• No results found

Habitattype 4010: Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix

bron opheffe; afvoeren organisch materiaal door plaggen, maaien, branden of begrazen

N verwijdering bij branden ± even effectief als bij plaggen, P evenwel minder verwijderd (→

≠ effect)

Milieukarakteristieken voor gunstige instandhouding

Bodem

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

Oppervlakte habitat oppervlakte 75 ha 5 - 75 ha < 5 ha oppervlakte vergroten 1. "stapstenen": zie tabel Heidelandschap 2. uitbreiding meest kansrijk op voormalige heideterreinen (langlevende zaadbank heidesoorten); hydrologische omstandigheden sterk bepalend

Habitatstructuur algemeen structuurrijke heide met dominantie van Gewone dophei, slenken en open plekken

gedegenereerde heide; Gewone dopheide niet dominant

bedekkings-percentage Gewone dophei

30 - 70% <30% of > 70% beheer

aandeel naakte grond altijd in complex met vegetatiearme slenken / vegetatieloze plekken; naakte grond 1 - 10%

vegetatiearme slenken / vegetatieloze plekken hier en daar aanwezig; naakte grond 1 - 5%

vegetatiearme slenken / vegetatieloze plekken ontbrekend; naakte grond < 1%

beheer

aandeel Struikhei < 10% 10 - 30% > 30%

verbossing < 5% 5-30% > 30% opslag verwijderen vnl. berk, den, Amerikaanse vogelkers, Spork

antropogene invloed regelmatig geplagde heide, extensief betreden

regelmatig geplagde heide weinig tot niet geplagde heide, en/of intensief betreden

beheer halfnatuurlijk vegetatietype, bij lage atmosferische depositie is regelmatig beheer niet nodig een verdroogde vochtige heide, of een natte heide met sterk fluctuerende watertafel heeft een

monospecifieke (>70%), zeer soortenarme dopheibegroeiing. In dat geval is dat een kenmerk van verstoring

Beoordelingstabel

gunstige staat van instandhouding

Structuurbepalende processen

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

gunstige staat van instandhouding

typische soorten

overige soorten

soortenrijkdom en bedekking

Gewone dophei abundant tot dominant en meer dan 2 andere typische hogere plantensoorten en 2 of meer typische

veenmossoorten frequent tot abundant aanwezig

Gewone dophei abundant tot dominant en minstens 2 andere typische hogere plantensoorten frequent tot abundant; één van de typische veenmossen aanwezig

Verarmde Erica - Molinia heide; andere typische soorten slechts occasioneel aanwezig

Fauna typisch voor het habitattype

verdroging, verzuring, vermesting:

vergrassing met Pijpenstrootje

< 25% 25-50% >50% waterpeil regelen, plaggen,

maaien, begrazen

maatregelen koppelen aan tegengaan oorzaak vergrassing

andere verstoring-indicatoren

geen <5% >5% verstoringsbron opheffen

totaal verstoring <25% <50% >50%

Gewone struikhei (Calluna vulgaris ), Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata ), Pijpenstrootje (Molinia caerulea ), Blauwe zegge (Carex panicea ), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica ), Veenpluis (Eriophorum angustifolium ), Bruine snavelbies

(Rhynchospora fusca ), Witte snavelbies (Rhynchospora alba ), Gevlekte orchis (Dactylorhiza

maculata ), Wilde gagel (Myrica gale), Kruipwilg (Salix repens ), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccus) , Broedkelkje (Gymnocolea inflata ), Gewoon peermos (Pohlia nutans ), Cladina portentosa

Gewone dophei (Erica tetralix ), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe ), Trekrus (Juncus squarrosus ), Beenbreek (Narthecium ossifragum ), Veenbies (Scirpus cespitosus ), Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia ), Kleine zonnedauw (Drosera intermedia ), Kussentjesveenmos (Sphagnum compactum), Zacht veenmos (Sphagnum tenellum), Slank veenmos (Sphagnum molle)

