indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen
te sterke verlanding (~ te sterke verdroging)
verlanding tegengaan sterke ruiming kwelzones aan de rand van
hoogvenen of overgangen van hoogveen naar beekdalen overige depressies buiten invloed van lithoclien grondwater
textuur veen, humushoudende klei of leem, al dan niet met venige toplaag
profiel profielloos/hydromorf profielvorming wegvallen permanente verstoring
dynamiek herstellen vaak veen/venig materiaal inklinking zakken watertafel herstel natuurlijk waterpeil zand
stadium bodemgenese fluvisols ontwikkeling naar andere types wegvallen permanente dynamiek/verstoring van erosie/sedimentatie
dynamiek herstellen indeling volgens het FAO classificatiesysteem
pH-HCl bodemtoplaag 2,5 - 4,5 pH grondwater 3,5 - 6,0
GHG (cm/mv ; min/gem/max)
te onderzoeken te droog drainering drainering stoppen
GLG (cm/mv ; min/max)
- 60/- 30 te nat sterke vernatting (bvb. na
ontpolderen); onnatuurlijke afwatering natuurlijke afwatering amplitude waterstand (cm ; min/max) 0/40
trofiegraad oligotroof hogere trofiegraad verhoogde mineralisatie hydrologie herstellen : dominantie/isolatie hogere depositie van
nutriënten
omgevend landgebruik; beperkte buffering bos
ruimere buffering, aanleg boscomplex om te komen tot hydrologische en
atmosferische buffering van kwetsbare kern Nutriënten Hydrologie Uitgangsituatie/ geomorfologie verlandingszones/ afgesloten rivierarmen Bodem uitgangsituatie/ geomorfologie substraat
Milieukarakteristieken voor gunstige instandhouding
Beoordelingstabel
indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen
A - goed B - voldoende C- gedegradeerd
Oppervlakte habitat oppervlakte > 30 ha ≥ 25/30 ha < 25/30 ha vergroten
vertikale structuur (gelaagdheid van het bos)
alle vegetatielagen abundant aanwezig
nagenoeg alle vegetatielagen plaatselijk aanwezig
niet alle vegetatielagen aanwezig structuurrijk, natuurlijke mozaïekstructuur structuurrijk, natuurlijke mozaïekstructuur minstens gedeeltelijk aanwezig structuurarm, homogene leeftijdsopbouw streven naar mozaïekstructuur door structuurbepalende processen kansen en ruimte te bieden
min. twee van de zeven groeiklassen aanwezig, bij aanwezigheid van sterk hout (klasse 6) is één groeiklasse
voldoende
min. twee van de zeven groeiklassen aanwezig, bij aanwezigheid van hout met geringe tot middelmatige dikte
(klasse 5) is één groeiklasse voldoende
uitgesproken één van de groeiklassen tussen 1-4
behoud min. aantal overstaanders
groeiklassen: zie begrippenlijst
aandeel dood hout groot aandeel dood hout belangrijk aandeel dood hout beperkt aandeel dood hout of afwezig
zie § 2.4.3
hoeveelheid dik dood hout (dikke stammen, minimumdoormeter ≥
40cm)
≥ 6 / ha 1- 5 / ha < 1 / ha dood staand en liggend hout
behouden; voldoende oppervlakte van het bosbestand oud laten worden
ouderdomsvereisten van hogervernoemde oppervlakte
min. 100 jaar min. 30 jaar minder dan 30 jaar oud
stagnerend regenwater of atmoclien grondwater
beïnvloed door lithoclien grondwater en/of sedimentatie. Significante schommelingen watertafel hydrologisch isoleren antropogene invloed/beheer
nagenoeg volledig natuurlijke processen
een streven naar nagenoeg natuurlijke processen dient begeleid met maatregelen die (externe) milieuinvloeden ongedaan maken of compenseren en met maatregelen die de levensgemeenschapsamenstelling herstellen
Habitatstructuur
horizontale structuur (ontwikkelingsfasen van het bos)
geen invloed van lithoclien grondwater, sedimentatie. Geen sterke schommelingen watertafel
gunstige staat van instandhouding
Structuur-bepalende processen
indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen A - goed B - voldoende C- gedegradeerd
gunstige staat van instandhouding
typische boomsoort typisch mos overige soorten
aandeel typische soort in de boomlaag
> 70 % en verder overwegend overige boomsoorten
50 - 70 % < 50%
moslaag veenmossen slechts
occasioneel aanwezig; hoofdzakelijk overige
soorten
gering < 10 % matig 10-30% sterk >30%
