• No results found

H7 DE METHODE RIMBAUD I

In document ‘DE ONGRIJPBARE’ (pagina 70-80)

De Rimbaud die ik (tot nu toe) voor het voetlicht heb gebracht, heeft al enkele gedaanteverwisselingen ondergaan. Toch kunnen we hem misschien (algemener) typeren als een rebels kind. Een kind dat over een denkbeeldig strand loopt en daar de zandkastelen van anderen omver schopt. Om het mooier uit te drukken: als een Marcel Duchamp (1887-1968) die alleen maar snorren op Mona Lisa’s tekent. Eventueel met een gemene glimlach op zijn gezicht.

Ik doe onze hoofdpersoon hiermee tekort. Naast omver schoppen, etteren en slopen is hij ook iemand die nadenkt over nieuwe vormen, nieuwe manieren van dichten. Met andere woorden: niet alleen sloper, ook bouwer. De voor de hand liggende vraag: wat zet Rimbaud in de plaats van het gesloopte? Daarvoor moeten we ons richten tot de brieven die hij vanaf 1871 met enige regelmaat naar zijn (weinige) vrienden stuurt. Hieruit kunnen we al snel opmaken dat hij zelfs op zestienjarige leeftijd al gedurfde, concrete ideeën over een nieuw soort poëzie heeft.

Maar laat ik beginnen bij het begin. Rimbaud begint vanaf zijn zestiende jaar aversie te ontwikkelen ten opzichte van alle vormen van stilstand. Deze aversie verwoordt hij bijvoorbeeld in de ‘Lettres de Voyant’. Het zijn haastige brieven, zonder plan aan het papier toevertrouwd. Geen zorgvuldige manifesten. In deze brieven – die soms van frustratie overlopen – zet hij ideeën uiteen die voorlopig verankerd blijven in zijn gedachtestroom. Ideeën die hij ten koste van alles tot uitvoering wil brengen. Om te beginnen met een citaat, uit de tweede brief:

‘Musset heeft er niets van terecht gebracht: achter het gaas van de gordijnen schemerden visioenen: hij heeft zijn ogen ervoor gesloten […] Baudelaire is de eerste ziener, de dichter

vorst, een echte God. Maar hij heeft wel in een te artistiek milieu geleefd, en zijn hooggeprezen vorm is waardeloos: vondsten uit het ongekende vragen om nieuwe vormen.’207

Visioenen? Nieuwe vormen? Wat bedoelt hij precies? We hebben in hoofdstuk [5] gezien hoe hij de Franse Romantici betrapt op een te sterk vertrouwen in hun geheugen. Denk aan het gedicht ‘Mémoire’, waarin Rimbaud buitengewoon veel moeite heeft om onaangetaste herinneringen uit de drek omhoog te trekken. De in de brieven terugkerende Rimbaud is dan ook een dichter die [1] van plan is de ratio met een bespijkerde knuppel van het (veel te hoge) voetstuk af te slaan. Wat komt er echter voor in de plaats? Daarvoor moeten we ons richten op de laatste zin uit het bovenstaande fragment:

‘[…] vondsten uit het ongekende [2] vragen om nieuwe vormen [3].’

II

Eerst dat ongekende. Even ter herhaling: volgens Rimbaud werkt de menselijke ratio vooral versluierend. Onze zintuigen vertekenen de werkelijkheid, ons geheugen het verleden. Een mooi voorbeeld is de film They Live (1988). In deze door John Carpenter (1948) geregisseerde film stuit hoofdpersoon Nada op een bijzondere zonnebril. Bijzonder omdat hij hiermee de werkelijke boodschap achter reclames kan zien:

‘Watch TV, consume, obey, stay asleep.’208

De zonnebril heeft echter een tweede, meer macaber effect: Nada doorziet de ware aard van de hem omringende mensen. Zijn zij fatsoenlijk/ moreel goed van binnen? Dan verandert de bril niets aan hun uiterlijk. Zijn zij asociaal/ kwaadwillend? Dan veranderen hun gezichten in aftakelende doodshoofden. Een interessante premisse, die in het verdere verloop van de film misschien beter uitgewerkt had kunnen worden. Hoe dan ook, ik heb er de volgende boodschap uit gedestilleerd: de waarheid schuilt achter de façade en om die façade te doorzien heb je een speciale bril nodig. De diepere waarheid bestaat, is te vinden, maar is ook diep weggestopt.

