zon-den vergeven? Hebt
gijden
Heiligen G-eestontvangen
en de liefde G-ods in Christusaangenomen
?"Genen
vroeghij :
„Wat
hebt gij voor Jezusgedaan
?Wat
voor de heiligingvan
ZijnNaam,
voor dekomst van
Zijn rijk?Hoeveel bidt, doet
en
lijdt gij voor Zijn heilige rijkszaak?" Daarbij schetste hij zijnen hoorders de oneindige
liefde
Gods met
zulke levendige kleuren, dat velenween-den. Hij sprak ook over het vuur, dat niet uitgebluscht wordt, zóó aangrijpend, dat allen hevig ontroerd
werden.
Nog
eenskwam
hij terug opden
zendingsplichtvan
alleChristenen.
Het was
aangrijpend, hoe hij op deaanwezige
^^Si
32
!:
inlandsche
gemeente
wees, als op de vrucht eener 22ja-rige
werkzaamheid
der Baselsche zendehngen, en tevensaan
dehonderden
herinnerende, die op de andere postenden Heer
tot zahgheid hefhebben enaan
zoovelen, die reeds ontslapen waren.Het was
verheffend,hem
over de voorteekenen te hooren spreken, die de naderendekomst van
het G-odsrijk in Indië aankondigen.Dat
gafhem dan weder
de gelegenheid,om
de aanwezige blanke enbruine Christenenaan hun
zendingspUcht en de aanwezigehei-denen aan
de wellicht spoedig voorbijgaande urevan hun
heil te herinneren.
„Het
is tijd", zoo eindigde hij,„om
zich voor te bereiden. Heden,
nu
gij Zijn steto hoort, verhardtuwe
harten niet."Na
deze toespraak bQtradRamawaema
schuchtermaar kalm den
kansel. „G-aarne", zoobegon
hij, „wenschte ik der vergaderdegemeente
te zeggen, zoowel wie, alswat
ikgeweest ben, als hoe ik tot het geloof in Jezus Christus en
tot de zalige
hoop
eenereeuwige
behoudenisben
gebracht geworden."In dit oogenblik
kwam
de doorden
zendelingHebich
uitgenoodigde heidensche Radja
van
Tschirakal in een palankijn voor de kerk aan, enwel met
geheel zijnschit-terend gevolg
van
schild- en zwaarddragers.Hebich
spoed-de zich naar buiten, leiddehem
de kerk binnen, en boodhem
een stoel naastmevrouw
G-undert aan.Hij zat een weinig verlegen in een rood,
met goud
ge-stikt zijden kleed in het Gfodsgebouw, enzijnebegeleiders, die op een afstand bleven staan,wachtten met
angst af,wat
tochwel
zou geschieden.Ramawarma
liet zich ech-ter nietvan
zijn stuk brengen. Hij. verhaalde eenvoudig en duidelijk zijn levensgeschiedenis, zijn afdwalingen, zijninwendige worstelingen, zijn weifelingen,
maar
ook het eindelijk vinden des heils in Christus. Hijhad
thans vrede en blijdschap inHem,
en hijkon
uit ervaringgetuigen'f
dat de zielen het goed bij
Hem
hebben. To'en richtte hij helwoord
totdeaanwezige hooge
Engelsche ambtenaren, danktehen
voorhun
tegenwoordigheid en bevalhun
zijnemillioenen landgenooten aan, dienog
opden
eersten straalvan
de zon dergenade
wachtten.God had hun
de heerschappij overzijne bruine broederen geschonken,
maar met
geen anderdoel,
dan
dat zij voor het Evangelieden weg banen
in deze landen,nog
indoodsschaduwen
gezeten. Hij plaatstezich als hetware
als vertegenwoordigervan
zijn geheel volkhun
voor oogen en bad daarvoor als eenemoeder den
rijke bidt voor haarversmachtend
kindje.Het meest
roerendwaren
zijne beden, die hij tot allen richtte,welke
ofnog
tusschenGod en
de afgodenmet
eengedeeld hart hinkten ofnog
geheelin debanden
desHeidendoms
verstriktwa-ren. Hij
kon
uit ervaring spreken, gelijk hetwel niemand
anders mogelijk was.Toen
hijeindigdewas
het twaalfuur
geworden.De
ge-meente
zong eenige verzen, en daarop .volgde dè ordening.Hebich
las het formulier, en deed de vragen,welke
J.akob beantwoordde.De
zendelingenGukdeet,
Ieiox en Ch.Müllee
stonden als getuigen
aan
zijn zijde, en terwijl zijmet Hebich den
bruinen broederdehanden
oplegden, sprak ieder een bijzonderen zegen uit.„De Heer
gafaan
vele aanwe-zigengebeden
in het hart voor broederJakob
en Zijn rijkszaak, en zij gevoelden Zijn tegenwoordigheid."Hebich
slootmet
hartelijkendank
aan" allen, dieaan
deze plechtigheidhadden
deelgenomen,en
bevalhun den
bruinen broeder dringend aan. Hij trad daarop opJakob
toe en
omarmde hem.
Hetzelfdededen
de andere broeders,waarop
de begroeting der anderen volgde.De
overste der Bergschotten,wien Hebich
dankte voor deonverwachte
eer, zeide:
„Ge
hebtimmers
gezegd, dat ernog twee
an-derenzouden
spreken,waar
zijn zij?"Toen Hebich hem
op Irion en
Muller
wees, enhem
verklaarde, dat, nadatr
34
de handeling reeds drie uren
had
geduurd,men
het voor beterhad
gehouden, de vergadering niet te vermoeien,bromde
hij: „Laat ze opden
kanselgaan en
spreken."„Dat het
den
overste niet vermoeid heeft," zeidende zende-lingen,„komt
ons bijna als eenwonder
voor."Met den Eadja
wisselden zij ooknog
eenige woorden,maar
hij trachtte zevan
zich af te schudden. „Neen", zeide hij, „allemenschen vormen maar
ééne klasse; de godsdiensten zijn inden
grond één en hetzelfde." Zijne begeleidersdrongen hem om
heen te gaan. Hij zeide glimlachend:„Het
isheden
de vierdemaandag;
het istijd, dat ik heenga; ik
mag
niet buitenshuis zijn, zoodrade
maan opgegaan
is.Dus Salam
(vaarwel)!"Met
een verlicht hartnam
het gevolghem
mee,om
de verontreiniging af tewasschen en
zich in het donker paleis op te sluiten.De Heer
doe echterden
een of anderen zaadkorrelnog
tot Zijn
eeropgaan
en vrucht dragen."Was
dit" wellichtnog
eene laatstevermaning
tot den
In document
YALE UNIVERSITY LIBRARY
(pagina 42-45)