• No results found

Hoofdstuk 4: De blinde vlek ontrafeld?

4.3 Handicap in Belgisch-Congo: Een Westerse (missionaire) lezing

In dit hoofdstuk hebben we onze bevindingen over de zorg voor Congolezen met een handicap tijdens de Belgische kolonisatie 1908-1960 weergegeven. Deze bevindingen deelden we op in drie onderdelen. Een eerste deel behandelt de grote stilte die we konden vaststellen in het domein van handicap. Ondanks het aanzienlijk aantal Congolezen met een handicap dat we vermoeden ten tijde van Belgisch-Congo, blijkt de zorg voor gehandicapten tijdens het grootste deel van de Belgische kolonisatie niet voor te komen. Dit concludeerden we uit de literatuur, archiefmateriaal en mondelinge bronnen. Voornamelijk in de mondelinge bronnen vonden we een mogelijke verklaring voor deze afwezigheid. Volgens hen hadden kinderen die geboren werden met een handicap in Congo geen recht van bestaan. Het waren zondige kinderen en ze waren niet in staat om arbeid te verrichten volgens de Congolese cultuur. We dienen echter voorzichtig te zijn met dergelijke verklaringen. Een fenomeen als handicap moet steeds binnen een bepaalde culturele en historische context geanalyseerd worden. Aangezien het voor ons onmogelijk is onze Westerse bril af te zetten en ons in te leven in een Congolees perspectief, en aangezien Congolese bronnen voor ons ontoegankelijk waren door de taalbeperkingen, konden we in dit onderzoek enkel een Westers, missionair perspectief weergeven. Daarmee willen we de verklaringen van onze bronnen niet wegwuiven, maar we willen er wel kritisch mee omspringen. Een tegenstrijdigheid vinden we in de missiefilm Tokende. Uit onze gesprekken en uit de film Homme comme toi: Les Villages Bondeko: Centres pour Handicapés Kinshasa blijkt dat

73 gehandicapte kinderen verstopt en verwaarloosd werden, maar in de missiefilm Tokende blijken er toch kinderen met een handicap te zijn, waar de zusters zorg voor voorzien. Maar zoals eerder gezegd, kan dit te verklaren zijn door het feit dat de film bedoeld was als propaganda op de wereldtentoonstelling.

Naast deze bedenking wilden we ook meegeven dat er niet enkel kinderen geboren werden met een handicap, maar dat een handicap ook verworven kon worden in de loop van iemands leven. Hierbij stelden we ons de vraag hoe er dan met al deze Congolezen werd omgegaan. Er wordt nergens iets over vermeld en onze mondelinge getuigenissen konden hier ook niet meteen een antwoord op bedenken. Deze merkwaardige vaststelling beredeneren we in dit onderzoek vanuit de weinige differentiaties die werden aangebracht tussen zwart en blank. Zoals we eerder aanhaalden werden zwarten eerder als groep benaderd en niet als individuen. Het gaat om dé zwarte en er lijken volgens de kolonialen geen verschillen te zijn binnen het zwarte ras. We kunnen deze idee begrijpen vanuit de stelling dat dé zwarte op zich misschien al bevreemdend genoeg was voor de blanke. Andere bijkomstige factoren naast dit zwart-zijn werden niet als nog meer bevreemdend gezien. In die zin wordt er dus ook geen onderscheid gemaakt tussen een zwarte met of zonder handicap. Deze analyse maken we vanuit het specifiek taalgebruik waarmee de blanke de zwarte beschrijft, hetgeen we in een volgend hoofdstuk verder zullen uitspitten.

Uit literatuuronderzoek konden we wel al snel vaststellen dat de geneeskunde een erg belangrijke pijler van de kolonisatie was. De Belgische kolonisatie bracht een enorme medicalisering op gang waardoor Congolezen werden gecategoriseerd en beperkt in hun vrijheid. Misschien kon het dus zijn dat handicap mee werd opgenomen onder het geheel van classificaties in ziektebeelden. Binnen deze gedachte vonden we inderdaad twee initiatieven: de bestrijding en behandeling van lepra en de tropische ziekte onchocerca volvulus die tot blindheid kan leiden. Via allerhande methoden trachtten artsen en medisch personeel elk fenomeen te verklaren en categoriseren en op deze wijze controle te verwerven over de zieke massa. Lepra en rivierblindheid leken ook voornamelijk op deze wijze behandeld te worden. Congolezen die als gevolg van deze ziektes een handicap verwierven leken op weinig zorgen te kunnen rekenen. Ze leken mee gecategoriseerd te worden onder het geheel van zieken.

In de laatste jaren van de kolonisatie zien we echter een omslag in de zorg voor personen met een handicap. In de jaren vijftig ontstaan er op korte tijd verschillende zorginitiatieven voor Congolezen met een handicap. Deze richtten zich specifiek op de rehabilitatie van de persoon met een handicap. Het gaat dus niet meer louter om de medische instelling. Deze plotse opgang van zorginitiatieven denken we in dit onderzoek te kunnen verklaren vanuit de omslag op het einde van de kolonisatie, die we beschreven in het vorige hoofdstuk. Naar aanleiding van een groeiende ontevredenheid in de grove

74 classificaties die de blanke opstelde, kunnen we vermoeden dat er op het einde van de kolonisatie een meer gedifferentieerde benadering tot stand kwam in de omgang met de zwarte, waardoor ook meer recht werd gedaan aan de verschillende posities van de zwarte.

In een volgend hoofdstuk brengen we enkele hypotheses naar voor die de stilte omtrent handicap tijdens het grootste gedeelte van de kolonisatie kunnen verklaren. Hoe komt het dat vele Congolezen met een handicap en zorginitiatieven voor Congolezen met een handicap nauwelijks zichtbaar waren tot de jaren vijftig? Zoals we in het voorgaande reeds kort aanraakten, kan een mogelijke verklaring liggen in het minieme onderscheid dat werd gemaakt tussen zwarten onderling. Enkel tussen blank en zwart leek er een enorm verschil te zijn. Deze weinig gedifferentieerde opvatting zullen we in het volgende hoofdstuk verder uitklaren.

75