Precies hier begint de zoektocht van Arthur. Hij wenst afstand te nemen van de zintuiglijke (schijn)werkelijkheid, om de vinger achter die diepere werkelijkheid te krijgen.

207 A. Rimbaud, Ik is een ander 33.

208 Via de onderstaande link is de film J. Carpenter, They live (1988) volledig te bekijken:

Denk aan de beroemde grot van filosoof Plato (427-347 VC). De mensen in de grot denken de werkelijkheid te zien, maar wat zij zien is slechts de afschaduwing van de concrete wereld daarbuiten. Soms is er echter iemand die twijfelt. Iemand die zich afvraagt of alles wat hij ziet, ruikt, proeft, voelt en hoort echt is. Iemand als Rimbaud. De volgende stap is zorgen dat je jezelf uit de ketenen weet te bevrijden. Naar buiten. Op zoek naar de waarheid. Zonder vijgenblad. Klinkt mooi, maar hoe? Journaliste/ literatuurwetenschapper Germaine Greer (1939) weet het treffend te verwoorden:

‘Vastgeroeste ideeën zijn niet gemakkelijk los te krijgen, daar heb je zwavelzuur voor nodig. Ze zijn verschrompeld en korstig en je moet ze losbranden of – stomen zodat er weer nieuwe vormen uit kunnen ontkiemen.’209

En zo komen we automatisch uit op de tweede kapitale fout die (bijvoorbeeld) de ‘Villains Bonshommes’ begaan: ze zijn het zwavelzuur vergeten. Oftewel, ze doen er niet alles aan. Voor hen is poëzie niet meer dan het op gang houden van een rivier van roddels en decadente diners. Het is onze hoofdpersoon echter menens. In zijn woorden:

‘Ik zeg dat je ziener moet zijn, jezelf tot ziener maken. De Dichter wordt ziener door een langdurige, mateloze en beredeneerde ontregeling van alle zintuigen. Alle vormen van liefde, lijden, dwaasheid; hij zoekt zichzelf, hij probeert alle soorten gif grondig op zichzelf uit om slechts de kwintessens te behouden.’210

Nu valt dit fragment op allerlei manieren te interpreteren. Zelfs de vertaling van het woord ‘sens’ – hier vertaald met ‘zintuigen’ – staat ter discussie. Zintuigen, betekenissen, richtingen… Het kan allemaal.211

Datzelfde geldt voor het woord ‘dérèglement’ – hier vertaald met ‘ontregeling’. Dit kan ook worden opgevat als ‘benauwing’ of ‘doen wankelen’.212

‘Doen wankelen’ kan zeker, omdat we (zeker vanaf 1872) met een Rimbaud te maken hebben die zich tegen zijn zintuigen, de ratio en de buitenwereld aansmijt.

III

En nu? Hoe gaat hij dat aanpakken? Hoe komt Rimbaud achter de façade? Denk aan het woord ‘beredeneerd’ uit de bovenstaande brief. Dat lijkt verdacht veel op het begin van een

209 G. Greer, The female eunuch (Londen 1970) 5.

210 A. Rimbaud, Ik is een ander 27.

211 S. Whidden, 15.

methode. En die is er ook. Het eerste deel van zijn methode laat zich kort samenvatten: verdovende middelen. In januari 1872 schrijft een bekende dokter een artikel in een krant. Hierin schrijft hij kleine doses absint voor aan ‘zij die de geest willen verlichten’. Vrij vertaald luidt zijn stelling:

‘[…] het meest curieuze van deze transformatie van het zintuiglijke apparaat, --- het fenomeen althans dat mij het meest trof tijdens de experimenten die ik op mijzelf heb uitgevoerd --- is dat alle sensaties door alle zintuigen tegelijk worden waargenomen. Mijn eigen indruk is dat ik geluiden adem, kleuren hoor, dat geuren een sensatie produceren van lichtheid of gewicht, ruwheid of gladheid, alsof ik ze met mijn vingers aanraak.’213

Een reclamepraatje. Met als centrale boodschap: drink absint, dan wordt de logische weg versperd en kun je op volle snelheid de onlogische inslaan.

