• No results found

H91E0_C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)

3.3 Natura 2000-doelen

3.3.5 H91E0_C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)

Oppervlakte, verspreiding

De genoemde oppervlaktes in deze paragraaf zijn gebaseerd op de vlakdekkende vegetatiekarteringen uitgevoerd in 1992, 2003 en 2010/2011.

Het Habitattype Vochtige alluviale bossen komt voor in de variant die is onderscheiden voor beekdalen en gronden langs kleine rivieren van de hogere zandgronden (beekbegeleidende bossen). In het gebied is dit Habitattype wat betreft oppervlakte het belangrijkst: het komt voor met 90,14 ha. Grote delen van Agelerbroek en Voltherbroek worden ingenomen door dit

Habitattype. Ook in de Hunenborg ligt een klein areaal.

Het Habitattype bestaat uit elzenbroekbossen en Vogelkers-Essenbossen. De ondergroei is bepalend of zulke bossen tot het Habitattype kunnen worden gerekend. Van belang is dat er voldoende grondwaterafhankelijke soorten aanwezig zijn. Sterk verdroogde en verzuurde elzenbroekbossen met een ondergroei van Braam en waarin nauwelijks meer moerasplanten aanwezig zijn, vallen niet onder het Habitattype. Hierdoor kan in het Agelerbroek en Voltherbroek maar een deel van de elzenopstanden tot het Habitattype worden gerekend. Op de

Habitattypenkaart (Bijlage XIIIb) is het voorkomen van dit Habitattype weergegeven indien een vlak voor meer dan 10% uit een kwalificerend vegetatietype bestaat. In bijlage VIIIa is in een aparte kaart het percentage oppervlakte weergegeven, waarin het Habitattype in karteervlakken voorkomt. Vlakken met 80-100% Habitattype liggen vooral in het centrale deel van het

Agelerbroek, in het westelijke deel van het Voltherbroek en het noordelijke deel van het Oude Broek. Verspreid zijn in het Voltherbroek kleinere voorkomens met een hoog percentage van het Habitattype. Daarnaast komen in de randen van het Agelerbroek en verspreid het Voltherbroek vlakken voor met 0-20 % van het Habitattype. In het oostelijke en in het zuidelijke deel van het Voltherbroek komen vooral vlakken voor met een laag aandeel van het Habitattype. Vlakken met een percentage tussen de 40 en 80 % komen weinig voor. In het oostelijke deel van het

Voltherbroek zijn ook relatief vaak vlakken aanwezig waarin het Habitattype wel in 1992 voorkwam en nu niet meer.

De oppervlakte was in de periode 1992-2003 als volgt verdeeld over de deelgebieden: Achter de Voort 9,5 ha, Agelerbroek 23 ha en Voltherbroek 69 ha. In het Agelerbroek komt in het centrale deel momenteel meer Habitattype voor dan in 2002. In 2002 bestond hier nog een groot deel uit wilgenbroek dat naderhand is overgegaan in elzenbroek. Aan de randen waar het Habitattype in 2002 niet is gekarteerd komt het in 2010/2011 alleen met een laag oppervlaktepercentage voor (bijlage VIIIa). Dit verschil heeft waarschijnlijk niet maken met een lokale toename van het Habitattype, maar met verschil in nauwkeurigheid van beide karteringen (in 2010/2011 grotere nauwkeurigheid). In de noordoosthoek is het Habitattype grotendeels verdwenen. In het

Voltherbroek komt het verspreidingspatroon in 2010/2011 sterk overeen met dat van 1992. In het oostelijke deel van het Voltherbroek zijn wel relatief vaak vlakken aanwezig waarin het Habitattype wel in 1992 voorkwam en nu niet meer. In Achter de Voort is het areaal niet meer gekwalificeerd als H91E0_C Vochtige alluviale bossen, maar als H9160A Eiken-haagbeukenbossen. Dit onder andere vanwege de afwezigheid van beken binnen dit deelgebied.

