• No results found

Grondsporen: resultaten per proefsleuf

Proefsleuf 1 en 2

De archeologische ondergrond in sleuven 1 en 2 is verstoord door machinale graafwerkzaam-heden. In het vlak waren duidelijk de sporen van een tandenbak aanwezig. In de sleuven zijn geen archeologische sporen aangetroffen.

Proefsleuf 3

In het zuidwestelijke uiteinde van sleuf 3 zijn sporen van de afbraak van een gebouw gevon-den (spoor 3.02). Langs de afbraaksleuf zijn nog sporen zichtbaar van de vermoedelijke fundering van dit gebouw in de vorm van een funderingssleuf (spoor 3.03 en 3.04). Volgens de reconstructie van het historische gehucht

Proefsleufnummer Piketnummer Landelijke X Landelijke Y

1 13 159639.00 389221.32

1 14 159671.30 389240.98

2 16 159671.33 389182.78

2 15 159687.08 389192.74

3 18 159587.50 389128.93

3 17 159663.77 389176.94

4 11 159547.77 389167.01

4 12 159629.14 389215.51

5 10 159530.65 389212.84

5 9 159609.75 389262.20

6 3 159508.40 389260.50

6 4 159595.82 389314.12

7 1 159491.84 389309.37

7 2 159580.94 389362.23

8 5 159608.26 389321.12

8 6 159703.30 389379.87

9 8 159619.81 389269.26

9 7 159721.25 389332.74

Tabel 1. De landelijke coördinaten van de vaste meetpunten.

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

zouden het resten van de historische Hoeve 18 betreffen.20 Hoeve 18 werd gebouwd in 1734 en is afgebroken in 1967. De lindebo-men die aan de voorzijde van de boerderijge-bouwen (Hoeve 18 en 19) stonden, zijn nog steeds aanwezig op het onderzoeksterrein (afbeelding 14).

Verder zijn verscheidene greppels (zeven), kuilen (22) en paalkuilen (38) aangetroffen waarvan het gros deel heeft uitgemaakt van het erf van de historische boerderij. Op basis van het vondstmateriaal kunnen veel van deze sporen namelijk in de 18e-20e eeuw worden gedateerd.

Eén van de greppels (spoor 3.20) wordt langs weerszijden omgeven door een palenrij.

Hieruit kan worden afgeleid dat de greppel naast het afvoeren van water ook een erfafba-kenende of erfindelende functie heeft gehad.

Welke functie de paalkuilen en kuilen uit de nieuwe tijd hebben gehad, moet nader onder-zocht worden.

In de noordoostelijke helft van de sleuf lagen veel langwerpige donkere verkleuringen, de overblijfselen van beddenbouw (ook wel

moestuinbedjes of lange bedjes). Ook deze bedjes hebben toebehoord aan het erf van de hoeve. De bedjes dateren uit de 16e t/m de 19e eeuw volgens het aangetroffen scherven-materiaal.

Ten slotte bevinden zich in de sleuf twee mogelijk prehistorische (bronstijd/ijzertijd) paalkuilen (spoor 3.81 en 3.82).

Proefsleuf 4

Verspreid over proefsleuf 4 zijn zeven grep-pels, zeven kuilen en vier paalkuilen gevon-den.

In vijf van de greppels is dateerbaar materi-aal aangetroffen, aan de hand waarvan drie greppels in de nieuwe tijd kunnen worden gedateerd (spoor 4.01, 4.08 en 4.15) en twee andere greppels in de 16e-17e eeuw (spoor 4.02 en 4.19). Deze greppels hebben deel uitgemaakt van het historische buurtschap Hoeven.

Eén van de kuilen bevat veel baksteenbrokjes en dateert zeer waarschijnlijk uit de nieuwe tijd (spoor 4.10). De paalkuilen kunnen wegens gebrek aan vondstmateriaal niet exact

20 Met dank aan Bauke Hüske voor de reconstructie van de van het gehucht.

Afbeelding 13. Vlakfoto van proefsleuf 6 waarop duidelijk zichtbaar is dat er sprake is van veenvorming in het gebied. Foto Laurens Mulkens.

gedateerd worden. De kleur van de sporen wijst er echter op dat twee paalkuilen moge-lijk prehistorisch zijn (spoor 4.16 en 4.18).