bedekking >5 %; sterke beschadiging typische soortenlaag
afwezig bedekking gering < 10% bedekking significant >10%
(1) ook ten gevolge van natuurlijke processen (bvb. boomval, begrazing) kan zich bodemverdichting voordoen. Dit wordt niet aanzien als een verstoring. Indien er zich echter meer dan vleksgewijs, bodemverdichting voordoet is dit wel een vorm van verstoring
Literatuur: Al 1995; Anoniem 2003; Bal et al. 2001; Jalink & Jansen 1995; Jalink 1996; Koop & Van der Werf 1995; Stortelder et al. 1998; Stortelder et al. 1999; Verbuchelen et al. 2002; Van der Werft 1991 geen beschading / aanwijzingen geringe beschadiging /
aanwijzingen
significante beschadiging / aanwijzingen bedekking <5%; geringe
beschadiging typische soortenlaag
gewijzigd waterregime
maatregelen naar buffering toe en impact op diverse waterbronnen
eutrofiëring/ verdroging
padenpatroon aanpassen en beperken, bosexploitatie met geschikt materiaal en op juiste tijdstip
Douglaspluimspirea (Spirea douglasii ) en andere neofyten
exoten exotenbeheer
betreding/
bodemverdichting (1)
natuurlijk/spontaan bos laten ontwikkelen met aandacht voor structuurbepalende
processen/exotenbeheer abundante aanwezigheid van Pijpestrootje wordt reeds als degeneratie van het veen beschouwd
Ruwe berk (Betula pendula ), Grove den (Pinus sylvestris ), Sporkehout (Frangula alnus ), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia ), Geoorde wilg (Salix aurita ), Pijpenstrootje (Molinia
caerulea ), Dopheide (Erica tetralix ), Wilde gagel (Myrica gale ), Rijsbes (Vaccinium uliginosum ), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtilus ), Zevenster (Trientalis europaea ),
Zompzegge (Carex canescens ), Moerasstruisgras (Agrostis canina ), Sterzegge (Carex
echinata ), Snavelzegge (Carex rostrata ), Zwarte zegge (Carex nigra ), Kleine veenbes
(Vaccinium oxycoccus ), Moerasviooltje (Viola palustris ) en Veldrus (Juncus
acutiflorus )
Pitrus (Juncus effusus )
veenmos(sen) frequent tot abundant of meer Vegetatie:
samenstelling
Grote brandnetel (Urtica dioica ), braam (Rubus spp.), Kleefkruid (Galium aparine ), Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina ), Dryopteris spp., Hondsdraf (Glechoma hederacea ), Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum ), Framboos (Rubus ideaus ) en Pijpestrootje (Molinia
caerulea )
Verstoring
Zachte berk (Betula pubescens) Veenmos (Sphagnum spp.)
( Alno-Betuletum, Sphagno-Betuletum, Carici laevigata-Alnetum)
indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen
te sterke verlanding te sterke verdroging verlanding tegengaan sterke ruiming zones of depressies met
stagnerend regenwater (regenwaterlenzen) of atmoclien grondwater
beekdalsituaties deze situaties zijn vaak veel
ouder en stabieler bronzones op schrale bodem
textuur veen, venig zand
profiel profielloos profielvorming wegvallen veenvorming grondwaterdynamiek herstellen
substraat vaak veen/venig materiaal inklinking zakken watertafel herstel natuurlijk waterpeil kan (deels en pas op lange termijn) tot herstel leiden
stadium bodemgenese natte regosol ontwikkeling naar andere types wegvallen permanente dynamiek dynamiek herstellen pH-KCl bodemtoplaag ≤ 3,8 pH grondwater 4,5 - 6,5 GHG (cm/mv ; min/gem/max)
-1 / 4 / 20 drainering drainering stoppen
GG (cm/mv ; min/gem/max)
-17 / - 5 / 1 onnatuurlijke afwatering natuurlijke afwatering
GLG (cm/mv ; min/gem/max)
-50 / -21 / -7
amplitude waterstand (cm ; min/gem/max)
10 / 34 / 79 dominante invloed (lithoclien) grondwater t.n.v. atmotroof of atmoclien water
verandering lokale hydrologie / drainering hoge winter (atmoclien)
grondwaterstand
boven maaiveldniveau in de winterperiode en onder maaiveld in zomerperiode
permanent laag niveau draineringen/intensieve grondwaterwinningen/onderb reking atmocliene
kwelstromen Bodem
Hydrologie (in) het berkenbroek is
(ontstaan doordat) het contact met het grondwater meestal geheel of deels verloren gegaan, ondermeer door ophoging via humusvorming.
grondwaterdynamiek