Om echter tot een ‘langdurige, mateloze en beredeneerde ontregeling van alle zintuigen’ te komen is meer nodig. Toewijding, geduld, durf… Het tekent zeker geen ‘lang leve de lol’ mentaliteit. Onthoud dus dat we hier te maken hebben met een serieus experiment. En door middel van dat experiment hoopt Rimbaud tot nieuwe vormen te komen. Geen gemakkelijke opgave. Denk ook aan het woord ‘gif’ in de bovenstaande brief. Dat staat daar niet toevallig en komt meerdere keren terug in zijn werk. Bijvoorbeeld in ‘Nuit de l’enfer’ (‘Helse nacht’) uit Une saison en enfer:

‘Ik heb een fikse slok gif genomen. – Driewerf heil dat ik zo wijs ben geweest! – Mijn ingewanden staan in brand. Het spul is zo sterk dat ik mij in bochten wring, misvormd en neergeworpen wordt. Ik sterf van de dorst, ik stik, ik kan niet schreeuwen. Dit is de hel, de eeuwige straf! Kijk, de vlammen slaan eruit! Ik brand goed. Zet hem op, duivel!’214

Dat is één manier om te ‘ontregelen’. Rimbaud probeert ook andere verdovende middelen uit. Ergens in november 1871 heeft hij zijn eerste ervaring met hasj en (later) in Londen komt hij ook met opium in aanraking.215 Wat hij precies zoekt? Dat weet hij op dit moment ook nog niet. Eén ding is echter zeker: hij probeert alles uit. Geen steen blijft zonder omkeren op zijn plaats liggen. In ‘Mauvais sang’ (‘Kwaad bloed’) uit Une saison en enfer stelt de dichter:

213 G. Robb, 135.

214 A. Rimbaud, Ik is een ander 55.

‘Waarheen je gaat, weet je evenmin als waarom je gaat. Treed overal binnen, geef overal antwoord op. Vrees zomin als een lijk dat ze je vermoorden. […] Priesters, professoren, leraren, u vergist zich mij voor het gerecht te slepen. Ik heb nooit tot dit volk behoord; ik ben nooit gekerstend; ik behoor tot het soort dat zong in de oven; ik begrijp de wetten niet; moreel is niet aan mij besteed; ik ben een wilde: u vergist zich… […] mijn ogen zijn gesloten voor

jullie licht.’216

Zingen in de oven. Nogmaals: om de zintuigen werkelijk te doen wankelen is een klein zetje niet voldoende. Je moet jezelf met volle overgave het kunstenaarschap in storten. Seksuele uitspattingen, ontberingen en verandering van gewoonten, milieu en streek horen daar allemaal bij. Het is geen hobby, maar een missie waarvoor 24 uur per dag aandacht nodig is. Uit de tweede ‘Lettre du voyant’:

‘Onuitsprekelijke marteling waarvoor hij alle vertrouwen, alle bovenmenselijke kracht nodig heeft, waarbij hij te midden van allen de grote zieke wordt, de grote misdadiger, de grote gedoemde — én de opperste Wijze! — Want hij komt tot het ongekende!’217

IV

Zo kom ik tot het tweede deel van zijn ‘methode’: streken/ adrenaline. Zoals gezegd ziet Rimbaud de poëzie en het kunstenaarschap als een buitengewoon serieuze bezigheid. Niet als vrijetijdsbesteding. Sta je eenmaal op het dichterlijke pad, dan mag je niet afdwalen. Uitlopen tot het (eventueel bittere) einde. Alles ervoor doen. Dat betekent niet alleen jezelf uitschakelen – zie de verdovende middelen – maar ook anderen. Ook anderen moeten ‘zwavelzuur’ over zich heen krijgen. Ook anderen moeten worden wakker geschud.

