• No results found

5. Empirische Onderzoeksresultaten

5.1 Grounded Theory Analyse

Paragraaf 5.1 bestaat uit de resultaten van de halfgestructureerde interviews die zijn afgenomen met klanten van de NRE, met leden van het MT van de NRE en het OM (zie voor de lijst van geïnterviewden bijlage III). In deze paragraaf worden de interviewresultaten geanalyseerd op basis van de grounded theory methode (zie paragraaf 3.3). Het gaat erom dat duidelijk wordt op basis van welke gemeenschappelijke (empirische) variabelen de klanten van de NRE en de NRE zelf het accountabilityproces beschrijven. In subparagraaf 5.l.1 zal worden gekeken in hoeverre de gevonden empirische variabelen overeenkomen met de theoretische bevindingen uit hoofdstuk 4. In paragraaf 5.2 wordt vervolgens duidelijk wat de (subjectieve) verwachtingen en behoeften zijn van de klanten ten aanzien van de gemeenschappelijke empirische variabelen benoemd in paragraaf 5.1. De paragraaf wordt afgesloten met een resumé (paragraaf 5.3) waarin de meest relevante empirische bevindingen op een rijtje worden gezet.

5.1 Grounded Theory Analyse

In hoofdstuk 4 zijn een aantal theoretische bevindingen gepresenteerd die in acht moeten worden genomen bij het inrichten van een accountabilityproces wil een bijdrage worden geleverd aan het lerend vermogen van een organisatie. Om er achter te komen in hoeverre het denken van de klanten van de NRE en de NRE zelf, overeenkomt met dit theoretisch kader, is gebruik gemaakt van de grounded theory methode – de grounded theory methode is reeds geïntroduceerd bij de methoden van onderzoek in hoofdstuk 3 (paragraaf 3.3).

In deze paragraaf wordt toegewerkt naar een model dat het mentale model van de klanten van de NRE en de NRE zelf vertaald in een aantal gemeenschappelijke variabelen. Deze gemeenschappelijke variabelen vormen vervolgens het fundament van het empirische kader waarbinnen het accountabilityproces tussen de NRE en haar klanten kan worden beschreven. De analyse van de empirische resultaten op basis van de grounded theory methode moet een antwoord geven op deelvraag 3:

Op basis van welke gemeenschappelijke (empirische) variabelen beschrijven de klanten van de NRE en de NRE zelf het gewenste accountabilityproces?

Om een grounded theory model op te bouwen dienen een drietal fasen worden doorlopen, te weten open-coding, axial-coding en selective-coding (zie voor een uitgebreide toelichting op deze fases hoofdstuk 3). In het open-coding proces worden de tekstfragmenten uit de interviews gelabeld en ingedeeld naar categorieën. In het axial-coding proces worden de categorieën onderverdeeld in subcategorieën en tot slot wordt in het selective-axial-coding proces de kerncategorie geïdentificeerd en het uiteindelijke grounded theory model ontwikkeld.

Open-coding en Axial-coding

Het zin-voor-zin analyseren van de interviewtranscripten vormde de eerste stap in het open-coding proces. Daarnaast is, zoals ook wordt voorspeld door Strauss en Corbin (1990), tijdens het open-coding proces al een start gemaakt met axial-coding – het verbinden van subcategorieën aan categorieën.

Het open-coding proces heeft uiteindelijk een viertal gemeenschappelijke categorieën opgeleverd. Dit betekent dat in feite alle antwoorden van de geïnterviewden, met betrekking tot vragen over accountability, onder te brengen zijn binnen één van deze vier categorieën. Het gaat hierbij om de volgende vier categorieën:

1. Doel van de verantwoording; 2. Inhoud van de verantwoording; 3. Richting van de verantwoording; 4. Vorm van de verantwoording;

Zoals gezegd hebben het open-coding proces en het axial-coding proces feitelijk tegelijkertijd plaats gevonden en zijn er naast de vier gemeenschappelijke categorieën ook al een aantal subcategorieën te benoemd. De categorieën met hun bijbehorende subcategorieën worden in figuur 5.1 (A t/m D) weergegeven.

