geval, ook uit Thmouis, eert Leonides zijn vader, de Macedonische Leonides.9 Een andere gymnasiarch die zichzelf Macedoniër noemt is de zoon van Philostratos.10 Hij eerde het koningspaar met standbeelden. Hij was verder een officier in het leger. Een andere legerofficier was de Ptolemaios herdacht in een grafschrift in Koptos.11 Deze Ptolemaios was de hegemon van een Macedonische divisie.

Wij kennen verschillende ‘etnische’ divisies van Macedonische tot Perzische en Bithynische. Rekrutering hiervoor werd echter niet alleen gedaan op basis van etniciteit. In de loop der tijd waren er te weinig ‘pure’ immigranten, zodat bijvoorbeeld ook niet-Macedoniërs gerekruteerd werden.12 Legerdivisies werden echter voornamelijk geïdentificeerd door het noemen van de commandant. Binnen dergelijke divisies komt men dan ook verschillende identificaties tegen. Hierdoor kan de Macedonische identiteit van de zoon van Philostratos wel enige etnische waarde hebben. De identificatie van Ptolemaios blijft echter problematisch, omdat hij alleen de officier van de Macedonische troepen wordt genoemd.

Verder hebben wij enkele klachten van Macedoniërs, ingediend bij het kantoor van een

strategos. Aristomachos, de manager van het gymnasium voor Polykleitos, identificeert zich

5

Clarysse en Thompson, Counting the people, 142.

6

Thompson, ‘Hellenistic Hellenes’, 314.

7

Vandorpe, ‘Persian soldiers and Persians of the Epigone’, 103-4.

8

SEG 8.504 (2e eeuw).

9

SEG 2.864 (ca. 150 BCE).

10

Scheuble, ‘Eine Weihung an Herakles’, 31.

11

Bernand, Inscr. Métr. 4.

12

bijvoorbeeld als Macedoniër.13 Ook Hermon die onder zijn lampadarchie uit wilde, is een Macedoniër.14 De etnische betekenis van de term Macedoniër in juridische contexten is echter problematisch, zoals hierboven aangegeven is.

Een inscriptie waar misschien wel Macedoniër gebruikt wordt in de ‘originele’ etnische betekenis is die van het gymnasium van Sebennytos. Zij noemen zich collectief de Macedoniërs van het gymnasium gewijd aan Herakles.15 Als de vergelijking met de Edomitische politeuma te Memphis opgaat, hebben wij hier te maken met een etnische organisatie die (voor een deel) samenkwam in het locale gymnasium.

Naast de grote groep Macedoniërs zijn er ook enkele regionale identificaties die maar één keer voorkomen in de bronnen over sport. Uit de Fayoum in het midden van tweede eeuw kennen wij een Thraciër, Leonides, die onderdelen van het locale gymnasium herstelde.16 Het gaat hier waarschijnlijk wel om een etnische identificatie, omdat hij zijn militaire functie bekend maakt door het noemen van de commandant, Heksakon, van zijn compagnie. De Thracische immigranten bleven zichzelf in Egypte onderscheiden gedurende de Ptolemaiïsche periode.17 Ze integreerden echter in de loop der tijd volledig, zodat ze gaandeweg uit beeld verdwijnen. In de Romeinse periode wordt er in ieder geval niets meer van hen vernomen. Deze Thraciërs gingen grotendeels op in de Griekse sfeer van Egypte: ze namen voornamelijk Griekse namen aan.18

In Samareia werd rond het midden van de derde eeuw een gymnasium gebouwd door Apollodoros uit Nagidos.19 Dit is een stad aan de zuidkust van Klein-Azië en een kolonie van Samos. Waarschijnlijk is Apollodoros als soldaat onder Ptolemaios II Philadelphos naar Egypte toegegaan. Nagidos was in de eerste helft van de derde eeuw in handen van de Ptolemaiën. Door zijn herkomst uit een polis en een kolonie van Samos zal hij waarschijnlijk ook als Grieks beschouwd zijn.

De voormalige ephebe Ammonios komt misschien uit Apollonia te Kreta.20 Hiermee kan echter ook de deme te Alexandria bedoeld worden. In dat geval was hij burger van Alexandria en zegt het niet al te veel over mogelijke etnische identificaties.

