• No results found

H 3 : Het gemiddelde cijfer van een student heeft een positieve invloed op de

kwaliteit

Wanneer studenten gemotiveerd zijn voor hun studie, zou verwacht kunnen worden dat ze hier meer tijd in steken en geïnteresseerder zijn in de stof die behandeld wordt. Onder hypothese 3 wordt gesteld dat dit ook invloed heeft op de kwaliteit van de samenvatting die ze schrijven. Het gaat hier dus om de samenhang die de variabelen vertonen, daarom onderstaand een tabel met de verschillende correlaties.

Om de gestelde hypothese te toetsen moet de samenhang tussen de kwaliteit en het gemiddelde cijfer van de student bekeken worden. Om te toetsen of er een samenhang is tussen de geschreven kwaliteit en de hoogte van het gemiddelde cijfer zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H0: Er is geen sprake van een positieve samenhang tussen kwaliteit en gemiddeld cijfer, zonder dat er een beloningsstructuur is voorgelegd.

H1: Er is wel sprake van een positieve samenhang tussen kwaliteit en gemiddeld cijfer, zonder dat er een beloningsstructuur is voorgelegd.

In onderstaande tabel de uitkomsten van de toets.

Op basis van de uitkomst van de test statistiek kan de nulhypothese niet verworpen worden. Met een significantieniveau van 5% kan niet gesteld worden dat een positieve relatie bestaat tussen de geleverde kwaliteit en het gemiddelde cijfer. Dit kwam ook naar voren bij de regressies die uitgevoerd zijn in paragraaf 4.1.

Kwaliteit Motivatie (geld) Cijfer Interesse

Kwaliteit 𝜌 = −0,1246 𝛼 = 0,2358 𝜌 = 0,2647 𝛼 = 0,0582 𝜌 = 0,1027 𝛼 = 0,2776 Motivatie (geld) 𝜌 = −0,12455 𝛼 = 0,2358 𝜌 = 0,168375 𝛼 = 0,1611 𝜌 = −0,16746 𝛼 = 0,1660 Cijfer 𝜌 = 0,264739 𝛼 = 0,0582 𝜌 = 0,168375 𝛼 = 0,1611 𝜌 = 0,432153 𝛼 = 0,0030 Interesse 𝜌 = 0,102706 𝛼 = 0,2776 𝜌 = −0,16746 𝛼 = 0,1660 𝜌 = 0,432153 𝛼 = 0,0030

Tabel 13: Correlaties tussen de verschillende getoetste variabelen.

Cijfer/Kwaliteit

Correlatie 𝜌 = 0,264739

Test-statistiek 𝑡 = 1,80658

Conclusie 𝐻0𝑛𝑖𝑒𝑡 𝑣𝑒𝑟𝑤

32 Hoewel niet geheel relevant voor het beantwoorden van de

hypothese is het wel opvallend dat uit tabel 11 naar voren komt dat er een significante samenhang is tussen het gemiddelde cijfer en de interesse die een student heeft voor zijn studie. Dit is in lijn met het

veldonderzoek van Benabou & Tirole (2003). Dit impliceert dat studenten met een hoog gemiddeld cijfer over het algemeen intrinsiek beter gemotiveerd zijn dan studenten met een laag gemiddeld cijfer. Studenten die deze hoge intrinsieke motivatie hebben belonen zichzelf door hard te werken voor hun studie. Echter, uit het vignettenonderzoek blijkt niet dat deze studenten de mogelijkheid om goede kwaliteit te schrijven hoger inschatten dan studenten met een laag gemiddeld cijfer.

Hoewel niet is gebleken dat het gemiddelde cijfer en de te verwachten kwaliteit samenhangt, zou dit toch wel degelijk het geval kunnen zijn. Wanneer een student die gemiddeld een acht staat zich op een tentamen voorbereidt, dan doet hij dit om een hoog cijfer te halen, waar een student die gemiddeld een zes staat zich waarschijnlijk inspant voor nog een zes. Wanneer aan een student met een hoog gemiddelde gevraagd wordt of hij zich goed heeft voorbereid dan zal hier positief op geantwoord worden op het moment dat hij verwacht een acht te halen. Bij een student die een zes staat idem. Wanneer dit vertaald wordt naar het schrijven van een samenvatting, zou dit geïnterpreteerd kunnen worden dat een student met een hoog gemiddelde minder snel tevreden is met de kwaliteit die hij schrijft, en dus een acht als uitgangspunt heeft. Deze student zal zichzelf waarschijnlijk pas een goed/uitstekend toekennen wanneer hij verwacht zeer hoge kwaliteit (9 of 10) te schrijven. Bij een student met een zes gemiddeld zal de kwaliteit waarschijnlijk een goed/uitstekend krijgen wanneer hij verwacht een 7 of een 8 te schrijven. Hierdoor kan het zijn dat hoewel uit het vignettenonderzoek niet blijkt dat er een verschil in kwaliteit zit, dit wel degelijk het geval is. Maar dat dit meer ligt in de subjectiviteit van de studenten over wat goede kwaliteit is.

