• No results found

Handelingsstrategieën van ex-prostituees

Hoofdstuk 6 Naar een typologie: handelingsstrategieën van ex-prostituees 6.1 Inleiding

6.2. Handelingsstrategieën van ex-prostituees

Het kernbegrip van de typologie die hieronder wordt beschreven, is het begrip handelingsstrategie. Handelingsstrategie omschrijf ik als een basishouding van de

respondenten ten opzichte van prostitutie en de wijze waarop deze basishouding zich uit in het handelen van de respondenten in verschillende situaties die door de prostitutie zijn beïnvloed. Onder basishouding versta ik een bepaalde consistente manier van opstellen van de

respondenten ten opzichte van zichzelf en hun omgeving. Deze basishouding wordt tot uitdrukking gebracht in specifieke handelswijzen, in reactie op de uiteenlopende situaties waarin de respondenten hun dagelijks leven leiden.

De respondenten hebben allen hun weg moeten vinden in de reguliere en de prostitutiewereld en moeten zoeken naar manieren om de kloof tussen beide werelden te overbruggen. Zij zien zich daarbij vaak voor persoonlijke dilemma’s geplaatst. De manier waarop de respondenten hiermee omgaan, verschilt.

Er is een groep respondenten die zich zo onafhankelijk mogelijk opstelt ten opzichte van haar omgeving. De basishouding van deze groep is te typeren als ‘autonoom’. Deze basishouding stelt de Autonomen in staat de kloof tussen de reguliere en prostitutiewereld hanteerbaar te maken. Binnen de groep Autonomen is er een eerste subprofiel dat haar persoonlijke groei voorop stelt. Het tweede subprofiel neemt haar bestaanszekerheid als uitgangspunt.

Een volgende groep respondenten stelt zich ‘instrumenteel’ op. Deze Instrumentalisten stellen zich weinig vragen bij de verschillen in betekenissen en normen tussen de reguliere en

prostitutiewereld. Zij gaan instrumenteel om met deze verschillen en passen hun handelen aan aan wat er op hen afkomt.

Als laatste is er een groep respondenten, die zich ‘ambivalent’ opstelt. De Ambivalenten stellen zich continu vragen bij de verschillen tussen de reguliere en de prostitutiewereld en hebben moeite om tot een bevredigend antwoord te komen. Ook binnen deze groep kunnen twee subprofielen worden onderscheiden. Het ene subprofiel houdt beide werelden in een wankel evenwicht en blijft tussen beide heen en weer bewegen. Het andere subprofiel heeft last van het dilemma omdat zij het liefst volledig terug wil naar de situatie vóór de prostitutie, maar er niet onderuit kan dat de ervaring in de prostitutie ondertussen een onderdeel geworden is van haar leven.

Hieronder worden de verschillende (sub)profielen schematisch weergegeven50.

Handelingsstrategieën van ex-prostituees

I Het dilemma opgelost: persoonlijke groei

Autonomen

II Het dilemma opgelost: bestaanszekerheid

Instrumentalisten Het dilemma omzeild

I Het dilemma blijft: permanent balanceren

Hoofd- profielen

Ambivalenten

Sub- profielen

II Het dilemma blijft: geen weg terug

Schema 6.1. Overzicht hoofd- en subprofielen

6.3. Autonomen

6.3.1. Handelingsstrategie

De Autonomen zijn zeer individualistisch. Zij volgen hun eigen weg in het leven en stellen zich onafhankelijk op. De Autonomen hechten veel belang aan hun eigen oordeel. Wat hun

omgeving vindt van de keuzes die zij maken, staat voor hen op de tweede plaats, nadat zij zichzelf een mening hebben gevormd over de keuzes die zij maken en de betekenis die zij hieraan geven. Een onderdeel van deze individualistische en onafhankelijke basishouding is de keuze voor prostitutie geweest. Tijdens en na het werk in de prostitutie houden zij zich bezig met de vraag wat dit werk of deze ervaring hen heeft opgeleverd.

50 In elk (sub)profiel is een substantieel deel van de respondenten vertegenwoordigd. Bij de Autonomen zijn dit

in principe 10 respondenten, bij de Instrumentalisten 17 en bij de Ambivalenten 13. Let wel: de typologie is een

analysekader waarmee naar de respondenten en naar andere, met hen vergelijkbare, groepen of individuen

gekeken kan worden. De profielen zijn weliswaar onderscheidend, maar moeten niet volkomen rigide worden opgevat.

