• No results found

Habitattype 91D0: Veenbossen (Betulion pubescentis ) Prioritair habitattype

indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen

te sterke verlanding (~ te sterke verdroging)

verlanding tegengaan sterke ruiming kwelzones aan de rand van

hoogvenen of overgangen van hoogveen naar beekdalen overige depressies buiten invloed van lithoclien grondwater

textuur veen, humushoudende klei of leem, al dan niet met venige toplaag

profiel profielloos/hydromorf profielvorming wegvallen permanente verstoring

dynamiek herstellen vaak veen/venig materiaal inklinking zakken watertafel herstel natuurlijk waterpeil zand

stadium bodemgenese fluvisols ontwikkeling naar andere types wegvallen permanente dynamiek/verstoring van erosie/sedimentatie

dynamiek herstellen indeling volgens het FAO classificatiesysteem

pH-HCl bodemtoplaag 2,5 - 4,5 pH grondwater 3,5 - 6,0

GHG (cm/mv ; min/gem/max)

te onderzoeken te droog drainering drainering stoppen

GLG (cm/mv ; min/max)

- 60/- 30 te nat sterke vernatting (bvb. na

ontpolderen); onnatuurlijke afwatering natuurlijke afwatering amplitude waterstand (cm ; min/max) 0/40

trofiegraad oligotroof hogere trofiegraad verhoogde mineralisatie hydrologie herstellen : dominantie/isolatie hogere depositie van

nutriënten

omgevend landgebruik; beperkte buffering bos

ruimere buffering, aanleg boscomplex om te komen tot hydrologische en

atmosferische buffering van kwetsbare kern Nutriënten Hydrologie Uitgangsituatie/ geomorfologie verlandingszones/ afgesloten rivierarmen Bodem uitgangsituatie/ geomorfologie substraat

Milieukarakteristieken voor gunstige instandhouding

Beoordelingstabel

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen

A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

Oppervlakte habitat oppervlakte > 30 ha ≥ 25/30 ha < 25/30 ha vergroten

vertikale structuur (gelaagdheid van het bos)

alle vegetatielagen abundant aanwezig

nagenoeg alle vegetatielagen plaatselijk aanwezig

niet alle vegetatielagen aanwezig structuurrijk, natuurlijke mozaïekstructuur structuurrijk, natuurlijke mozaïekstructuur minstens gedeeltelijk aanwezig structuurarm, homogene leeftijdsopbouw streven naar mozaïekstructuur door structuurbepalende processen kansen en ruimte te bieden

min. twee van de zeven groeiklassen aanwezig, bij aanwezigheid van sterk hout (klasse 6) is één groeiklasse

voldoende

min. twee van de zeven groeiklassen aanwezig, bij aanwezigheid van hout met geringe tot middelmatige dikte

(klasse 5) is één groeiklasse voldoende

uitgesproken één van de groeiklassen tussen 1-4

behoud min. aantal overstaanders

groeiklassen: zie begrippenlijst

aandeel dood hout groot aandeel dood hout belangrijk aandeel dood hout beperkt aandeel dood hout of afwezig

zie § 2.4.3

hoeveelheid dik dood hout (dikke stammen, minimumdoormeter

40cm)

≥ 6 / ha 1- 5 / ha < 1 / ha dood staand en liggend hout

behouden; voldoende oppervlakte van het bosbestand oud laten worden

ouderdomsvereisten van hogervernoemde oppervlakte

min. 100 jaar min. 30 jaar minder dan 30 jaar oud

stagnerend regenwater of atmoclien grondwater

beïnvloed door lithoclien grondwater en/of sedimentatie. Significante schommelingen watertafel hydrologisch isoleren antropogene invloed/beheer

nagenoeg volledig natuurlijke processen

een streven naar nagenoeg natuurlijke processen dient begeleid met maatregelen die (externe) milieuinvloeden ongedaan maken of compenseren en met maatregelen die de levensgemeenschapsamenstelling herstellen

Habitatstructuur

horizontale structuur (ontwikkelingsfasen van het bos)

geen invloed van lithoclien grondwater, sedimentatie. Geen sterke schommelingen watertafel

gunstige staat van instandhouding

Structuur-bepalende processen

indicator ongunstige staat maatregelen opmerkingen A - goed B - voldoende C- gedegradeerd

gunstige staat van instandhouding

typische boomsoort typisch mos overige soorten

aandeel typische soort in de boomlaag

> 70 % en verder overwegend overige boomsoorten

50 - 70 % < 50%

moslaag veenmossen slechts

occasioneel aanwezig; hoofdzakelijk overige

soorten

gering < 10 % matig 10-30% sterk >30%

bedekking >5 %; sterke beschadiging typische soortenlaag

afwezig bedekking gering < 10% bedekking significant >10%

(1) ook ten gevolge van natuurlijke processen (bvb. boomval, begrazing) kan zich bodemverdichting voordoen. Dit wordt niet aanzien als een verstoring. Indien er zich echter meer dan vleksgewijs, bodemverdichting voordoet is dit wel een vorm van verstoring

