• No results found

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch onderzoek Eindhoven -

Castiliëlaan-zuidwest

Nederzettingssporen uit de prehistorie en late

middeleeuwen en overblijfselen van het historische buurtschap Hoeven

Inventariserend veldonderzoek-proefsleuven

Liesbet Van den Bruel Juni 2011

rapport 71

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond

(2)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Auteurs Liesbet Van den Bruel Redactie Nico Arts en Jemaila Boels Foto omslag Laurens Mulkens

Afbeeldingen René Bogaerts (digitaliseren vlaktekeningen), Liesbet Van den Bruel, René Bogaerts en Laurens Mulkens (digitale afbeeldingen en kaarten), Laurens Mulkens (vondstfoto’s) en Nico Arts (vondsttekeningen) Naam vindplaats Castiliëlaan-zuidwest

Gemeente Eindhoven Projectcode EH-CA-10 OM-nummer 45467

Centrumcoördinaten X=159609.75 Y=389262.20

Periode prehistorie, Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd Periode veldwerk 14-03-2011 t/m 21-03-2011

Opdrachtgever gemeente Eindhoven

Uitvoerder Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond Projectleider Liesbet Van den Bruel

Seniorarcheoloog Nico Arts

Bevoegde overheid gemeente Eindhoven, Afdeling Archeologie Depothouder Afdeling Archeologie gemeente Eindhoven

naam paraaf datum

Goedgekeurd namens bevoegde overheid Jan van Niekerk

Inhoudelijke goedkeuring Nico Arts

Opmaak Ster design BNO (Eindhoven) ISSN 1570-5943

© Afdeling Archeologie gemeente Eindhoven, 2011 Postbus 90150

5600 RB Eindhoven

e-mail archeologie@eindhoven.nl www.eindhoven.nl/archeologie

(3)

Inhoud

Samenvatting 5

1 Inleiding 7

2 Landschappelijke ligging en omgeving 9

2.1 Topografische ligging 9

2.2 landschappelijke ligging 9

3 Historische gegevens 11

4 Verwachting en voorafgaand onderzoek 13

5 Het inventariserend veldonderzoek 17

5.1 Doelstelling 17

5.2 Vraagstellingen Programma van Eisen 17

5.3 Methoden en uitvoering 17

5.3.1 Uitvoerenden en betrokkenen 17

5.3.2 Methoden en technieken 19

5.3.3 Administratie 19

5.3.4 Meetsysteem en het NAP-punt 19

5.4 Stratigrafie 21

5.5 Grondsporen 21

5.6 Vondsten 26

5.6.1 Keramiek 26

5.6.2 Metaal 28

5.6.3 Natuursteen 29

6 Conclusie 31

6.1 Conclusie 31

6.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 31

6.3 Waardering 33

6.4 Aanbeveling 34

Literatuur en geraadpleegde websites 37

Bijlagen

1 Allesporenkaart (ook als aparte kaartbijlage op A1) 40

2 Sporenlijst 41

3 Vondsteninventaris 62

4 Afbeeldingenlijst 66

5 Periodetabel 68

(4)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

(5)

In de periode van 14 t/m 21 maart 2011 heeft het inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-proefsleuven) in een deel van het plangebied Castiliëlaan, te Eindhoven plaatsgevonden. Het deelge- bied bevindt zich in het zuidwesten van het plangebied en heeft daarom de projectnaam Castiliëlaan-zuidwest (scholengebied). Het onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van het Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond, in opdracht van de gemeente Eindhoven, sector Projectmanagement.

Aanleiding voor het onderzoek vormt de bouw van scholen in het deelgebied. Bij de bouw van deze scholen zal tot in de natuur- lijke ondergrond gegraven worden en zal de archeologische ondergrond verstoord raken.

Omdat het volledige plangebied Castiliëlaan volgens de Archeologische Waardenkaart Eindhoven onderdeel uitmaakt van een gebied met een hoge verwachting is archeologisch onderzoek voorafgaand aan de geplande werk- zaamheden noodzakelijk.

Doel van het onderzoek is de archeologische ondergrond in het onderzoeksgebied in kaart te brengen middels het graven van proefsleu- ven. De aandacht is hierbij vooral uitgegaan naar nederzettingssporen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Tevens is er gezocht naar sporen van het historische buurtschap Hoeven.

Tijdens het onderzoek zijn in totaal negen proefsleuven aangelegd die alle zuidwest- noordoost georiënteerd zijn. In totaal is 4932 m2 van de totale oppervlakte van het terrein (60.000 m2) onderzocht. Hierbij zijn relatief veel archeologische sporen en vondsten aange- troffen. In de aangelegde sleuven zijn verschei- dene kuilen, paalkuilen en greppels gevonden die dateren uit de prehistorie/Romeinse tijd en

de middeleeuwen. Bovendien is in het noord- oosten van het gebied een prehistorische spieker (graanschuur) gevonden. Deze neder- zettingssporen sluiten aan op de prehistori- sche en middeleeuwse nederzettingsporen die blootgelegd zijn in 2004/2005 op het terrein van de Orangerie.