Er kunnen twee subprofielen onderscheiden worden: Autonomen I en Autonomen II. Het ene subprofiel bestaat uit respondenten die hun streven naar autonomie inhoudelijk vormgeven: zij willen hun ‘verhaal’ op orde houden. Door hun gerichtheid op de inhoud van dat verhaal zijn de respondenten uit dit subprofiel over het algemeen goed in staat om uit te leggen op welke wijze zij in het leven staan, hoezeer zij hechten aan hun onafhankelijke opstelling en op basis van welke overwegingen zij keuzes maken. Deze respondenten zijn in staat om hun handelen aan te passen aan nieuwe inzichten en kennis die zij opdoen. Dit proces zien en ervaren zij als persoonlijke groei. De respondenten uit het tweede subprofiel plaatsen in hun streven naar autonomie bestaanszekerheid voorop. Het primaire doel bij de keuzes die de respondenten uit dit subprofiel maken, is dat zij voor zichzelf willen kunnen zorgen. Deze respondenten staan minder bewust stil bij gevolgen van de keuzes die zij maken om financieel onafhankelijk te zijn.

De onafhankelijke opstelling van de Autonomen geeft hen de kans om de ervaring in de prostitutie, ook al is dit een gestigmatiseerd beroep, tot een duidelijk geïntegreerd onderdeel van hun identiteit te maken. De wijze waarop zij dat doen, verschilt. De Autonomen I hebben de ervaring in de prostitutie tot onderdeel en inzet gemaakt van hun persoonlijke groei. De Autonomen II hebben de ervaring in de prostitutie op meer praktische wijze tot een onderdeel van hun leven gemaakt. Voor de respondenten uit dit subprofiel was de keuze voor de

prostitutie geen uiting van het nemen van een gecultiveerd risico. Het kwam op hun weg, of zij zagen geen andere keus om financieel onafhankelijk te zijn. Het belang van prostitutie vloeit voor deze respondenten voort uit het feit dat zij hun onafhankelijkheid en drang naar financiële zelfstandigheid binnen dit beroep hebben kunnen vormgeven. Voor deze respondenten is prostitutie een (langdurige) arbeids- en levensinvulling geweest. In sommige gevallen zagen deze respondenten geen ander (serieus) carrièreperspectief dan prostitutie. Een aantal van hen valt ook weer op het werken in de prostitutie terug wanneer het financieel tegenzit. Bij

sommige respondenten uit dit subprofiel is hun onafhankelijke en individualistische levensstijl juist een gevolg van het werken in de prostitutie geweest. Anderen hadden ook al voor de prostitutie een onafhankelijke levensstijl. Bij Autonomen I ging de onafhankelijke en

individualistische basishouding in alle gevallen aan de prostitutie vooraf. Deze respondenten kijken met een bepaalde afstand en een bijna filosofische interesse naar hun eigen ervaringen in de prostitutie en proberen deze te plaatsen in een breder perspectief, zoals de motieven van menselijk contact en menselijke intimiteit, seksualiteit, de maatschappelijke positie van vrouwen en dergelijke. Begrip voor henzelf en voor anderen speelt een belangrijke rol. Deze respondenten hebben door de keuze voor prostitutie uiting gegeven aan het nemen van een gecultiveerd risico. Waar voor de Autonomen II de voordelen van prostitutie onmiskenbaar de zelfstandigheid en de financiële onafhankelijkheid zijn geweest, ligt bij de Autonomen I de nadruk op persoonlijke groei en de leerervaringen.

De onafhankelijke opstelling van de Autonomen zien we ook terug in hun omgang met het stigma dat op prostitutie rust. Zij zijn zich er zeer bewust van, zetten veel vraagtekens bij de norm die de maatschappij stelt en stellen zichzelf veel vragen over hun eigen positie ten opzichte van die norm. Zij herkennen het stigma op prostitutie als een maatschappelijk

fenomeen en staan op basis hiervan boven op dat stigma gebaseerde aantijgingen. Beledigingen of snelle conclusies van anderen proberen zij op deze manier naast zich neer te leggen.