13 P. Enteux. 8 (221 BCE). 14 BGU 6.1256 (147 of 136 BCE). 15

SB 1106; Van ’t Dack, ‘Notice au subjet de SB I 1106’, passim.

16

I. Fayoum 2.103; 104 (150-49 BCE).

17

Bingen, ‘The Thracians in Ptolemaic Egypt’, passim; Goudriaan, ‘Ethnical strategies’, 77-9.

18

Ibidem, 79

19

P. Enteux. 8 (221 BCE).

20

In Egypte was ook een Bithynische divisie actief.21 De chiliarchoi en protoi philoi van deze divisie eren hun collega Karaduses. De naam van Karaduses wijst er waarschijnlijk op dat hij (en zijn compagnie) uit Bithynië kwam of daar wortels had.

De Pers Boïdas is echter een lastiger geval.22 Zoals ik hierboven betoogd heb, geeft de benaming van Boïdas als Pers waarschijnlijk wel een zekere etnische spanning aan. Hij werd in ieder geval als ongewoon genoeg beschouwd om hem als Anders te identificeren. Hiermee is dit de sterkste aanwijzing dat een Griekse etnische identiteit als normaal gezien werd in het gymnasium.

Egyptische atleten identificeerden zich buiten Egypte met de originele Griekse (familie)herkomst of waren burgers van Alexandria.23 Voor de identificatie van atleten en de andere wedstrijddeelnemers in Egypte zelf hebben wij slechts enkele bronnen uit de derde eeuw.

Olympias, de Attische danseres, wordt verder niet geïdentificeerd met een regionale aanduiding.24 Haar kyrios, Zopyros, is echter een Galaat. Wat de relatie tussen de twee is, is hieruit niet op te maken. Het kan gaan om een familielid, haar echtgenoot, of iemand anders. De fluitspeler die Olympias inhuurt, Sosos, is de zoon van een immigrant uit Syrakuse.

Nikias, die meedeed aan de wedstrijd van de cavaleristen te Psinachis, identificeert zichzelf als Macedoniër.25 De reden voor het noemen is voornamelijk de juridische functie, net als bij Aristomachos en Hermon.

In de enige overwinnaarlijst uit Egypte beschikken de deelnemers allemaal over een regionale identificatie of een polis van herkomst. De grootste groepen deelnemers worden geïdentificeerd als Macedoniërs en Thraciërs, respectievelijk vijf en zes. Daarnaast komen er winnaars uit Boiotië, Halikarnassos, Naukratis, Tarente en Thessalië. Voor deze lijst heeft de opsteller dus de Griekse traditie gevolgd om de herkomst te noemen. Deze internationaal lijkende lijst bestaat bijna geheel uit immigranten gevestigd in Egypte.26 De familie van Demetrios uit Naukratis kan daar ook al gewoond hebben voor de verovering van Egypte door Alexander de Grote.

21

SEG 8.357 (3e-2e BCE).

22

I. Prose 15 (ca. 170 BCE?).

23

Remijsen, ‘Challenged by Egyptians’, 248-9.

24

CPR 18 1 (231BC).

25

P. Genova 3.107 (236BCE?).

26

In dit gezelschap is verder geen Egyptische invloed te herkennen.27 Jammer genoeg hebben wij verder geen soortgelijke lijsten van overwinnaars, zodat wij geen vergelijkingsmateriaal hebben. Apollophanes die het worstelen tijdens een Basileia won, krijgt bijvoorbeeld geen regionale identificatie mee.28 Hij werd echter geëerd buiten de context van het gewonnen festival, zodat wij hier geen grote conclusies uit kunnen trekken. Het zou interessant zijn of in de tweede of eerste eeuw BCE identificaties zoals Boiotië, Halikarnassos, of Tarente nog gebruikt werden.

