beginneling en ik geloof zelfs, dat ik ook nog een oorlog heb verklaard, maar dat
weet ik niet precies meer. Toen ik geen zin meer in regeren had, ging ik feestvieren,
at taarten met de hofdames en dronk wijn met de ridders. Laat in de avond kwam er
een bode met een spoedboodschap, maar ik zei, dat ik geen zin had hem te ontvangen
en dat ze de man in de keuken maar te eten moesten geven. Toen ik genoeg van het
feest had, herinnerde ik mij mijn vrouw en kinderen, die thuis op mij zaten te wachten,
maar ik was te moe om mij zo laat in de nacht nog terug te wensen en het koningsbed
zag er zo groot en aanlokkelijk uit, dat ik aan de verleiding om er in te kruipen, geen
weerstand bieden kon. Ik kroop dus maar onder de wol, zei dat ik uitslapen wilde en
door niemand gewekt mocht worden. Dit werd mijn ongeluk. Ik sliep door het vier
en twintigste uur heen. Laat in de ochtend werd ik wakker en toen was mijn verlangen
naar huis zo hevig, dat ik mijn kostelijke ontbijt met kievitseieren en amandelkaas
onaangeroerd liet staan en dadelijk met het terugwensen begon. Helaas, toen was het
al te laat. Ik kreeg het benauwd en schreeuwde de toverspreuk zo luid uit, dat een
oude bediende verschrikt binnen kwam en vroeg of de kievitseieren misschien te
hard gekookt waren. Nauwelijks had ik de arme man gerustgesteld, toen een van de
raadsheren mij de tijding bracht, dat de
adel in opstand was en dat er troepen onderweg waren om mij gevangen te nemen.
Bijna niemand van de mensen, met wie ik de vorige avond feest gevierd had, bleek
mij trouw gebleven te zijn en behalve de raadsheer, die mij de ongelukstijding kwam
brengen, was er in het paleis alleen nog maar een oude markies achtergebleven, die
niet lopen kon, omdat hij jicht had. Ik begreep, dat alles mijn schuld was, omdat ik
vergeten had, orde op mijn zaken te stellen en op tijd terug te keren naar mijn
werkplaats. Daar zat ik nu: een onechte koning zonder hofhouding en zonder
raadslieden, die elk ogenblik gevangen genomen kon worden. Toen ik weer alleen
was, probeerde ik nog eens de toverspreuk, maar ik had even goed de tafel van vijf
kunnen opzeggen of een Nieuwjaarswensje kunnen uitspreken, want er gebeurde
niets. Je begrijpt, dat ik er niet veel zin in had om als onechte koning gevangen
genomen en opgehangen te worden en dus zorgde ik er voor, buiten het paleis te
komen. In een tuinhuis vond ik wat oude kleren en vermomd als boerenarbeider
slaagde ik er in te ontkomen. Toen begon het zoeken naar de stad waar ik woonde
en waar mijn arme vrouw op mij wachtte. De hele dag zocht ik, maar mijn stad scheen
van de aardbodem verdwenen te zijn. De mensen, die ik om de weg vroeg, kenden
haar naam zelfs niet. Weken, maanden, jaren lang heb ik gezocht, maar tevergeefs.
In het begin probeerde ik het nog wel eens met de toverspreuk, in de hoop, dat
Hadribal zou komen opdagen en ik hem ten minste om raad zou kunnen vragen. Hij
verscheen echter niet en toen heb ik het maar opgegeven. Je kunt ten slotte niet aan
het
wensen blijven, als er niets gebeurt. Eens werd ik zo kwaad, dat ik de wenslaars niet
meer vertrouwde en het ding in een sloot gooide. De volgende ochtend vond ik haar
weer in mijn broekzak. Dit gaf mij toch wel weer een beetje hoop, omdat het in ieder
geval bewees, dat de laars haar toverkracht niet verloren had. Een paar honderd jaar
later heb ik het ding nog eens in een haardvuur gegooid, maar ook toen keerde het
prompt terug.
- En wat heb je al die lange jaren gedaan? vroeg Fnuk. Waar ben je geweest?
- Wat doet een mens die betoverd is? Wensen dat hij weer een gewoon mens wordt.
En gedaan heb ik eigenlijk niets, alleen maar gewacht op een gelegenheid om verlost
te worden. Maar dat was zo gemakkelijk niet en jij bent mijn eerste en misschien
mijn laatste kans. Want met die verlossing zit het zó: ik kan alleen maar geholpen
worden door een schoenlapper, die het vak volkomen verstaat. En waar zijn goede
vaklieden tegenwoordig nog te vinden? De beste schoenmakers voeren niets meer
uit, omdat de schrijvers ze voor hun sprookjes hebben gebruikt, net zoals de
kleermakers en de beeldschone prinsessen. Waar ontmoet je die vandaag de dag nog?
En met de schoenmakers van tegenwoordig kan ik niet veel beginnen, die werken
met machines en maken schoenen, die het aankijken niet waard zijn. Maar dit is pas
één van mijn moeilijkheden. Ik moet immers ook een vakgenoot vinden, die precies
zo een laars gemaakt heeft als de laars, die ik destijds aan mijn voet had, toen ik in
een koning veranderde? Nu hoorde ik toevallig van een betoverde kennis van mij,
die ook al eeuwen lang op zoek is naar zijn bruid, die in een pad veranderd is, dat jij
In document
Maurits Dekker, De toverdoos · dbnl
(pagina 49-52)