Proefsleuf 5

Twee van de acht greppels die zich in sleuf 5 bevinden dateren uit de prehistorie of de Romeinse tijd (spoor 5.05 en 5.06). Dit is af te leiden uit het aardewerk uit de greppels. De overige zes greppels bevatten geen vondstma-teriaal. Langs één van de greppels (spoor 5.07) loopt een palenrij, deze greppel heeft een erfafbakenende of erfindelende functie gehad.

Proefsleuf 6

Centraal in proefsleuf 6 zijn twee bijzonder grote kuilen aangetroffen. De vulling van de kuilen bestaat uit lemig en/of humeus zand vermengd met grijze en groene leembrok-ken en duidt op een functie als leemkuil.

Opmerkelijk is dat in de meest westelijke leemkuil fragmenten van een kan van steen-goed uit de late middeleeuwen is aangetroffen (spoor 6.11/13) (afbeelding 15). Deze kuil kan

op grond daarvan in de 14e-15e eeuw worden gedateerd. De vorm van deze kuil lijkt op wat eventueel een waterput zou kunnen zijn, hier dient daarom aanvullend onderzoek te gebeu-ren. De oostelijke leemkuil bevat relatief grote hoeveelheden baksteenfragmenten die een datering in de nieuwe tijd suggereren (spoor 6.14/17).

De aanwezigheid van leemkuilen is niet verwonderlijk aangezien Brabantse leem gebruikt werd voor de baksteenfabricage.

Enkele honderden meters ten noorden van het onderzoeksgebied was zelfs lange tijd een baksteenfabriek gevestigd (Steenfabriek Terra BV). Verspreid over het geologische gebied, dat rijk is aan deze leem, zijn reeds herhaal-delijk leemkuilen aangetroffen. In plangebied Blixembosch bijvoorbeeld, 1 km ten oosten van Castiliëlaan-zuidwest, zijn eveneens enkele leemkuilen gevonden.

Verder bevinden zich vijf greppels in de sleuf, waarvan twee greppels gedateerd kunnen worden aan de hand van aardewerkvondsten.

In één van de greppels is namelijk Zuid-Afbeelding 14. Foto van de locatie waar tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw Hoeve 18 en Hoeve 19 hebben gestaan. De foto is genomen richting het zuidoosten. Op de foto zijn twee rijtjes van telkens drie linden te zien. Elk rijtje bomen vormt een aanknopingspunt voor de locatie van een boerderij, want vlak naast elke hoeve stond een rijtje van drie linden. De oude weg liep tussen de lindebomen. Hoeve 19 stond ten noorden van de weg en Hoeve 18 stond ten zuiden van de weg. Foto Laurens Mulkens.

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 15. Foto van de laatmiddeleeuwse leemkuil (of waterput?) in proefsleuf 6. Foto Laurens Mulkens.

Limburgs aardewerk teruggevonden, waardoor gesteld kan worden dat de greppel uit de volle middeleeuwen dateert (spoor 6.08). Het scher-venmateriaal uit de andere greppel duidt op een datering in de prehistorie of de Romeinse tijd (spoor 6.06).

Vervolgens zijn er zes paalkuilen aangetrof-fen, waarvan één spoor materiaal bevat uit de prehistorie (spoor 6.10). Mogelijk dateren ook twee andere paalkuilen uit de prehistorie (spoor 6.03 en 6.09).

Ten slotte bevindt zich in het zuidwesten van proefsleuf 6 een kuil uit de 18e-19e eeuw (spoor 6.02).

Proefsleuf 7

Over de gehele lengte van proefsleuf 7 zijn drie parallel lopende greppels aangetroffen (spoor 7.03, 7.06 en 7.07). Greppel 7.003 en greppel 7.006 staan op de kadasterkaart (minuutplan) van 1811-1832 als perceels-grenzen aangegeven.21 Dit betekent dat deze greppels in ieder geval in 1832 al bestonden.