Ik vermoed dat zijn verhaal (tot nu toe) in de onderstaande volgorde verteld moet worden: Rimbaud komt aan in Parijs en bemerkt dat het literaire leven voor (de meeste van) zijn collega’s niet meer is dan een plezierige pauze na een lange werkweek. Het stoort hem. Uit frustratie gaat hij ze ontregelen. Op alle mogelijke manieren.218 Ik zal drie (willekeurige) voorbeelden aanhalen, te beginnen met voorbeeld [1]: Rimbaud mag intrekken bij dichter/ uitvinder Charles Cros (1842-1888). Een dag later wil Cros opgespaarde nummers van het

216 A. Rimbaud, Ik is een ander 47.

217 Ibidem, 27-9.

218 Je kunt zelfs makkelijk een boek volschrijven over zijn streken in deze jonge jaren. Zie G. Luijters, De

tijdschrift L’Artiste naar de uitgever brengen. Verschillende gedichten van de dichter/ uitvinder staan hierin afgedrukt, iets waar hij zeer trots op is. Hij gaat naar boven en kijkt in zijn boekenkast. Nog één keer slaat hij het blad open op ‘zijn’ pagina’s. De op perkament gedrukte afbeeldingen bij zijn gedichten, de gedichten zelf en de recensies over de gedichten ontbreken echter. Cros begint een gehaaste speurtocht door het huis. Al snel vindt hij de pagina’s terug, drijvend in de Wc.219

Inclusief poepvlekken. Nog dezelfde dag zet hij de boosdoener op straat.

Voorbeeld [2]: drie mannen zitten in Café du Rat Mort. Rimbaud, Verlaine en Banville. Onze hoofdpersoon wil schrijven, maar heeft geen enkele inspiratie. Dan zegt hij tegen zijn geliefde: ‘Steek je hand uit.’ Nietsvermoedend (lees: naïef of zeer dronken) steekt Verlaine zijn hand uit. In één snelle handbeweging tovert Rimbaud een mes tevoorschijn, waarmee hij de hand van zijn geliefde aan het tafelblad probeert vast te steken. Verlaine komt er uiteindelijk nog ‘genadig’ van af met een vleeswond en twee messteken in zijn dijen. Rimbaud kijkt nu de hevig geschrokken Banville aan. ‘Steek je hand uit.’ Banville trekt zijn handen wijselijk terug in zijn mouwen.220 Rimbaud verlaat het café om thuis te gaan schrijven.

Voorbeeld [3]: tussen september 1872 en juli 1874 woont Rimbaud in Londen. Eerst samen met dichter Germain Nouveau (1851-1920) en later ook met Verlaine. Thuis spelen ze (lees: Rimbaud en Verlaine) het volgende spel: wikkel een mes in een handdoek zodat alleen de punt te zien is. Om de beurt mogen ze een paar keer proberen elkaar te verwonden. Vloeit er bloed? Dan gaan ze de pub in. Al met al een levensgevaarlijk spel. Zeker in een tijd zonder antibiotica. Niet thuis uitproberen.

Mijn conclusie? Het kader ‘etter’ neerzetten; vast ankeren; rest van de dag vrij? Een aantrekkelijk idee, maar incompleet. Ik denk wel dat deze en andere rotstreken simpelweg

geboren zijn uit frustratie. Maar Rimbaud ontdekt hierdoor ook iets nieuws. Die

adrenalinestoot – die (bijvoorbeeld) naar aanleiding van zijn messen act door zijn lichaam gaat – voelt goed en inspireert. Na voorbeeld [2] gaat hij meteen naar ‘huis’ om te schrijven. Waar dat ‘huis’ zich op dat moment ook bevindt. De conclusie van onze hoofdpersoon dus? Het dagelijkse leven is te traag. Het kabbelt. Het inspireert niet. Het verveelt. Om dit te doorbreken en inspiratie te vinden, moet je de grenzen opzoeken. Op alle vlakken.