Selective-Coding

Tijdens het selective-coding proces is de kerncategorie (core category), accountability, in verband gebracht met de vier categorieën die het open-coding proces heeft opgeleverd. Daarnaast is ook onderkend dat de verschillende categorieën niet los van elkaar kunnen worden gezien maar dat alle categorieën relaties met elkaar onderhouden – een verandering binnen één categorie kan ook een verandering teweeg brengen in één of meer andere categorieën. Zo zal bijvoorbeeld in de meeste gevallen een verandering in de richting van de verantwoording (een ander accountabilityforum) ook een verandering in de inhoud van de verantwoording teweeg brengen (een andere informatiebehoefte). Gesteld kan worden dat er sprake is van een organisch geheel. Het selective-coding proces heeft uiteindelijk geleid tot het model dat in figuur 5.2 is weergegeven.

Figuur 5.2 geeft het grounded theory model weer – vanaf nu aangeduid als empirisch kader – bestaande uit de kerncategorie en de vier gemeenschappelijke variabelen. Dit empirische kader verschaft inzicht in die variabelen waar aandacht aan moet worden besteed bij het inrichten van het accountabilityproces NRE-klanten. De klanten van de NRE beschrijven een accountability proces op basis van vier (empirische) variabelen, te weten het doel van verantwoording, de inhoud van verantwoording, de richting van verantwoording en de vorm van de verantwoording. Met deze laatste opsomming is tevens een antwoord gegeven op deelvraag 3.

5.1.1 De empirische variabelen vs. De theoretische variabelen

In hoofdstuk 4 is geconstateerd dat een accountabilityproces vanuit de theorie is te beschrijven aan de hand van de inhoudelijke, structurele en procedurele rationaliteit (met daarbinnen ook nog een aantal subcategorieën). Als deze theoretische categorieën naast de categorieën uit het empirische kader worden gelegd blijkt, dat de categorieën uit het empirische kader vertonen een sterke overeenkomst met de vijf vragen uit box 4.1B.

A.

Controlefunctie

B. C.

D.

Figuur 5.1: De vier categorieën met bijbehorende subcategorieën.

Figuur 5.2: Kerncategorie en gemeenschappelijke categorieën: het grounded theory model oftewel het empirisch kader. Accountability Richting Doel Inhoud Vorm Subcategorieën Categorie Inhoud Operationele Informatie Beheersmatige Informatie Subcategorieën Categorie Richting Verticaal Horizontaal Subcategorieën Categorie Doel Vertrouwensfunctie Legitimatiefunctie Subcategorieën Categorie Vorm Verantwoordingsrapportage Verantwoordingsgesprek

In box 5.1 zijn de overeenkomsten weergegeven tussen de theoretische categorieën en de empirische categorieën. Zo kunnen de (empirische) categorieën doel van verantwoording en inhoud van verantwoording worden geschaard onder de (theoretische) categorie inhoudelijke rationaliteit met de subcategorieën object van verantwoording en doel van verantwoording. De (empirische) categorie richting van verantwoording kan worden geschaard onder de (theoretische) categorie structurele rationaliteit met de subcategorieën forum en actor en tot slot kan de (empirische) categorie vorm van verantwoording worden geschaard onder de (theoretische) categorie procedurele rationaliteit.

A. (Theoretische) categorieën B. (Empirische) categorieën

Inhoudelijke rationaliteit:

1. Wat is het object van verantwoording? 2. Wat is het doel van verantwoording? Structurele rationaliteit:

3. Wie treedt op als forum?

4. Wie treedt op als verantwoordelijke actor? Procedurele rationaliteit:

5. Hoe wordt verantwoording afgelegd?

1. Doel van verantwoording. 2. Inhoud van verantwoording.

3. Richting van verantwoording.

4. Vorm van verantwoording.

Box 5.1: Overeenkomsten tussen de (theoretische) categorieën uit hoofdstuk 4 en de (empirische) categorieën uit paragraaf 5.1.