Het is echter mogelijk dat de greppels ook

vóór die tijd reeds bestonden, maar vanwege het ontbreken van goed kaartmateriaal uit eerdere perioden is dit moeilijk te achterha-len. In greppel 7.003 is Romeins aardewerk gevonden, maar deze vondst mag beschouwd worden als opspit. Betreffende greppels vorm-den in 1832 de grens tussen de percelen 1082, 1083 en 1085. Deze greppels en percelen waren in 1832 centraal gelegen in het histori-sche buurtschap Hoeven.

Tussen greppel 7.003 en 7.006 bevindt zich een greppel met aan de noordzijde een palen-rij (spoor 7.07). Het roodbakkende aardewerk geborgen uit deze greppel duidt op een date-ring in de nieuwe tijd. Ook hier gaat het om een perceelafbakenende greppel.

In het zuidwestelijke uiteinde van de sleuf zijn drie paalkuilen en één kuil aangetroffen die hoogstwaarschijnlijk uit de prehistorie dateren (spoor 7.02, 7.01, 7.14 en 7.16).

Proefsleuf 8

In het noordoosten van proefsleuf 8 is een structuur aangetroffen die dateert uit de

21 Son en Breugel, Noord-Brabant, sectie A, blad 03, 1811-1832 (minuutplan).

Proefsleuf 9

In totaal bevinden zich zeven greppels in proefsleuf 9. Enkele van de aangetroffen greppels vallen samen met de aangegeven perceelsgrenzen op de historisch-topografische kaart van 1900 (spoor 9.02, 9.010 en 9.015).22 Aan de hand van de keramiekvondsten in de greppels kan echter gesteld worden dat grep-pels 9.02 en 9.15 reeds uit de 15e-16e eeuw dateren. Volgens de kaart van 1900 lijken de greppels eveneens deel uit te maken van buurtschap Hoeven.

Verder zijn er twee kuilen en 19 paalkuilen in sleuf 9 gevonden, waarvan vermoedelijk enkele sporen uit de prehistorie dateren (9.01, 9.07, 9.29 t/m 9.34).

Afbeelding 16. Foto van de zespalige spieker daterend uit de prehistorie (proefsleuf 8). Foto Liesbet Van den Bruel.

prehistorie (spoor 8.25 t/m 8.30). De structuur betreft een zespalige spieker (graanschuur) die noordwest-zuidoost georiënteerd is. De paalsporen vormen een rechthoekig grond-plan van 3 bij 3,5 meter. De paalsporen liggen 1,5 meter uit elkaar. De sporen hebben een gemiddelde diameter van 40 centimeter. In de paalkuil die de oosthoek van de structuur vormt (spoor 3.29), is een grote hoeveelheid prehistorisch aardewerk aangetroffen.

Verder bevinden zich nog eens zes andere paalkuilen daterend uit de prehistorie in de sleuf, maar op dit moment is het nog niet duidelijk of ze een structuur vormen (spoor 8.23, 8.03, 8.16, 8.19, 8.21 en 8.22). Nader onderzoek is daarom noodzakelijk.

Van de zeven greppels aangetroffen in sleuf 8 kan één greppel op grond van vondstmateri-aal gedateerd worden in de prehistorie (spoor 8.04).

Ten slotte bevinden zich twee vermoedelijk prehistorische kuilen in sleuf 8 (spoor 8.10 en 8.42).

22 Bron: Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 17. De verdeling van het vondstmateriaal in categorieën.

5.6 Vondsten

Gedurende het proefsleuvenonderzoek zijn in het onderzoeksgebied in totaal 147 vondsten verzameld. De vondsten zijn te verdelen in een aantal categorieën: keramiek, glas, bouw-keramiek, metaal, natuursteen en bot (afbeel-ding 17).

5.6.1 Keramiek

Tijdens het onderzoek zijn relatief veel kera-miekscherven aangetroffen. Het merendeel van de aangetroffen scherven is verzameld uit archeologische sporen, slechts enkele scherven zijn geborgen uit de bovengrond. De keramiekvondsten bestaan uit 83 aardewerk-scherven, 14 steengoedfragmenten en 1 frag-ment pijpaarde van een tabakspijp.