Literatuur: Aggenbach et al. 1998; Anoniem 2004a; Bal et al. 2001; Bobbink et al. 1998; De Blust 2004; De Saeger et al. 2005; Diemont et al. 1994; Dorland et al. 2000; Ghesquiere et al. 2002; Lambrechts

et al. 2002; Sterckx et al. (in prep.); Schaminée et al. 1995; Symes et al. 2003; Vandenbussche et al. 2002; van Duinen et al. 2004; Van Steertegem (red.) 2001; Wouters et al. (in prep.)

wordt verder aangvuld Vegetatie:

samenstelling

Verstoring

1. op leemrijke bodems of onder invloed van basenrijk grondwater kan het type orchietosum voorkomen: zie habitattype 6230 2. in slenken kan het

habitattype 7150 voorkomen

indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen textuur zand tot lemig zand

profiel podzol

zuurtegraad matig zuur tot zuur verzuring atmosferische depositie opheffen bron, bufferen

regime matig droog tot zeer droog infiltratie van water is het

dominante hydrologische proces

waterkwaliteit atmotroof

GLG 80 tot >120cm onder maaiveld

inundatie geen

amplitude ≥ 60 cm

voedselrijkdom oligotroof aanrijking bemesting

luchtkwaliteit kritische N-depositie waarde 7-14 kg N/ha/jaar

aanrijking hogere depositie

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen

A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

Oppervlakte habitat oppervlakte > 50 ha >5 ha < 5ha oppervlakte uitbreiden 1. "stapstenen": zie tabel Heidelandschap. 2. Uitbreiding meest kansrijk op voormalige heideterreinen (langlevende zaadbank heidesoorten)

algemeen Calluna-heide met zowel pioniers-, ontwikkelings-, climax- als degeneratie-stadia; oude heide, heide met grasplekken, losse bomen, boomgroepen en eventueel brem-struwelen zijn aanwezig

meestal zijn niet alle successiestadia aanwezig; heide met grasplekken, losse bomen, boomgroepen en eventueel brem-struwelen zijn aanwezig

overwegend

gedegenereerde Calluna-heide; vrijwel uitsluitend degeneratiestadium. OF: structuur- en soortenarme monotone Calluna-heide

ruimtelijke en temporele spreiding van het beheer zijn nodig om een grote structuurvariatie te krijgen

30 - 80% 30 - 80% <30% of > 80%

ouderdomsstructuur Struikhei

alle stadia aanwezig niet alle stadia aanwezig één enkel stadium aanwezig

naakte grond < 10% < 10% > 10% >10%: overbegrazing,

verstoring

N verwijdering bij branden ± even effectief als bij plaggen, P evenwel minder verwijderd (→

≠ effect)

Habitattype 4030: Droge Europese heide

aandeel Struikhei monocultuur (>80%) kan wijzen op verdroging, verzuring of monotoon beheer (maaien), < 30% op overbegrazing

rekening houden met tijdstip in de beheerscyclus

Milieukarakteristieken voor gunstige instandhouding

Beoordelingstabel

Bodem

Hydrologie

bron opheffen; afvoeren organisch materiaal door plaggen, maaien, branden of begrazen

Nutriënten

aanpassen beheer, vermijden overbegrazing en ongecontroleerde branden gunstige staat van instandhouding

Habitatstructuur

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

gunstige staat van instandhouding

aandeel Brem Brem is volledig dominant Bremstruwelen in complex

beschouwen met meer typische heidevegetatie

verbossing <5% 5-30% >30% openkappen

antropogene invloed: beheer

regelmatig gemaaide, geplagde, gebrande of begraasde Calluna-heide, waarbij de ruimtelijke en temporele omlooptijden van het beheer gericht zijn op het verkrijgen van een grote mate aan structuurvariatie

(on)regelmatig gemaaide, geplagde, gebrande of begraasde Calluna-heide

langdurig niet, of te eenvormig beheerde heide

ruimtelijke en temporele omlooptijden van het beheer in voldoende grote gebieden zijn nodig om een grote structuurvariatie te krijgen

typische soorten

overige soorten

soortenrijkdom en bedekking

Struikhei abundant tot dominant en meer dan 2 andere typische soorten frequent tot abundant