De oppervlakte en verspreiding is matig ongunstig wegens een gering voorkomen in de randzones van het Agelerbroek en het oostelijke deel van het Voltherbroek.

Kwaliteit

In bijlage VIIIb wordt de verspreiding weergegeven van vegetatietypen die kwalificeren voor het Habitattype en van sterk verdroogde elzenbossen die niet (meer) kwalificeren voor het

Habitattype. Deze bijlage geeft daarmee een ruimtelijke weergave van de kwaliteit van het Habitattype.

In het Agelerbroek komt het Habitattype vooral voor in zuidwestelijke deel en in het centrum. Grote delen met bos van Zwarte els behoort niet tot dit Habitattype, omdat het door verdroging en verzuring is gedegradeerd naar bos met een soortenarme ondergroei waarin bramen, Rankende helmbloem en Smalle stekelvaren overheersen. Deze gedegradeerde elzenbroeken komen vooral voor in randzones van het Agelerbroek (bijlage VIIIb). Natte, goed ontwikkelde vormen komen voor in de zuidwestelijke hoek dicht bij het kanaal Amelo-Nordhorn en in het middendeel. Het betreft hier vooral de typische subassociatie van het Elzenzegge-elzenbroek en in mindere mate de subassociatie met Bittere veldkers en subassociatie met Zwarte bes van het Elzenzegge-

elzenbroek. Opvallende soorten zijn hier Kleine valeriaan, Groot heksenkruid, Bosbies en Gewone dotterbloem. Matig ontwikkelde vormen komen meer verspreid voor. Het betreft vooral

broekbossen met veel Hennegras, Grote brandnetel en Oeverzegge in de ondergroei. Bijzondere mossen die begin jaren ’90 zijn aangetroffen zijn Klein klauwtjesmos, Knotskroesmos,

Trompetkroesmos en Schijfjesmos (Zieleman et al., 1993). Het gebied is ook rijk aan epifytische mossen (Zieleman et al., 1993). Plantensoorten die in het verleden voorkwamen en de laatste jaren niet meer zijn waargenomen zijn Muskuskruid (t/m 1995) en Bosanemoon (t/m 1960) (Zieleman et al., 1993; waarnemingen SBB 2008).

In het Voltherbroek komen zeer natte vormen met de typische subassociatie van het Elzenzegge- Elzenbroek en de rompgemeenschap Moeraszegge (Elzen-verbond) vooral verspreid voor in de laagste delen aan de noordzijde en daarnaast ook in de lage delen aan de zuidzijde van Oude Broek/ Wiekermeden. Gewone dotterbloem en Bosbies hebben een soortgelijk

verspreidingspatroon. Kleine valeriaan, Grote boterbloem en Waterviolier komen alleen sporadisch voor in het noordelijk deel. De typische subassociatie van het Elzenzegge-Elzenbroek komt in het Voltherbroek (OD) in enkele kleine vlakken voor. Minder natte vormen bestaande uit de

subassociatie met Zwarte bes van het Elzenzegge-Elzenbroek en de rompgemeenschap Hennegras (Elzenbroek-verbond) komen in mindere mate voor in het Oude Broek/ Wiekermeden grenzend aan de nattere vormen. Vochtige vormen bestaande uit de RG Hennegras (Elzen-verbond) en de RG Grote brandnetel (Elzen-verbond) komen verspreid voor. Het vochtige Vogelkers-Essenbos zit

vooral in de smalle dalen in het zuidelijke deel. De rompgemeenschap Grote brandnetel

(Onderverbond der vochtige Elzen-Essenbossen) komt op soortgelijke plekken in het Voltherbroek (OD) voor. Al deze vegetatietypen kwalificeren voor het Habitattype. Aan aanzienlijke oppervlakte sterk verdroogde elzenbroeken bestaande uit de rompgemeenschap Framboos en Gewone Braam (Klasse der Elzenbroekbossen/ Klasse der Eiken- en Beukenbossen) behoort niet tot het