219 E. White, 76.

V

Omringd door een eeuwig aura van alcohol en andere verdovende middelen treedt hij nu de wereld tegemoet. Het resultaat? Kort gezegd, Une saison en enfer en Illuminations. Als een toerist die door zijn eigen ongekende gedachten reist, legt hij alles vast wat hij tegenkomt. De ziener wordt toeschouwer. Wederom uit de tweede ‘Lettre du voyant’:

‘[…] als het koper ontwaakt als klaroen, kan het daar niets aan doen. Dit is mij duidelijk: ik woon het ontluiken van mijn gedachten bij: ik kijk ernaar en luister: ik strijk de snaren aan: de symfonie roert zich in diepten of springt ineens tevoorschijn.’221

De eerste ‘symfonie’ van Rimbaud is Une saison en enfer. Een prozawerk waarin oorzaken en eventuele oplossingen van levenscrises centraal staan.222 De opbouw is als volgt: in deel 1 zet Rimbaud de problematiek uiteen, terwijl in deel 2 zijn historische achtergrond en het algemenere conflict tussen heersende – en onderdrukte klasse centraal staan. In deel 3 beschrijft hij gedetailleerd zijn geestelijke crisis als een nacht in de hel, terwijl in de delen 4 (liefde), 5 (kunst), 6 (westerse – en oosterse cultuur) en 7 (arbeid) oplossingen voor de crisis worden aangedragen.223 En natuurlijk meteen verworpen. Het blijft Rimbaud. Het is al met al een meerstemmig werk, waar iedereen maar het zijne in moet lezen. Mijn conclusie? Het is een relaas van een geslaagde en tegelijk mislukte reis. Eerst het slagen, waarvoor ik uit ‘Alchimie du verbe’ (‘Alchemie van het woord’) citeer:

‘Ik maakte mij het eenvoudig hallucineren eigen: het kostte mij niet de minste moeite om een moskee in een fabriek te zien, een stoet engelen in een fanfarekorps, koetsjes langs de wegen in de lucht, een salon op de bodem van een meer, monsters, mysteriën; de naam van een niemendalletje riep nachtmerries in mij op.’224

Misschien jaloersmakend, maar ook beangstigend. Met zijn ‘ontregeling van de zintuigen’ opent hij een nieuwe wereld. Of doet in ieder geval een poging tot. Het resultaat is fantastisch en verschrikkelijk tegelijk. Wat ons overigens niet hoeft te verbazen, want ieders

221 A. Rimbaud, Ik is een ander 27.

222 N. Asquith, ‘The fate of the post-revolutionary poet in Rimbaud’s ‘Mauvais sang’, Romance Studies 26 (11-2008) 297-307, aldaar 298.

223 De oosterse culturen induiken is bij uitstek een Romantische ‘oplossing’ voor de geestelijke crisis die Rimbaud beschrijft. Hij ziet ook deze oplossing als een volstrekte illusie.

Zie http://www.athenaeum.nl/leesfragment/arthur-rimbaud-gedichten / 21-12-2012 / 22.51

geest bevat onherbergzame gebieden. Onderbuik gevoelens, frustraties, nare herinneringen, politiek incorrecte ideeën… We doen liever alsof ze er niet zijn. Rimbaud omarmt ze echter met duizend armen. Hij is mentaal voorbereid op deze narigheid. Risico van het vak. Zoals hij ook in zijn tweede ‘Lettre du voyant’ zegt:

‘[…] en al zou hij ten slotte, dolgedraaid, het inzicht in zijn visioenen verliezen, hij hééft ze gezien.’225