De aangetroffen aardewerksoorten betref-fen prehistorisch, Romeins, Zuid-Limburgs, Elmpter, grijsgedraaid, roodbakkend, witbak-kend en industrieel wit aardewerk. Het aarde-werk dateert uit de prehistorie (vermoedelijk ijzertijd), Romeinse tijd, volle middeleeuwen, late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Vaak is een exacte datering van het aardewerk niet mogelijk gebleken, omwille van het ontbreken van voldoende rand- en bodemscherven en het ontbreken van voldoende structuren waar-mee het aardewerk in verband kan worden gebracht.

Een groot deel van de aardewerkscherven (40 in totaal) betreft prehistorisch handgevormd aardewerk.23

Enkele grote aardewerkfragmenten, aangetrof-fen in een paalkuil in sleuf 6 (spoor 6.10), betreffen één randscherf en twee wandscher-ven van een pot (afbeelding 18). De buiten-kant van de scherven is oranje-crèmekleurig, de kern is zeer donkerbruin. De scherven zijn bovendien besmeten.24 De fragmenten date-ren uit de ijzertijd.

In de hoekpaal van een zespalige spieker in sleuf 8 zijn in totaal 25 scherven gevonden (spoor 8.29). Het gaat om 20 wandfragmen-ten, twee randfragmenten en twee bodem-fragmenten (afbeelding 19). Al de bodem-fragmenten

hebben deel uitgemaakt van dezelfde pot.

Het baksel van de scherven is oranjebruin tot donkerbruin en het is gemagerd met ronde kwartskorreltjes. De scherven hebben een gladde wand en zijn soms gepolijst. Deze potscherven dateren uit de ijzertijd.

Tijdens het onderzoek zijn twee Romeinse scherven gevonden. Eén van de twee Romeinse scherven is verzameld uit een 19e-eeuwse perceelsgreppel en mag beschouwd worden als opspit. Het betreft een randfragment van een kom gemaakt van Belgische waar (afbeelding 20).25 Belgische waar is fijne tafelwaar die ofwel oxiderend (terra rubra) ofwel reducerend (terra nigra) gebakken is. In dit geval is de scherf reduce-rend gebakken en betreft het terra nigra. De kern van de scherf is grijs, naar de oppervlakte toe is de kern crèmekleurig, de buitenkant van de scherf is blauwgrijs. De scherf is gema-gerd met kwarts (zand). Volgens Deru is terra nigra te dateren vanaf het laatste kwart van de 1e eeuw voor Chr. en houdt de produc-tie op rond het midden van de 2e eeuw na Chr.26 Volgens Huyghe mag de chronologi-sche afbakening van deze waar echter niet plots worden afgebroken, gezien het geringe

23 Sommige aardewerkfragmenten betreffen mogelijk inheems Romeinse scherven.

24 ‘Besmeten’ is een term om een manier van afwerken aan te duiden. Voor het bakken van de kleien pot werden er klodders natte, dunne klei(pap) op aangebracht. Dit geeft na het bakken een

‘besmeten’ effect.

25 Hiddink 2010, 75, nr. 52a.

26 Deru 1996, 19.

onderscheid (zowel macro- als microscopisch) tussen 1e- en 3e-eeuwse terra nigra.27 De herkomst van deze terra nigra is waarschijn-lijk Gallo-Belgisch (Noord-Gallisch).

In één van de moestuinbedjes in sleuf 3

(spoor 3.65) is een gedraaide wandscherf gevonden die hoogstwaarschijnlijk uit de Romeinse tijd dateert. De scherf heeft een grijs baksel en is gemagerd met kwarts en mica (glimmer). De scherf zal als opspit in het moestuinbedje terecht zijn gekomen.

In totaal zijn vier middeleeuwse aardewerk-fragmenten verzameld. Drie van de vier scher-ven zijn gevonden in de boscher-vengrond tijdens de aanleg van het vlak van proefsleuf 8. Het betreffen één Zuid-Limburgse wandscherf (1050-1225),28 één Elmpter wandscherf (12e-14e eeuw),29 een grijsgedraaide randscherf en een grijsgedraaide wandscherf (14e-15e eeuw).30

Eén fragment Zuid-Limburgs aardewerk is teruggevonden in een greppel in sleuf 6 (spoor 6.08). Het fragment betreft een wand-scherf daterend uit 1050-1225. Het baksel is grijs tot zeer lichtgrijs van kleur en de mage-ring bestaat uit een typische grove kwartsma-gering.