Opvallend aan dit overzicht is de afwezigheid van de aanduidingen Grieks en Egyptisch. Het gebrek van de term Helleen is begrijpelijk, omdat dat altijd beperkt was. De afwezigheid van Egyptenaren in dit overzicht is echter interessant. Van de beide identiteiten gold waarschijnlijk de Griekse als normaal in het gymnasium. Het gymnasium was een van de vele tradities die de Grieken introduceerden in Egypte, zodat de Griekse dominantie in het begin waarschijnlijk absoluut was. Dit wordt verder ondersteund door de vele vooroordelen over Egyptenaren in de derde eeuw BCE, de stilte qua Egyptische invloeden en de gebruikte Griekse namen in het gymnasium.

Een ander argument is dat het midden tussen de extremen van Pers en Thraciër bijna zeker ingenomen werd door de Griekse identiteit. De meeste van de hierboven staande identificaties in de bronnen weken dan op grond van deze stelling af van de norm (Macedoniër, Thraciër, etc.). De overige identificaties zouden dan de norm ondersteunen, bijvoorbeeld Boiotië, Halikarnassos, en anderen.

27

Bingen, ‘The Thracians in Ptolemaic Egypt’, 88-9.

28

Conclusie

No longer does thy mother, Philoxenos, welcome thee, Throwing her arms around thy lovely neck in a long embrace, No longer dost thou walk with the youth through our famed city Happy from the shady exercise ground of the gymnasium. No, your father brought hither your pale bones

When Kaunos had consumed thy flesh with greedy flame. - Bernand, Inscr.Métr. 62 (vert. Fraser, Ptolemaic

Alexandria, I 613)

In deze scriptie heb ik gekeken in hoeverre de festival- en sportcultuur een rol speelde in de demarcatie van grenzen tussen de immigranten uit Griekenland en Macedonië en de autochtone Egyptenaren. Op deze vraag is echter geen eenduidig antwoord te geven. Dit was gedeeltelijk te verwachten, omdat etniciteit per individu, omstandigheid en tijdsperiode verschilt. In het bronnenmateriaal is echter te weinig te vinden om meer dan enkele fragmenten van de motivaties, publiek en doelgroep naar boven te halen.

De toegang van het gymnasium werd in de meeste gevallen niet bepaald door het burgerschap. Alleen de poleis van Egypte hadden ephebeia, en ook hier was het burgerschap alleen niet bepalend voor de toegang, net als in de rest van de hellenistische wereld. Buiten de

poleis zijn de toegangreglementen geheel onbekend. Waarschijnlijk was voornamelijk status

en genoeg vrije tijd van belang bij de interesse voor het gymnasiale leven. Misschien werden er echter ook slaven opgeleid om deel te nemen aan sportwedstrijden.

Op het platteland was het leger sterk vertegenwoordigd in het gymnasium. Gedurende de Ptolemaiïsche periode werd het leger steeds gemêleerder en komen wij steeds meer Egyptenaren tegen. Ook de verschillende koningsgezinde verenigingen uit de tweede eeuw geven een intrigerende samenkomst van Egyptische en Griekse elementen. In hoeverre dit uitwerking had op de opbouw van het gymnasiale ledenbestand, is echter niet te zeggen. In het gymnasium bleef de Griekse cultuur dominant en komen Egyptische elementen bijna niet voor. Dit zegt echter weinig over de gevoelens en motivaties van de leden zonder kennis van de directe ervaring hiervan.

Enige etnische demarcatie is te vinden in het bronnenmateriaal. De identificatie van Boïdas als Pers in zijn erebesluit is een aanwijzing dat het gymnasium een globale etnische scheiding kende. Die werd echter meteen overschreden door het lidmaatschap en bestuursfuncties van Boïdas. De vraag blijft of hij dan een Egyptenaar was die zijn wortels binnen de muren van het gymnasium zijn tweede identiteit moest verloochenen, of lid van een andere minderheid. In een ander geval komen wij een groep Macedoniërs tegen die misschien een etnische

organisatie kende en (een gedeelte van) het ledenbestand van een gymnasium vormde. In beide gevallen gaat het over niet-Egyptenaren.