Het falen ligt er dan ook niet in dat zijn ‘ontregeling’ een marteling is. Dat is onontkoombaar. Om tot nieuwe vormen te komen moet hij immers ‘de grote gedoemde’ worden, ‘de grote misdadiger’ en – daardoor! – ‘de opperste wijze’. In die volgorde. En toch faalt hij uiteindelijk. Dat wil zeggen: volgens hemzelf. Waarin precies? Wederom uit ‘Alchimie du verbe’:

‘Ten slotte ging ik mijn geestelijke verwarring heilig vinden. Ik was doelloos, aan zware koorts ten prooi: ik benijdde de dieren om hun gelukzaligheid – de rups als het toonbeeld van onschuld in het voorgeborchte, de mol dat van sluimerende maagdelijkheid. Ik raakte verbitterd. Ik zei de wereld vaarwel […]’226

Het kernwoord is ‘heilig’. Naast de associaties die het oproept met de katholieke kerk – waarvan hij zoals we weten geen liefhebber is – staat heilig ook voor gecanoniseerd, onaantastbaar, vroom, verheven, vrij van zonden en geestelijk volmaakt. Kort gezegd: vastgelegd en onbeweeglijk. Alles wat Rimbaud niet wil zijn.

Het is een bijzonder (en beslissend) moment in zijn carrière. Hij heeft zichzelf met grote toewijding tegen het leven aangesmeten, van alles meegemaakt, alles uitgeprobeerd… en toch komt hij in een sleur terecht. Hoe kan dit nu? En hoe redt hij zich hieruit? Eerst de redenen voor de genoemde sleur. Ik zie er twee in Une saison en enfer, waarvan de eerste [1] toch weer het geloof is. Dat eeuwige ellendige katholicisme… Hij weet er maar niet van los te komen. Uit ‘Nuit de l’enfer’:

225 A. Rimbaud, Ik is een ander 29.

‘Ik denk dat ik in de hel ben, dus ik ben daar ook. Zo wil de catechismus het. Ik ben een slaaf van mijn doop. […] Een misdaad, vlug, dan stort ik in het niets krachtens de wet van de mensen.’227

Nagenoeg oneindig zijn de verwijzingen naar de Bijbel en zijn katholieke opvoeding. De Psalmen, Evangeliën en verschillende parabels komen duidelijk herkenbaar naar voren, vanuit de krochten van Arthur’s geest. Om zomaar een paar woorden op een rij te zetten die je in het prozawerk tegen kunt komen: naastenliefde, hoofdzonde, uitverkorene, verdoemde, heilige, Christus, Satan, engel, duivel, goed, kwaad, genade, zonde en verlossing.228

VI

Reden [2] voor zijn ‘falen’ is onontkoombaar. Je kunt jezelf niet eeuwig in verwarring brengen. Ook achter onze beperkte zintuigen liggen beperkingen op de loer. Ook in een absintroes of na een adrenalinestoot zijn de mogelijkheden eindig. Rimbaud bemerkt al snel dat hij dezelfde rondjes rent, dezelfde weg aflegt achter het gordijn. Hij ziet dat de geestelijke wereld achter zijn zintuigen vergeven is van Christelijke invloeden, zwaar aangetaste herinneringen en vooroordelen. Met andere woorden, de geestelijke wereld achter het gordijn, achter de façade, wordt bepaald door de herinnering, door het bewuste.

Vandaar dat Rimbaud ook spreekt van ‘het eenvoudig hallucineren’. De beelden die hij in zijn roes te zien krijgt zijn weliswaar interessant en anders, maar wel gebaseerd op dingen die in zijn herinnering besloten liggen. Dingen die hij overdag ziet. Dingen uit de dagelijkse, zintuiglijke (schijn)wereld. De visioenen krijgen zo uiteindelijk steeds dezelfde vorm, en dus moet Rimbaud ook van deze weg afscheid nemen. Maar – nogmaals – hij heeft de ‘visioenen’ wel gezien!

In document ‘DE ONGRIJPBARE’ (pagina 70-80)