Tijdens het onderzoek zijn ook twee leemkui- len aangetroffen daterend uit de late middel- eeuwen en de nieuwe tijd. Onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest maakt deel uit van een geologisch gebied dat rijk is aan ‘Brabantse’

leem in de ondergrond. Deze leem is geschikt voor het maken van bakstenen. Enkele honderden meters ten noorden van het onderzoeksgebied was dan ook lange tijd een baksteenfabriek gevestigd (Steenfabriek Terra BV). Ook bij archeologisch onderzoek in de omgeving zijn soms leemkuilen aangetroffen, die erop duiden dat men hier sinds eeuwen- lang leem heeft gewonnen.

Verspreid over het terrein zijn perceelsgreppels gevonden die behoorden tot het historische buurtschap Hoeven. In het zuidwesten van het terrein zijn zelfs verschillende sporen van de historische boerderijen en hun erf terugge- vonden. Het gaat hierbij om een uitbraaksleuf, funderingssleuf, greppels, kuilen, paalkuilen en beddenbouw.

Aan de hand van de informatie die uit het onderzoek naar voren is gekomen is een beeld verkregen van de archeologische waarde van het onderzochte gebied. Dit heeft geleid tot een waardestelling, opgesteld conform de eisen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Naar aanleiding van de aard van de aangetrof- fen archeologische sporen en vondsten, wordt een archeologisch vervolgonderzoek in het gebied aanbevolen.

Samenvatting

(6)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

(7)

In opdracht van de gemeente Eindhoven, sector Projectmanagement, heeft in het zuid- westen van het plangebied Castiliëlaan een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaatsge- vonden. Deze locatie wordt verder aangeduid als ‘onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest’.

De reden voor het onderzoek zijn de geplande bouwwerkzaamheden in het gebied. Op het terrein zullen scholen en woningen worden gerealiseerd. Bij het uitvoeren van deze plannen zal grondverstoring plaatsvinden.

Aangezien het terrein in een archeologisch attentiegebied ligt met een hoge archeologi- sche verwachting, dient het voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden archeologisch onderzocht te worden.

In maart 2011 zijn gedurende twee weken negen proefsleuven op het terrein onderzocht door medewerkers van het Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond. Het doel van dit inventariserend veldonderzoek is de ruimtelijke spreiding en aard van de archeolo- gische overblijfselen in het onderzoeksgebied in kaart te brengen. De resultaten van het onderzoek en de daaruit volgende waardestel- ling worden uiteengezet in dit rapport.

Het huidige onderzoek sluit aan op het proef- sleuvenonderzoek en vlakdekkend onderzoek uitgevoerd in 2004 - 2005 op het terrein ten zuidoosten van onderzoeksgebied Castiliëlaan- zuidwest.

1 Inleiding

(8)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

161267 / 390443

158313 / 388030

2R2 3K14

3N8

2R2 3K14

4H11 4L8 4F12

3L5

B 2M133K14

3L53K14

3L5 2R2

3L5 3N5 4K14 3K14

3K14

3H11

2R5 4H11

3K14 2M10

4H11 4N6

2M10

3K14

3K14 2M10

3L5

Geomorfologische kaart

Castilielaan-zuidwest

13-05-2011

Legenda

HUIZEN TOP10 ((c)TDN) GEOMORFOLOGIE ((c)Alterra)

Wanden Hoge heuvels en ruggen Terpen Hoge duinen Plateaus Terrassen Plateau-achtige vormen Waaiervormige glooiingen Niet-waaiervormige glooiingen Lage ruggen en heuvels Welvingen Vlakten Laagten Ondiepe dalen Matig diepe dalen Diepe dalen Water Bebouwing Overig (Dijken etc) PROVINCIES

0 500 m

N Archis2

PLANGEBIED

Afbeelding 2. Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarop aangegeven de ligging van het onderzoeksgebied (rood). Bron: http://archis2.archis.nl.

Eindhoven

158 159 160 161388

389 390

Afbeelding 1. De ligging van Eindhoven binnen Nederland en een uitsnede uit de topografische kaart met daarop aangegeven de ligging van het onderzoeksgebied (rood). Schaal 1:25.000. Bron: Topografische Dienst Kadaster, Grote Provincie Atlas, Noord-Brabant/Oost.

(9)

2.1 Topografische ligging

Onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest is gelegen in het noorden van Eindhoven, in stadsdeel Woensel, net ten zuiden van de gemeentegrens met Son en Breugel (afbeel- ding 1). In het noorden wordt het gebied begrensd door de A50 (vroeger A58), in het westen door de Huizingalaan, in het zuiden door de Castiliëlaan en in het oosten door Woonzorgcentrum ‘De Orangerie’. Het onder- zoeksgebied beslaat ongeveer 60.000 m2.