Onze kennis over het festivalwezen van Egypte is beperkt tot de 3e eeuw. De processie beschreven door Kallixeinos was een vrijwel geheel Grieks evenement. Dit betekende een ideële scheiding tussen de Griekse deelnemers en toeschouwers en de Egyptische toeschouwers. De Basileia van Amadokos laat verder voornamelijk een belangstelling zien met de interne verdelingen van de immigranten uit Griekenland, Italië, Macedonië en Thracië. In het festivalwezen van de eerste helft van de derde eeuw is er dus een scheiding te vinden tussen een Griekse en Egyptische sfeer. Hoe dit in de loop der tijd verder ontwikkelde is echter op het moment niet na te gaan. Ook in de gebruikte regionale identificaties ontbreken de Egyptenaren. Het zijn voornamelijk onderverdelingen van de immigrantenpopulatie die zich onderscheiden van de (hoogst)waarschijnlijk Griekse norm. Ook als de Perzische identificatie van Boïdas andere redenen heeft, is het tekenend dat hij ingedeeld werd in de categorie ‘tussen’ de Grieken en Egyptenaren in.

Grote verschillen zijn er dus niet te vinden tussen het gymnasium en het festival. De beperkte periode beschreven door de bronnen over het festivalwezen, beperkt echter het gewicht van deze vergelijking. Op het moment is er dus nog geen bewijs voor of tegen de stelling van Bringmann dat niet-Grieken makkelijker toegang hadden tot het festivalcircuit.1

De festivalcultuur van de derde eeuw en het gymnasium van de gehele periode laten weinig invloeden van ‘buitenaf’ zien. Het Grieks is de voertaal en de ons bekende tradities zijn een voortzetting van de tradities uit de klassieke periode. De betekenis van deze culturele grens voor de individuele leden en de buitenstaanders is echter niet na te gaan. Er is een grote verscheidenheid aan mogelijke reacties op een dergelijke dominante cultuur. Het kan enerzijds actief gebruikt worden om Egyptenaren buiten te sluiten. In dat geval werden de gymnasia en festivals gebruikt voor de constructie van de etnische grens tussen Egyptenaren en Grieken als een deel van de culturele inhoud. De Grieken gebruikten deze instituties dan om de grens tussen een ‘ons’ en een ‘hen’ te leggen zoals Turner beweert en oefenden macht uit om deze instellingen zuiver te houden.2 Anderzijds kan de Griekse culturele context van het gymnasium en de festivals een sociaal gegeven zijn waar iedereen zonder (al te veel) morren gehoor aan geeft.3 Sociale grenzen rondom het lidmaatschap van gymnasia hoeven

1

Bringmann, ‘Gymnasion und griechischer Bildung’, 327.

2

Turner, ‘Ptolemaic Egypt’, 167; vgl. Jenkins, Rethinking ethnicity, 55.

3

Een modern voorbeeld hiervan is de praktijk van Friezen om altijd en overal naar het Nederlands over te schakelen, wanneer er een Nederlander zich in dezelfde ruimte bevindt. Dit in tegenstelling tot de Marokkanen

daarnaast niet specifiek gericht zijn op etniciteit, maar ook op sociale klasse, religie, enzovoort, of een combinatie hiervan. De vraag is dus niet alleen of het gymnasium en de festivals onderdeel waren van een etnische grens, maar ook hoe belangrijk die etnische grenzen waren. Daarnaast verschilde de omgang hiermee, zoals gezegd, waarschijnlijk per regio, periode en persoon.4

In het bronnenmateriaal zijn echter dergelijke expliciete uitingen niet te vinden. Het achterliggende proces blijft daarmee op het moment buiten bereik. Het is in ieder geval kenmerkend dat ons tot nu toe alleen niet-Egyptische namen bekend zijn. Dit geeft waarschijnlijk aan dat de Egyptische omgeving ondergeschikt gemaakt werd in de idealen van het gymnasium. In welke mate dit tot uitsluiting van Egyptenaren leidde en onder welke voorwaarden zij misschien wel toegang kregen tot het gymnasium is hier echter niet uit op te maken.

die bijna altijd vreemd aangekeken worden, hoe goed hun Nederlands ook is en ook al hebben ze wollen truien aan à la Mart Smeets.

4

Literatuurlijst

‘Alexandria ?. Document of unknown character, 2nd cent. B.C. (SEG 34-1532).’

Supplementum Epigraphicum Graecum. A. Chaniotis, T. Corsten, R.S. Stroud, R.A.