Het aardewerk uit de nieuwe tijd betreft 21 roodbakkende scherven met loodglazuur (kommen, vergiet, kan), vijf roodbakkende scherven met slibversiering (bord, kom), drie

27 Huyghe 2003, 302.

28 Bruijn 1962/63; Bruijn 1964.

29 Bartels 1999a, 97.

30 Bartels 1999a, 93.

Afbeelding 18. Prehistorische aardewerkscherven verzameld uit een paalkuil in proefsleuf 6 (spoor 6.10). Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 19. Selectie van de prehistorische potscherven verzameld uit de hoekpaal (spoor 8.29) van een zespalige spieker. Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 20. Romeinse scherf geborgen uit een greppel (spoor 7.03). Tekening Nico Arts.

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

31 Krauwer en Snieder 1994, 88, nr. A24.

witbakkende scherven (papkom?) en twee industrieel witte scherven (bord).

Het steengoed kan onderverdeeld worden in Siegburg, Langerwehe, Raeren en overig steen-goed. De steengoedscherven dateren uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

Een mooie vondst is de gefragmenteerde Langerwehe steengoed kan die gevonden is in een leemkuil (waterput?) in proefsleuf 6 (spoor 6.11). De bodem van de kan is voor-zien van een uitgeknepen standring. De scher-ven zijn bedekt met een dun zoutglazuur.

Op de schouder van de kan bevindt zich een radstempelversiering (afbeelding 21).

De Langerwehe kan dateert uit de 14e-15e eeuw.31

5.6.2 Metaal

De metaalvondsten bestaan onder andere uit zes munten, een gespje, een hoefijzer en een kogelhuls.

Twee munten dateren uit 1878. Ze hebben een diameter van 19 mm. Op de voor-zijde staat het omschrift “Koninkrijk der Nederlanden” en is er een klimmende leeuw naar links afgebeeld.

Twee andere munten betreffen koperen duiten met een diameter van 21 mm (afbeelding 22 en 23). De oudste van de twee dateert uit 1766. Op de ene zijde van deze munt wordt een wapenschild afgebeeld en een onleesbaar omschrift, op de andere zijde staat de plaats-naam “D GELRIÆ” en het jaartal “1766”.

Het opschrift duidt op de naam van de herkomst van de munt en het jaar waarin de munt vervaardigd is, in dit geval is de munt gemaakt in Hertogdom Gelre (Gelderland) in het jaar 1766. Op de andere duit staat even-eens een wapenschild afgebeeld op de ene zijde en “OVERIJSSEL” en het jaartal “1767”

op de andere zijde.

Alle munten zijn geborgen uit de bovengrond bij de aanleg van de sleuven.

Afbeelding 21. Gefragmenteerde Langerwehe steengoed kan afkomstig uit een leemkuil (spoor 6.11). De kan dateert uit de 14e-15e eeuw. Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 22. Koperen duit vervaardigd in 1766 in D Gelriæ (Hertogdom Gelre). Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 23. Koperen duit vervaardigd in 1767 in Overijssel. Foto Laurens Mulkens.

5.6.3 Natuursteen

Verspreid over het opgravingsterrein zijn drie vuurstenen klingen gevonden.32 Eén van de klingen is verzameld uit een greppel in sleuf 8 (spoor 8.11). De kling meet 42x15x6 mm. Een andere kling is aangetroffen in een verstoring in sleuf 2 (spoor 2.1). Deze kling is gedeeltelijk afgebroken en heeft een afme-ting van 29x15x5 mm. Deze klingen dateren vermoedelijk uit het mesolithicum

(midden-steentijd). De derde kling betreft een vlak-vondst aangetroffen bij de aanleg van het vlak van proefsleuf 3. Deze kling is gemaakt van Wommersomkwartsiet en dateert met zeker-heid uit het mesolithicum. De afmetingen van deze kling bedragen 49x17x8 mm.

