• No results found

heerschappij; want terwijl hij op het heimelijk gemak zat, werd hij door een' knecht van ROBERT

verraderlijk vermoord. D

IRK

werd door zijnen stiefvader en met behulp van zijnen

oom, W

ILLEM

den veroveraar, koning van E n g e l a n d , in zijn graafschap hersteld.

Zijn zoon en opvolger, graaf F

LORIS

II, om zijne zwaarlijvigheid en zijnen rijkdom

de vette genoemd, volgde hem op.’

‘Was dat die graaf niet, onder wien de kruistogten begonnen zijn?’

‘Dezelfde. Hij trok echter niet mede, maar bestuurde het land met wijsheid en liet

bij zijnen dood in 1122 eene welvaart na, vóór zijnen tijd onbekend. Zijn opvolger

D

IRK

VI was bij zijns vaders dood minderjarig en kwam onder de voogdij van zijne

moeder P

ETRONELLA

van L o t h a r i n g e n . Hij had weder veel te stellen met de

Westfriezen, die zijn' broeder, F

LORIS

den zwarte, tot hun hoofd verkozen. De

voornaamste reden van den twist tusschen de beide broeders bestond hierin, dat graaf

D

IRK

zijnen jongeren broeder bij den dood van hunnen vader een' apanage

(1)

had

geweigerd. - De Westfriezen plunderden A l k m a a r , en verwoestten en verbrandden

al wat zij op hunnen weg ontmoetten. Eindelijk kwam D

IRK'S

oom, keizer L

OTHARIUS

van D u i t s c h l a n d , tusschen beiden, en bewerkte door beloften en bedreigingen

eene verzoening tusschen de beide broeders. F

LORIS

de zwarte echter overleefde

deze verzoening niet lang. Voornemens zijnde, de erfdochter van R e d i c h e m te

huwen, weigerden hare voogden, de heeren van A r e n s b e r g en K u y k hem hare

hand, en toen F

LORIS

hun daarom den oorlog aandeed, vermoordden zij hem

verraderlijk.’

(1) Apanage beteekent het goed, dat een oudste broeder bij het opvolgen van zijnen vader en

het in bezit treden van al diens goederen, aan zijne jongere broeders gaf; opdat deze hunnen rang en stand konden ophouden.

‘Die K

UYKS

schijnen er van te houden, om de leden van 't grafelijk huis om te

brengen,’ zeide K

OENRAAD

. ‘Een K

UYK

vermoordde F

LORIS

I, een andere F

LORIS

den zwarte en een derde uit dat huis is de oorzaak van het verbond tegen onzen

goeden graaf en den moord aan hem gepleegd. Maar ga voort, S

TOKE

.’

‘Ook met H

ERBERT

, den bisschop van 't S t i c h t , kwam hij in oorlog, sloeg het

beleg voor U t r e c h t , en zou de stad in handen hebben gekregen, indien de kerkvoogd

niet aan het hoofd zijner geestelijkheid de poort ware uitgekomen en hem met den

ban gedreigd had. Gij weet, dat zulk een ban de onderhoorigen van alle

gehoorzaamheid ontsloeg, en den moord aan een' in den ban gedane voor een

verdienstelijk werk verklaarde. Geen wonder dus, dat de graaf bevreesd was voor

dien ban. Terstond deed hij dan ook zijn leger terugtrekken en smeekte den bisschop

blootshoofds en barrevoets om vergiffenis.’

‘Dat was maar verstandig van Graaf D

IRK

,’ merkte K

OENRAAD

aan. ‘En bleef hij

nu verder vrede houden met den bisschop?’

‘Voorzeker. Hij ging spoedig daarop een' togt doen naar 't Heilige land,

waarschijnlijk wel op aanraden of bevel van den bisschop, die hem zoo doende kwijt

was, en vond bij zijne terugkomst H

ERBERT

overleden. Hij zelf stierf in het jaar 1157

en werd opgevolgd door zijnen zoon F

LORIS

III.’

‘Die den tol te G e e r v l i e t oprigtte, waarover de Vlamingen zoo boos waren.’

‘Juist. En die tol gaf hem vrij wat moeijelijkheden; want, ofschoon de keizer onzen

graaf verlof had gegeven tot het heffen daarvan, vielen de Vlamingen in het land van

Wa a l en rustten zij eene vloot uit om de Hollandsche schepen te nemen.’

‘Nu, dan zal onze graaf hen wel tot hunnen pligt gebragt hebben.’

‘Dat kon hij niet, daar hij juist in oorlog was met de Drechter Friezen en 't later

te kwaad kreeg met de Groningers. 't Duurde dus wel vijf jaren, eer graaf F

LORIS

in

de gelegenheid was om de Friezen te bevechten. En dat gevecht viel zoo ongelukkig

uit, dat de graaf, na een' vreeselijken strijd, met vierhonderd edelen werd gevangen

genomen en twee jaren in den kerker bleef. Op de nadeeligste voorwaarden kwam

hij vrij. Terwijl hij gevangen zat, hadden de Westfriezen alweder de stad A l k m a a r

geplunderd en verbrand. Dit gaf hem nieuwe bemoeijingen.’

‘Die F

LORIS

III had dan toch eene onrustige regering;’ zeide K

OENRAAD

.

‘Dat had hij. En ondanks dat alles had hij nog niet genoeg van den krijg; want hij

volgde keizer F

REDERIK

I, bijgenaamd Barbarossa of Roodbaard op eenen kruistogt

naar P a l e s t i n a , waar de zaken zeer slecht gingen en zelfs J e r u z a l e m weder in

de magt der ongeloovigen was gevallen. Deze inneming was het werk van den sultan

van E g y p t e S

ALADIN

, een der dapperste, voorzigtigste en bekwaamste vorsten van

zijnen tijd. Geen wonder dus, dat de moedigste en edelste vorsten van E u r o p a zich

vereenigden, om dien sultan te bestrijden. R

ICHARD LEEUWENHART

van E n g e l a n d

en F

ILLIPPUS AUGUSTUS

van Frankrijk rekenden het zich tot eer, dien kruistogt mede

te maken. Onze graaf echter keerde uit het Heilige land niet terug; daar hij te

A n t i o c h i ë in S y r i ë aan eene besmettelijke ziekte overleed. Zijn zoon D

IRK

VII

die hem opvolgde, had eene onrustige regering en was niet gelukkig. Hij overleed

in 1203, en zijn

dood gaf aanleiding tot veel twist. Hij liet slechts eene dochter na, A

DA

genaamd;

doch die kon hem in H o l l a n d niet opvolgen en het leen verviel dus aan zijnen

broeder W

ILLEM

. Zijne weduwe A

LEID

van K l e e f echter, eene heerschzuchtige

vrouw, die reeds bij vroegere gelegenheden getoond had, W

ILLEMS

vijandin te zijn

en voor wie niets te heilig was, indien zij slechts hare eerzucht kon bevredigen,

wenschte het graafschap voor hare dochter te behouden, en zoo zelf te kunnen regeren.

Terwijl het lijk haars mans nog boven aarde stond, liet zij A

DA

huwen met L

ODEWIJK

VAN LOON

, hopende zoo een' steun te hebben tegen haren zwager. Doch W

ILLEM