Tot slot is het zo dat hoewel niet bewezen is dat studenten met een laag gemiddelde, en dus een lage intrinsieke motivatie, eerder geneigd zijn ‘vals te spelen’ zoals blijkt uit het onderzoek van Nagin e.a. (2002), toch voorzichtig gesteld zou mogen worden dat dit wel het geval zou kunnen zijn. Nagin e.a. (2002) vinden in hun onderzoek dat intrinsiek slecht gemotiveerde werknemers geneigd zijn zichzelf te belonen door minder moeite te doen en dus vals te spelen. Wanneer we dit betrekken op het uitgevoerde vignettenonderzoek, dan zou het kunnen zijn dat studenten met een laag gemiddelde zich ‘belonen’ met het leveren van mindere kwaliteit.

Cijfer

Interesse 𝜌 = 0,4322 𝑡 = 2,752857 𝛼 = 0,0030

33

5

Conclusie

In deze scriptie is onderzocht of verschillende beloningsstructuren invloed hebben op de kwaliteit die studenten verwachten te leveren. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een vignetten onderzoek bij studenten aan de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. Deze studenten zijn twee verschillende beloningsstructuren voorgelegd waarna zij aan moesten geven hoe zij hun te leveren kwaliteit in zouden schatten. Aan de hand van de behandelde literatuur werd verwacht dat studenten beter gemotiveerd zouden worden door variabele beloning. Na het bekijken van de resultaten kan gesteld worden dat dit ook het geval was. Er is statistisch significant bewijs geleverd voor een toename van de kwaliteit als gewerkt wordt onder piece-rate. Dit is in lijn met het onderzoek van Lazear (2000). Hij vond bewijs dat het invoeren van incentive pay een positieve invloed op de arbeidsproductiviteit. Ook in het onderzoek van Paarsch en Shearer (2009) werd een positief verband aangetoond tussen hogere variabele beloning en een hogere productiviteit. Vanuit de economische theorie kan ook verklaard worden dat personen (in geval van dit onderzoek studenten, of agenten) harder zullen werken wanneer ze zelf invloed hebben op hun eigen loon. Ieder wil namelijk zijn nut vergroten.

Naast het werken onder piece-rate is ook heterogeniteit onder werknemers van belang, zo concluderen Paarsch en Shearer (2009) en Lazear (2000) in hun onderzoeken. Aan de hand van deze conclusies is gekeken naar het geslacht van de werknemers en het verband met het leveren van uitstekende kwaliteit. De heer Kalf verwachte dat vrouwen betere kwaliteit zouden leveren op basis van zijn ervaringen. Aan de hand van de uitkomst van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat het geslacht van de studenten slechts een redelijk significante invloed heeft wanneer er nog geen sprake is van een beloningsstructuur. Hoewel Kruger en Dunning (1999) in hun onderzoek stelden dat mannen zichzelf hoger in zouden schatten dan vrouwen, was het niet mogelijk dit aan te tonen met behulp van de resultaten van dit onderzoek. Mogelijk kan dit komen doordat de groep respondenten eigenlijk zeer homogeen is. Hoewel het geslacht van de respondenten verschilt, verschilt hun opleidingsniveau niet. Ook de fase van hun studie was nagenoeg hetzelfde. Dit is waarschijnlijk de reden dat er geen duidelijke verbanden aangetoond kunnen worden.

Ten slotte is aangetoond dat de hoogte van het cijfer van een student een zeer kleine invloed heeft op de kans dat uitstekende kwaliteit geleverd wordt. Echter kan dit komen doordat een goede student een andere standaard heeft van wat hij of zij goede of uitstekende kwaliteit vindt dan een matige student die al snel tevreden is met zijn eigen cijfer en waarschijnlijk ook de kwaliteit van schrijven. Toch blijft het lastig om kwaliteit en in het bijzonder hypothetische kwaliteit, te meten. Want hoe meet je precies kwaliteit? Het is iets subjectiefs. Daarnaast gaven zeer weinig respondenten aan uitstekende

34 kwaliteit te leveren, dus is het bij verder onderzoek van belang een grotere groep respondenten te enquêteren. Een veldexperiment onder studenten die werkelijk een samenvatting geschreven hebben zou tevens uitkomst kunnen bieden bij het bepalen van de kwaliteit. De kwaliteit zou bijvoorbeeld gebaseerd kunnen zijn op de verkoop. Deze methode is beter te valideren en dus zullen de resultaten waarschijnlijk betrouwbaarder zijn.

Al met al zou geconcludeerd kunnen worden dat er meer onderzoek nodig is om daadwerkelijk te kunnen bepalen wat de beste beloningsstructuur is om zo hoog mogelijke kwaliteit te kunnen verwachten. Echter, op basis van dit onderzoek zou voorzichtig geconcludeerd kunnen worden dat niet zozeer het invoeren van een piece-rate van belang is, maar dat meer gekeken moet worden naar het gemiddelde cijfer van de student om tot uitstekende kwaliteit te komen.

35

Bibliografie

Benabou, R., & Tirole, J. (2003). Intrinsic and extrinsic motivation.The Review of Economic Studies,70(3), 489-520.

Deci, E. L. (1971). Effects of externally mediated rewards on intrinsic motivation.Journal of personality and Social Psychology,18(1), 105.