Een opmerkelijke vondst is verzameld uit een greppel in proefsleuf 4 (spoor 4.07). Het betreft een slijpsteen vervaardigd van zand-steen. De afmetingen van de slijpsteen bedra-gen 110x28x24 mm. Op het oppervlak van het voorwerp zijn duidelijk gebruikssporen aanwezig. De datering is onbekend.

Ten slotte is bij de aanleg van een profiel in sleuf 4 in de bovengrond een fragment van een kalkstenen voorwerp aangetroffen. Het voorwerp heeft een zachte, gladde wand en is wit van kleur (afbeelding 24). Vermoedelijk gaat het om een imitatie kippenei dat door de bewoners van het historische buurt-schap Hoeven gebruikt is om hun kippen te stimuleren de eieren in het legnest te leggen.

Dergelijke voorwerpen worden ook wel kalkei, fopei of nestei genoemd. Bij het wegnemen van de verse eieren laat men het kalkei liggen in het nest ter bevordering van de leg.

32 Vuursteenfragmenten die minstens twee keer zo lang als breed zijn, worden klingen genoemd.

Afbeelding 24. Fragment van een (vermoedelijk) imitatie kippenei gemaakt van kalksteen (kalkei).

Foto Laurens Mulkens.

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

6.1 Conclusie

Doel van het archeologisch inventariserend veldonderzoek was de archeologische onder-grond van het onderzoeksgebied in kaart te brengen. In totaal zijn tijdens het onderzoek negen proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 4932 m2. Door middel van het aanleggen van proefsleuven kan inzicht verkregen worden in de aard, omvang, kwali-teit en verloop van eventueel aanwezige archeologische sporen en sporenclusters en daardoor ook in de archeologische waarde van het onderzoeksgebied.

Tijdens het onderzoek zijn relatief veel archeo-logische sporen aangetroffen. Bovendien voldoen de aangetroffen sporen geheel aan de archeologische verwachtingen van het gebied.

Zo zijn er verscheidene kuilen, paalkuilen en greppels gevonden die dateren uit de prehisto-rie en/of de Romeinse tijd. In het noordoosten van het gebied is zelfs een structuur herkend, met name een zespalige spieker daterend uit de prehistorie. Verder is een greppel uit de volle middeleeuwen en een leemkuil (water-put?) uit de late middeleeuwen aangetroffen.

Deze resultaten sluiten aan op de prehisto-rische en middeleeuwse nederzettingsporen die blootgelegd zijn bij het onderzoek uitge-voerd in 2004 en 2005, op het terrein van de Orangerie.

Ten slotte zijn er verschillende sporen van het historische buurtschap Hoeven terug-gevonden. Het gaat hierbij om een gedeelte van een afbraaksleuf en funderingssleuf van (vermoedelijk) de historische Hoeve 18. Ook zijn er greppels, kuilen, paalkuilen en bedden-bouw aangetroffen op de plaats waar de erven van Hoeve 18 en 19 zich hebben bevonden.

Verspreid over het terrein zijn perceelsgreppels gevonden die deel hebben uitgemaakt van het buurtschap Hoeven.

Behalve het relatief grote aantal sporen zijn er tijdens het proefsleuvenonderzoek eveneens betrekkelijk veel archeologische vondsten aangetroffen. Bovendien zijn de vondsten voornamelijk in de context van archeologi-sche sporen gevonden. De vondsten betreffen onder andere vuurstenen klingen uit de steen-tijd, prehistorisch aardewerk, Romeins aarde-werk, middeleeuws aardewerk en steengoed, keramiek uit de nieuwe tijd, natuurstenen voorwerpen en metalen objecten.

De profielopnames in de sleuven hebben aangetoond dat de archeologische ondergrond van het terrein grotendeels intact is, mede dankzij het esdek zijn ook de oudere sporen goed bewaard gebleven. Alleen het zuidoos-telijke deel van het gebied, ter hoogte van proefsleuf 1 en 2, is verstoord door machinale graafwerkzaamheden. In sleuf 1 en 2 zijn geen archeologische sporen aangetroffen.

6.2 Beantwoording van de