Uiteraard realiseren zij zich dat het stigma hen kan raken en soms ook daadwerkelijk raakt, maar dit proberen zij te relativeren door het zo min mogelijk persoonlijk op te vatten. Deze respondenten hebben een helikopterview als het gaat om het stigma op prostitutie: ‘mensen weten niet beter’. De Autonomen I voelen zich wel geconfronteerd met het stigma dat op prostitutie rust, maar tegelijkertijd begrijpen zij dit ook en kunnen zij het plaatsen. Hiermee

kunnen zij het stigma relativeren en maken zij er geen zelfverwijt van. Hiertoe zijn zij in staat, omdat zij een stevige buffer hebben opgebouwd in de vorm van een betrouwbaar en

ondersteunend (hoewel over het algemeen niet zeer groot) netwerk. De Autonomen I ervaren het feit dat prostitutie een gestigmatiseerd beroep is als een pré voor hun persoonlijke groei en ontwikkeling. Zij hebben het idee dat zij juist hierdoor meer geleerd hebben dan zij in ander werk zouden hebben gedaan. Ook de Autonomen II relativeren het stigma, maar vanuit een ander standpunt. Zij benadrukken de hypocrisie en de dubbele moraal in de samenleving en nemen als gevolg daarvan een zakelijke, soms wat cynische houding aan. De respondenten uit dit subprofiel zijn, na de prostitutie, vaak meer verbonden gebleven met de wereld van

prostitutie dan de Autonomen I: hun netwerk is hiermee bijvoorbeeld soms nog verbonden. Hun interpretatie van het stigma (‘mensen weten niet beter’) is negatiever dan die van de Autonomen I.

6.3.2. Het dilemma opgelost

Kenmerkend voor de Autonomen is dat zij het persoonlijke dilemma, waarvoor de verschillende betekenissen en normen van de reguliere en prostitutiewereld hen stelt, ‘oplossen’. Voor de Autonomen is het regie houden over hun eigen leven en werk van essentieel belang. Op het vlak van hun eigen individuele vrouwelijke carrière zijn de

Autonomen als het ware ‘individualisten avant la lettre‘. Zij hebben vanaf het begin van hun volwassenheid het standpunt ingenomen dat zij hun eigen leven en werk wilden vormgeven. Ontwikkeling en onafhankelijkheid zijn, in dat streven, kernbegrippen. Onder de Autonomen bevindt zich een aantal oudere vrouwen dat haar keuze voor prostitutie verbindt met

maatschappelijke, feministische ontwikkelingen in de jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw en met het feit dat het voor vrouwen in die tijd niet gebruikelijk was om een baan te hebben. Deze respondenten hebben de periode van de tweede feministische golf bewust meegemaakt. Dat speelt een rol in de manier waarop naar prostitutie wordt gekeken. Hoe complex en controversieel de verhouding tussen prostitutie en feminisme ook mag zijn (zie hoofdstuk 1), deze respondenten voelden zich een onderdeel van een collectieve strijd tegen beperkende vrouwbeelden en vertaalden deze naar hun keuze voor prostitutie. Het was een keuze voor seksuele en financiële zelfbepaling en een afwijzing van mannelijk dominerende normen op het gebied van seksualiteit en werk.

Voor de Autonomen is hun onafhankelijke opstelling belangrijker dan bestaande structuren of systemen; zij laten zich hierdoor niet beperken en proberen hun eigen ‘wereld’ te vormen en hun eigen voorwaarden te scheppen. Dit gaat de Autonomen I beter af dan de Autonomen II. Het streven naar persoonlijke groei van de Autonomen I betekent dat zij veel reflecteren en zich afvragen of dat, wat zij in het dagelijks leven doen, ook aan hun (ontwikkelings)behoefte voldoet. Dit betekent dat zij hun routines, wanneer het antwoord ontkennend is, willen en kunnen veranderen. De Autonomen II, die de nadruk leggen op bestaanszekerheid, zijn minder goed in staat te verwoorden waarom zij bepaalde dingen al dan niet doen en minder goed in staat hun handelen te veranderen. Wanneer zij iets hebben gevonden waarin zij zichzelf én zelfstandig kunnen zijn, blijven zij langer gehecht aan deze keuze en veranderen zij hun routines minder gemakkelijk.

Zowel prostitutie als andere beroepen worden door de Autonomen I gekozen vanuit het

criterium van persoonlijke groei. Prostitutie blijft in dit opzicht, ook nadat zij zijn gestopt, een belangrijk onderdeel van de identiteit van de Autonomen I, omdat het voor de eigen

ontwikkeling is gebruikt. Voor de Autonomen II gelden andere criteria voor het belang dat zij blijven hechten aan prostitutie. Zij hebben voor prostitutie gekozen vanuit een financiële overweging en hebben soms moeite om diezelfde financiële zelfstandigheid op andere

manieren te bereiken. Hierdoor blijft bij de Autonomen II het gevoel een (ex-)prostituee te zijn sterker aanwezig.