Habitattype. Dit vegetatietype komt verspreid voor in het Voltherbroek. In het noordelijke deel van Voltherbroek (OD) komt het veel voor. Het Vogelkers-Essenbos dat goed ontwikkeld Habitattype op vochtige bodem vertegenwoordigd, is aanwezig in het zuidelijk deel van het Oude Broek/ Wiekermeden en in smalle dalen in het zuidelijk deel en in het oostelijke deel van het Voltherbroek (OD). Op twee locatie is in 2003 het Voltherbroek (OD) Slanke sleutelbloem aangetroffen. In de kartering van 2010-2011 is de soort op enkele plekken aangetroffen. Plaatselijk komen ook Muskuskruid en Bosanemoon voor. Verspreid komt in deze bossen Tweestijlige meidoorn voor.

In Figuur 3.14. is voor het Voltherbroek aangegeven in welke delen van het bos verruiging is opgetreden sinds 1992 en in welke delen de verruiging juist is afgenomen (gebaseerd op de vegetatiekartering van Pranger & Tolman, 2011b en Croese & Jansen, 1993). Duidelijk is dat de kern van het gebied is verbeterd qua verruiging en dat de randen sterk zijn verslechterd. De verdroging van de randen is het gevolg van de ontwateringsmiddelen in en rondom het Voltherbroek. De verklaring voor de verbetering van de kern zijn de ingrepen in de interne waterhuishouding (vernatting) in het centrum van het Voltherbroek.

Figuur 3.14. Verandering in verruigingstoestand Vochtige alluviale bossen in het Voltherbroek (gebaseerd op vegetatie-karteringen: Pranger & Tolman 2011a,b,c, Croese & Jansen, 1993).

In Figuur 3.14. is het effect van de anti-verdrogingsmaatregelen zichtbaar (op plekken waar verruiging is afgenomen). Grote delen van het Voltherbroek zijn echter verder verruigd (mede door verdere verdroging).

Bij de Hunenborg komt langs het kanaal een kleine oppervlakte (0,3 ha) Elzenzegge-Elzenbroek voor met soorten als Zwarte bes en Elzenzegge.

De volgende typische florasoorten van het Habitattype Vochtige alluviale bossen komen voor in het Habitattype (met de vermelding van de trendmatige ontwikkeling over de afgelopen 20 jaar). Bron: www.waarneming.nl.

• Bloedzuring: deelgebied Voltherbroek, trendmatige ontwikkeling onbekend. Het betreft slechts een enkel exemplaar. Ook in de jaren 60 van de vorige eeuw is deze soort aangetroffen (archief Staatsbosbeheer)

• Groot springzaad: deelgebieden Voltherbroek en Agelerbroek. Trendmatige ontwikkeling onbekend, het betreft slechts enkele exemplaren.

In de jaren 50 van de vorige eeuw werd de typische soort Bittere veldkers nog aangetroffen in het Voltherbroek (Wiekermeden) (Gaasenbeek, 1959). Deze soort is nu verdwenen. Bittere veldkers is heel kritisch wat betreft grondwaterregime en het uittreden van basenrijk grondwater in de wortelzone/aan maaiveld. Het verdwijnen van bittere veldkers indiceert verdroging.

De typische soort Boswederik werd in Agelerbroek nog aangetroffen in de jaren 40 van de vorige eeuw (König, 1947), in het Voltherbroek werd de soort nog aangetroffen in 1977, toen zijn houtwallen en singels in en nabij het Voltherbroek gekarteerd (Sikkema, 1977).

De typische soort Witte rapunzel is in 1977 eveneens aangetroffen in het Voltherbroek (Sikkema, 1977). Deze soorten zijn de laatste decennia niet meer aangetroffen.