Tybout (ed.). Brill, 2011. Brill Online. University of Groningen. 02 August 2011 <http://brillonline.nl/subscriber/entry?entry=seg_a34-1532>.

“Vocabulary. Πολίτευμα. (SEG 44-1775).” Supplementum epigraphicum graecum. Current editors: A. Chaniotis; T. Corsten; R.S. Stroud; R.A. Tybout. Brill, 2011. Brill Online. University of Groningen. 27 July 2011

http://brillonline.nl/subscriber/entry?entry=seg_a44-1775.

Aneziri, Sophia, Die Vereine der dionysischen Techniten im Kontext der hellenistischen

Gesellschaft. Untersuchungen zur Geschichte, Organisation und Wirkung der hellenistischen Technitenvereine. Historia Einzelschriften 163 (Stuttgart 2003).

Austin, Michel Mervyn, The Hellenistic world from Alexander to the Roman conquest. A

selection of ancient sources in translation (2e herz. ed.: Cambridge e.v. 2006).

Bagnall (ed.), Hellenistic Egypt. Monarchy, society, economy, culture (Edinburgh 2007). Barth, Fredrik, ‘Enduring and emerging issues in the analysis of ethnicity’, in: Vermeulen en

Govers, The anthropology of ethnicity,11-32.

Barth, Fredrik, ‘Introduction’, in: idem (ed.), Ethnic groups and boundaries. The social

organisation of culture difference (Bergen 1969) 1-16.

Bennett, Chris, http://www.tyndalehouse.com/ egypt/index.htm - ‘Berenice I’ n15 (10 november 2010).

Bennett, Chris, http://www.tyndalehouse.com/egypt/ptolemies/ affiliates/aff_ptolemies.htm – High Priests of Ptah at Memphis en High Priests of Letopolis (24 Jan. 2011).

Bennett, Chris, http://www.tyndalehouse.com/egypt/ptolemies/genealogy.htm - Ptolemy I n. 6.1 (13 augustus 2011).

Bernand, André, De Thèbes à Syène (Parijs 1989).

Bernand, André, Le Delta égyptien d'après les textes grecs. Les confins libyques 4 delen (Cairo 1970).

Bernand, Étienne, Recueil des inscriptions grecques du Fayoum III La "Méris" de Polémôn (Cairo 1981).

Bilde, Per e.a. (ed.), Ethnicity in Hellenistic Egypt (Aarhus 1992).

Bingen, Jean, ‘Egyptians and Greeks according to PSI V 502’, in: Bagnall (ed.), Hellenistic

Egypt, 229-39 = ‘Grecs et Égyptiens d’après PSI 502’, Proceedings of the twelfth international congress of papyrology (Toronto 1970) 35-40.

Bingen, Jean, ‘Greco-Roman Egypt and the question of cultural interaction’, in: Bagnall,

Hellenistic Egypt, 240-55. = ‘L’Égypte Gréco-romaine et la problématique des interaction

culturelles’, Proceedings of the XVI international congress of papyrology (Chicago 1981) 3-18.

Bingen, Jean, ‘Greek economy and Egyptian society in the third century’, in: Bagnall,

Hellenistic Egypt, 215-28, aldaar 223-4. = ‘Economie grecques et société égyptienne au

IIIe siècle’, in: H. Mähler en V.M. Strocka (ed.), Das ptolemäischen Ägypten (Mainz am Rhein 1978) 211-9.

Bingen, Jean, ‘Kerkeosiris and its Greeks in the second century’, in: Bagnall, Hellenistic

Egypt, 122-31. = Ibidem, ‘Kerkéosiris et ses Grecs au IIe siècle avant notre ère’, Actes du XVe congrès international de papyrologie IV (Brussel 1979) 87-94.

Bingen, Jean, ‘The Thracians in Ptolemaic Egypt’, in: Bingen, Hellenistic Egypt, 83-93. = Ibidem, ‘Les Thraces en Egypte ptolémaïque’, in: Pulpudeva. Semaines Philippopolitaines

de l’histoire et de la culture thrace 4 (Sofia 1983) 72-9.

Bowie, E.L, ‘Hellenes and Hellenism in writers of the early Second Sophistic’, in Suzanne

In document Worstelen in de schaduw (pagina 95-110)