Literatuur: Al 1995; Anoniem 2003; Bal et al. 2001; Jalink & Jansen 1995; Jalink 1996; Koop & Van der Werf 1995; Stortelder et al. 1998; Stortelder et al. 1999; Verbuchelen et al. 2002; Van der Werft 1991 geen beschading / aanwijzingen geringe beschadiging /

aanwijzingen

significante beschadiging / aanwijzingen bedekking <5%; geringe

beschadiging typische soortenlaag

gewijzigd waterregime

maatregelen naar buffering toe en impact op diverse waterbronnen

eutrofiëring/ verdroging

padenpatroon aanpassen en beperken, bosexploitatie met geschikt materiaal en op juiste tijdstip

Douglaspluimspirea (Spirea douglasii ) en andere neofyten

exoten exotenbeheer

betreding/

bodemverdichting (1)

natuurlijk/spontaan bos laten ontwikkelen met aandacht voor structuurbepalende

processen/exotenbeheer abundante aanwezigheid van Pijpestrootje wordt reeds als degeneratie van het veen beschouwd

Ruwe berk (Betula pendula ), Grove den (Pinus sylvestris ), Sporkehout (Frangula alnus ), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia ), Geoorde wilg (Salix aurita ), Pijpenstrootje (Molinia

caerulea ), Dopheide (Erica tetralix ), Wilde gagel (Myrica gale ), Rijsbes (Vaccinium uliginosum ), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtilus ), Zevenster (Trientalis europaea ),

Zompzegge (Carex canescens ), Moerasstruisgras (Agrostis canina ), Sterzegge (Carex

echinata ), Snavelzegge (Carex rostrata ), Zwarte zegge (Carex nigra ), Kleine veenbes

(Vaccinium oxycoccus ), Moerasviooltje (Viola palustris ) en Veldrus (Juncus

acutiflorus )

Pitrus (Juncus effusus )

veenmos(sen) frequent tot abundant of meer Vegetatie:

samenstelling

Grote brandnetel (Urtica dioica ), braam (Rubus spp.), Kleefkruid (Galium aparine ), Wijfjesvaren (Athyrium filix-femina ), Dryopteris spp., Hondsdraf (Glechoma hederacea ), Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum ), Framboos (Rubus ideaus ) en Pijpestrootje (Molinia

caerulea )

Verstoring

Zachte berk (Betula pubescens) Veenmos (Sphagnum spp.)

( Alno-Betuletum, Sphagno-Betuletum, Carici laevigata-Alnetum)

indicator beschrijving verstoring oorzaak maatregelen opmerkingen

te sterke verlanding te sterke verdroging verlanding tegengaan sterke ruiming zones of depressies met

stagnerend regenwater (regenwaterlenzen) of atmoclien grondwater

beekdalsituaties deze situaties zijn vaak veel

ouder en stabieler bronzones op schrale bodem

textuur veen, venig zand

profiel profielloos profielvorming wegvallen veenvorming grondwaterdynamiek herstellen

substraat vaak veen/venig materiaal inklinking zakken watertafel herstel natuurlijk waterpeil kan (deels en pas op lange termijn) tot herstel leiden

stadium bodemgenese natte regosol ontwikkeling naar andere types wegvallen permanente dynamiek dynamiek herstellen pH-KCl bodemtoplaag ≤ 3,8 pH grondwater 4,5 - 6,5 GHG (cm/mv ; min/gem/max)

-1 / 4 / 20 drainering drainering stoppen

GG (cm/mv ; min/gem/max)

-17 / - 5 / 1 onnatuurlijke afwatering natuurlijke afwatering

GLG (cm/mv ; min/gem/max)

-50 / -21 / -7

amplitude waterstand (cm ; min/gem/max)

10 / 34 / 79 dominante invloed (lithoclien) grondwater t.n.v. atmotroof of atmoclien water

verandering lokale hydrologie / drainering hoge winter (atmoclien)

grondwaterstand

boven maaiveldniveau in de winterperiode en onder maaiveld in zomerperiode

permanent laag niveau draineringen/intensieve grondwaterwinningen/onderb reking atmocliene

kwelstromen Bodem

Hydrologie (in) het berkenbroek is

(ontstaan doordat) het contact met het grondwater meestal geheel of deels verloren gegaan, ondermeer door ophoging via humusvorming.

grondwaterdynamiek