Struikhei abundant tot dominant en minstens 1 andere typische soort frequent tot abundant

verarmde Struikhei-vegetatie; andere typische soorten slechts sporadisch aanwezig aanpassen beheer, tegengaan bodemverzuring verzuring, eutrofiëring: vergrassing met Pijpenstrootje of Bochtige smele <25% 25 -50 % > 50% andere verstoring: Adelaarsvaren, geen <30% <50% totale verstoring <25% <50% > 50%

Literatuur: Aggenbach et al. 1998; Anoniem 2004a; Bal et al. 2001; Bobbink et al. 1998; De Blust 2004; De Saeger et al. 2005; Diemont & Oude Voshaar 1994; Dorland et al. 2000; Sterckx et al. (in prep.); Schaminée et al. 1996; Stumpel 2004; Symes & Day 2003; Vandenbussche et al. 2002; van Duinen et al. 2004; Van Steertegem (red.) 2001; Wouters et al . (in prep.)

Verstoring plaggen, eventueel

aanvullend bufferen tegen N-input. Terugkeer doelsoorten afhankelijk van tijdstip waarop ze verdwenen zijn (doelsoorten andere dan heidesoorten hebben vaak een kortlevende zaadbank) Bremstruiken kunnen lokaal een belangrijk aandeel van de

vegetatie uitmaken, tot codominant zijn

Fauna typisch voor het habitattype

Structuurbepalende processen

wordt verder aangevuld Vegetatie:

samenstelling

Gewone brem (Cytisusu scoparius ), Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia ), Zandstruisgras (Agrostis vinealis ), Pijpenstrootje (Molinia caerulea ), Bochtige smele (Deschampsia flexuosa ), Tormentil (Potentilla erecta ), Heideklauwtjesmos (Hypnum

jutlandicum ), Gewoon franjemos (Ptilidium ciliare ), Gewoon gaffeltandmos (Dicranum

scoparium ), Gewoon peermos (Pohlia nutans )

Struikhei (Calluna vulgaris ), Rode dopheide (Erica cinerea ), Cladonia-soorten (Cladonia

spp .), Klein warkruid (Cuscuta epithymum ), Schapegras (Festuca tenuifolia ), Stekelbrem

(Genista anglica ), Kruipbrem (Genista pilosa ), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus ), Pilzegge (Carex pilulifera ), Gaspeldoorn (Ulex europaeus )

indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen textuur zand; in mindere mate ook op

leemhoudend zand, ontwaterd hoogveen of kalk

profiel duidelijke humus en/of ijzer B horizont, al dan niet met grindbijmenging

zuurtegraad neutraal tot zwak zuur verzuring atmosferische depositie opheffen bron, bufferen belangrijk bij herstellen kiempotenties

regime droog tot matig nat

waterkwaliteit matig mineralenrijk

GLG 80 tot >120cm -mv

inundatie geen

amplitude klein; gelijkmatige schommelingen

voedselrijkdom oligotroof tot zwak eutroof aanrijking

luchtkwaliteit kritische N-depositie waarde 7-14 kg N/ha/jaar

aanrijking

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen

A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

Oppervlakte habitat oppervlakte 75 ha 5 - 75 ha < 5 ha oppervlakte vergroten "stapstenen": zie tabel Heidelandschap

algemeen Jeneverbes-formaties in heidevelden met pioniers-, ontwikkelings-, climax- en degeneratiestadia; natte en droge plekken en/of kale of strooiselplekken wisselen elkaar af in het struweel

Jeneverbes-formaties in heidevelden; meestal zijn niet alle successiestadia meer aanwezig.

Jeneverbes-formaties in (voormalige) heidevelden; bijna uitsluitend in degeneratiestadium.

wordt in Nederland niet veel ouder dan 150 jaar, in Engeland tot 200 jaar: meeste aanwezige struiken zijn oud, minder kiemkrachtig zaad

interne isolatie (afstand tussen mannelijke en vrouwelijke bomen)

geen geen tot beperkt struiken geïsoleerd, of enkel

mannelijke of vrouwelijke bij elkaar

ander geslacht inbrengen, eventueel aanplanten

naakte grond > 25% 5 - 25% < 5% essentieel voor kieming

Beoordelingstabel