De volgende typische faunasoorten van het Habitattype Vochtige alluviale bossen komen voor (met de vermelding van de trendmatige ontwikkeling over de afgelopen 20 jaar):

• Grote weerschijnvlinder: Agelerbroek en Voltherbroek bolwerk in Twente, trendmatige ontwikkeling niet bekend

• Kleine ijsvogelvlinder: Agelerbroek en Voltherbroek bolwerk in Twente, trendmatige ontwikkeling niet bekend

• Appelvink: trendmatige ontwikkeling niet bekend • Boomklever: trendmatige ontwikkeling positief • Matkop: trendmatige ontwikkeling niet bekend

• Waterspitsmuis: deelgebied Voltherbroek, trendmatige ontwikkeling onbekend (bron: buro Bakker, 2008). Of de soort in Agelerbroek ook voorkomt is niet bekend.

Uit bovenstaande volgt dat de kwaliteit als matig ongunstig wordt beoordeeld. Belangrijk hierbij is dat er naast delen met een kwalitatief goede vegetatie ook grote stukken voorkomen met matig ontwikkelde vegetatie.

Toets aan ecologische vereisten

In het uiterste zuidwestelijke deel van het Agelerbroek en het meest noordelijke deel van het Voltherbroek zijn de waterstanden voldoende hoog en treedt kwel op. In grote delen waar het Habitattype voorkomt voldoet de grondwaterstand in het voorjaar en de laagste grondwaterstand niet aan de ecologische vereisten (Waterschap Regge & Dinkel 2010; waterstandsmetingen). Deze zijn te laag. Op veel plekken treedt geen aanvoer van basenrijk oppervlaktewater of grondwater op waardoor de bodem op den duur verzuurt. Er treedt daardoor een afname van de oppervlakte op en vermindering van de kwaliteit. Zie voor meer informatie paragraaf 3.6.3. Uit bovenstaande volgt dat de ecologische vereisten niet worden gehaald.

Toekomstperspectief en ontwikkeling

In de periode 1992-2003 bedroeg de oppervlakte van het Habitattype in het Natura 2000-gebied 93 ha. Er is dus sprake van een afname van het areaal van het Habitattype (momenteel 89 ha).

Door de opgetreden verdroging en de voortschrijdende verzuring zijn de minder natte delen van de elzenbroekbossen onderhevig aan een ontwikkeling naar soortenarme vegetatie. In de

kruidlaag is een toename opgetreden van Braam, Framboos en Hennegras en zijn moerasplanten afgenomen. In de boomlaag neemt Gewone es toe. Op sterk verdroogde en verzuurde locaties vestigen zich de ‘droge’ soorten Zomereik, Pijpenstrootje en Rankende helmbloem. Deze ontwikkeling is vooral in Agelerbroek en Voltherbroek opgetreden. In eerste instantie leidt deze ontwikkeling tot een afname van de kwaliteit van het Habitattype. Bij een verdere degradatie neemt de oppervlakte van het Habitattype af. Deze ontwikkeling treedt op in delen waar na de vernattingsmaatregelen in het kader van de ruilverkaveling Volthe weinig of geen vernatting opgetreden is (Agelerbroek, zuidelijk, westelijk en oostelijk deel Voltherbroek). Uit het voorkomen van een groot areaal van sterk verdroogde elzenopstanden met een ondergroei van Braam die niet meer tot het Habitattype behoren kan worden afgeleid dat het Habitattype sterk in oppervlakte is afgenomen en de degradatie ver is gevorderd. In het vernatte noordelijk deel van het Oude Broek en het natte zuidwestelijke deel van Agelerbroek zijn de perspectieven beter, omdat de waterstand hier voldoende hoog is.

Aangezien een groot deel van de watercondities (qua voedselrijkheid / zuurgraad) nog niet voldoen aan de eisen (bron: SynBioSys, zie bijlage IV) van het Habitattype wordt het toekomstperspectief als ongunstig beoordeeld.

Conclusie: door een ongunstige beoordeling van het aspect ‘toekomstperspectief’ (een van de aspecten, verspreiding, oppervlakte en kwaliteit scoren matig ongunstig) is de toestand van het Habitattype ongunstig.