Dickinson, D., & Villeval, M. C. (2008). Does monitoring decrease work effort?: The complementarity between agency and crowding-out theories.Games and Economic behavior,63(1), 56-76. Fernie, S., & Metcalf, D. (2003). It’s not what you pay it’s the way that you pay it and that’s what gets

results: Jockeys’ pay and performance.Labour,13(2), 385-411.

Finch, J. (1987). The vignette technique in survey research.Sociology,21(1), 105-114.

Frey, B. S. (1993). Does monitoring increase work effort? The rivalry with trust and loyalty.Economic Inquiry,31(4), 663-670.

Frey, B. S., & Jegen, R. (2001). Motivation crowding theory.Journal of economic surveys,15(5), 589- 611.

Hendrikse, G. (2003).Economics and Management of Organizations: co-ordination, motivation and strategy. New York: McGraw-Hill.

Holmstrom, B., & Milgrom, P. (1991). Multitask principal-agent analyses: Incentive contracts, asset ownership, and job design.Journal of Law, Economics, & Organization, 24-52.

Kruger, J., & Dunning, D. (1999). Unskilled and unaware of it: how difficulties in recognizing one's own incompetence lead to inflated self-assessments.Journal of personality and social psychology,77(6), 1121.

Lazear, E. P. (1986). Salaries and piece rates.Journal of business, 405-431.

Lazear, E.P. (2000) Performance Pay and Productivity. The American Economic Review. 90(5), 1346- 1361.

Nagin, D., Rebitzer, J., Sanders, S., & Taylor, L. (2002).Monitoring, motivation and management: The determinants of opportunistic behavior in a field experiment(No. w8811). National Bureau of Economic Research.

Paarsch, H. J., & Shearer, B. S. (2009). The response to incentives and contractual efficiency: Evidence from a field experiment.European Economic Review,53(5), 481-494.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions.Contemporary educational psychology,25(1), 54-67.

36

Appendix 1

I

Enquête

Beste,

Je wordt gevraagd om een samenvatting te schrijven voor een vak dat je hebt gevolgd tijdens je studie. Dit vak heb je met goed gevolg afgerond. Je bent bereid om tegen een nader te bepalen beloning hier een samenvatting over te schrijven van circa 40 bladzijden. Alle materialen die je nodig hebt om de samenvatting te schrijven worden geleverd. Daarnaast dien je binnen zes weken de samenvatting af te hebben.

Vink aan wat op jou van toepassing is:

De manier waarop je beloond zal worden voor het schrijven van de samenvatting is als volgt:

Je ontvangt na het schrijven 300 euro. Nadat je instructies gekregen hebt over wat de bedoeling is ga je aan de slag. Er is gedurende het schrijven weinig controle en alleen aan het eind wordt je werk geëvalueerd.

Zeer slecht

Matig Prima Goed Uitstekend

Op basis van bovenstaande schat ik de kwaliteit van de samenvatting in als:

O O O O O Totaal niet Mee oneens Neutraal Mee eens Zeer mee eens

Ik word gemotiveerd door geld O O O O O

Ik vind mijn studie interessant O O O O O

Cijfer Het gemiddelde cijfer van mijn studie is …

Zeer slecht

Matig Prima Goed Uitstekend

Op basis van bovenstaande schat ik de kwaliteit van de samenvatting in als:

O O O O O

Zeer slecht

37 Je ontvangt 150 euro vooraf en wanneer alles goed wordt bevonden ontvang je aan het eind de overige 150 euro. Nadat je instructies gekregen hebt over wat de bedoeling is ga je aan de slag. Er is gedurende het schrijven regelmatig controle/sturing

Wanneer er voor een variabele het getal 1 staat, betekent dit dat deze beantwoord zijn vóórdat er gekozen is voor een beloningsstructuur. Wanneer er een 2 voor staat betekend dit dat deze beantwoord is ná het zien van de beloningsstructuur.

1 Geslacht

Kijken of het geslacht van invloed is op de verwachte kwaliteit van het werk

1 Ik lever graag kwaliteit (kwaliteit 1)

Basis variabele die gesteld wordt voordat de student de beloningsstructuren te zien krijgt. Hierdoor is het mogelijk te bekijken of een student verwacht betere kwaliteit te leveren onder een bepaalde beloningsstructuur.

1 Ik word gemotiveerd door geld (motivatie)

Wanneer iemand sterker gemotiveerd wordt door geld is het te verwachten dat er verschil is in de verwachte kwaliteit onder de verschillende beloningsstructuren.

1 Ik vind mijn studie interessant (interesse)

Met deze vraag probeer ik de intrinsieke motivatie van een persoon voor zijn studie te meten. Wanneer een student enthousiast is over zijn studie en dus over de stof, is het de verwachting dat hij hogere kwaliteit levert.

1 Mijn gemiddelde cijfer is (cijfer)

Het gemiddelde van een student zegt iets over de mate waarin hij de studie snapt. Wanneer een student een hoog gemiddelde heeft zal hij naar verwachting de kwaliteit die hij verwacht te leveren ook hoger inschatten.