Net als hun arbeidsbiografie, geven de Autonomen hun liefdesleven zeer individueel en zelfstandig vorm. Zij willen weliswaar seks en liefde niet scheiden, maar vertalen dit op een eigenzinnige manier. Respondenten van beide subprofielen hechten zeer aan hun eigen definities van seksualiteit en liefde, waarbij soms blijkt dat partners dit niet bij kunnen benen of willen accepteren.

Voor de Autonomen I is de ervaring in de prostitutie een gelegenheid geweest om zich te verdiepen in het fenomeen seksualiteit en communicatie. Zij zijn seks tijdens het werk in de prostitutie gaan beleven als een zeer directe vorm van communicatie en vonden dat zij daarmee een bepaalde vorm van liefde konden geven in hun werk. Omdat zij van dichtbij en veelvuldig geconfronteerd zijn met de (emotionele) noden van mensen, hebben zij meer compassie en begrip voor mensen gekregen. Voor henzelf heeft prostitutie vaak de weg geopend naar een positievere seksuele beleving of heeft het seks losgekoppeld van negatieve ervaringen. De Autonomen II hebben zich niet zozeer verdiept in de diepere betekenis van seks. Zij zagen seks binnen het werk in de prostitutie niet als seks. De respondenten uit dit subprofiel hadden in hun beleving alleen in hun privéleven seks, hoewel zij door middel van het werk in de prostitutie wel meer seksuele vrijheid hebben bereikt. Voor beide subprofielen geldt dat seksualiteit door de ervaring in de prostitutie is ontmythologiseerd. Waar seks een uitdaging was of geheimen herbergde, is het magische of spannende ervan verdwenen.

Ook in de wijze waarop de Autonomen met de verschillende vormen van vertrouwen omgaan, komen zowel de overeenkomsten voor het profiel als geheel als de verschillen tussen de respondenten van de subprofielen naar voren. De Autonomen hebben, overigens net als de andere twee profielen, in de prostitutie zelfvertrouwen opgebouwd als gevolg van een algemeen gevoel van zekerheid dat zij het wel zullen redden in het leven en een bevestiging van hun vrouwelijkheid. Sommige respondenten uit het subprofiel Autonomen II omschrijven de ervaring met vertrouwen in de prostitutie als een startpunt voor de verdere ontwikkeling van zelfvertrouwen daarna. In die zin vinden zij dat hun ervaring in de prostitutie een

therapeutische waarde heeft gehad. Maar ook voor deze respondenten, net als voor de andere Autonomen, is het niet altijd even gemakkelijk geweest om dit zelfvertrouwen na de prostitutie vast te houden en toe te passen in verschillende situaties. In die zin is het zelfvertrouwen lange tijd, en bij sommige respondenten nog steeds, contextgebonden geweest.

De Autonomen vinden over het algemeen dat zij door hun werk in de prostitutie meer inzicht hebben gekregen in mensen en menselijk gedrag. De Autonomen I verwelkomen dat als een uitbreiding van hun mensenkennis en als een persoonlijke verdieping. Hun motto is: ‘mensen zijn nu eenmaal zo menselijk´. De respondenten uit dit subprofiel vinden dat zij milder en positiever zijn geworden en dat zij meer begrip hebben gekregen voor het mannelijk denken en handelen. Ten opzichte van vrouwen is dit juist omgekeerd: de Autonomen I vinden dat zij minder argeloos en voorzichtiger ten opzichte van vrouwen zijn geworden. De Autonomen II huldigen het motto ´leven en laten leven´ en neigen er soms naar zich terug te trekken en onverschilliger te zijn. Zij verharden in hun opvattingen over mannelijk gedrag en gaan meer uit van hun eigenbelang wanneer zij met mannen omgaan. De respondenten uit dit subprofiel identificeren zich met wat vaak als mannelijke waarden wordt omschreven, zoals zakelijkheid en eigenbelang. Deze respondenten omschrijven zich ook vaak als een ´mannenvrouw´ of, toen ze jonger waren, als een ´jongensmeisje´; zij gaan liever of gemakkelijker met mannen om. Desondanks hebben zij, door de verharding in hun opvattingen over mannelijk gedrag, minder vertrouwen in relaties. Naar vrouwen zijn zij toleranter en positiever geworden.

De reguliere en prostitutiewereld kennen verschillende normen en betekenissen. Concluderend kan gesteld worden dat de Autonomen zich veel vragen stellen bij deze – vaak – tegengestelde normen en betekenissen. Zij zien kans om deze tegengestelde normen en betekenissen te integreren in hun identiteit en behouden daarmee een bepaalde autonomie ten opzichte van beide werelden. Zij zijn regisseur van hun eigen leven.

6.4. Instrumentalisten