2.2 Landschappelijke ligging

Het terrein is gesitueerd op de rand van een zuidwest-noordoost georiënteerde Pleistocene dekzandrug (afbeelding 2). De dekzandrug wordt in het zuidwesten doorsneden door het beekdal van de Groote Beek. De geologi- sche kaart (blad 51 west + oost) classificeert het gebied in de formatie van Boxtel,1 hier bestaande uit het Laagpakket van Liempde (voorheen Brabants leem) bedekt met dekzand dunner dan 2 meter. Het laagpakket van Liempde bestaat uit grijze of groengrijze zandige leem of löss, plaatselijk humeus, kalkloos tot kalkhoudend, met dunne veen- laagjes. Het materiaal is vooral van eolische oorsprong.2 De formatie is hier dus opge- bouwd uit fijnzandige sedimenten, afgewisseld met leemlagen en lokale veenlagen.

In verband met bewoning vormt de Brabantse

leem zowel een voordeel als een nadeel.

Nadelig is dat de leem in de bodem het regen- water tegenhoudt waardoor de grond natter is. Het voordeel is dat het kalkgehalte van de leem voor een rijkere plantengroei zorgt in vergelijking met de zure gronden die de dekzandruggen kenmerken.

De bodemkaart toont dat de dekzandrug is afgedekt met hoge zwarte enkeerdgronden (esdek), met grondwatertrap VII. Het esdek is ontstaan in de late middeleeuwen of later door het verrijken van de akkers met plag- genbemesting. De dikte van de esdeklaag kan variëren tussen de 50 en 100 centimeter.

Tijdens het onderzoek is gebleken dat er nog maar een dun restant van het oorspronkelijke esdek aanwezig is. De grond is in het verleden mogelijk geëgaliseerd waardoor er slechts een dunne laag esdek resteert. Ook het doorwoe- len van de grond door landbouwmachines en dergelijke heeft ertoe bijgedragen dat het originele esdek vervaagd is of plaatselijk zelfs verdwenen is.

Archeologisch onderzoek elders in de regio heeft meermaals aangetoond dat de combi- natie van esdekken en dekzandruggen vaak archeologisch waardevol is, doordat sporen en vondsten in deze omstandigheden vaak goed bewaard blijven. Het esdek vormt een buffer- laag tussen de archeologische sporen in het dekzand en de activiteiten die op het maaiveld plaatsvinden, waardoor de archeologische resten beschermd worden.

2 Ligging opgravingsterrein

1 De formatie van Boxtel was voorheen bekend als de Nuenengroep.

2 Het eolisch proces is een proces waarbij een landschap wordt gevormd door de werking van de wind.

(10)

Hoeve 18 Hoeve 19

De Kaalhoef

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 4. Luchtfoto van het zuidelijke deel van buurtschap (De) Hoeven. Op de foto is het oude wegenpatroon en de locatie van enkele boerderijen gereconstrueerd. Bron: Stichting Eindhoven in Beeld.

0 400m

Locatie waar de drie wegen samenkomen Plangebied

Afbeelding 3. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omlijnd) op een uitsnede van de historische Bonnekaart van omstreeks 1900. Bron: Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie.

(11)

Het onderzoeksgebied behoorde tot in de 20e eeuw nog tot het grondgebied van de gemeente Son en Breugel. Het terrein lag in het zuiden van de gemeente Son en Breugel en maakte deel uit van het buurtschap Hoeven.

Op de kadasterkaart van 1832 is dit buurt- schap duidelijk te herkennen en kunnen ook enkele hedendaagse landschappelijke elemen- ten op de kaart worden teruggevonden. De naam Hoeven is vermoedelijk ontleend aan een gelijknamige hoeve die daar heeft gestaan.

De naam komt in de 14e eeuw al voor. In sommige historische bronnen, zoals een minuutplan uit 1811-1832, wordt het buurt- schap aangeduid met de term ‘De Hoeven’.3 Op de historisch-topografische kaart uit 1900 is te zien dat het gehucht gelegen was aan een samenkomst van drie wegen die met elkaar een driehoek vormen (afbeelding 3).

Het verlengde van één van de wegen bevindt zich ten oosten van het onderzoeksterrein en is nu nog als zandpad aanwezig. Ten zuidwesten van de driehoek liggen nog twee hoeven, de Kaalhoef en het Leijenhuiske, die deel uitmaken van het buurtschap. De hoeve Leijenhuiske bevindt zich in het huidige onderzoeksgebied. Ten noorden van buurt-

schap Hoeven lag het gehucht Ekkersrijt.

In het boek ‘Son en Breugel. Vergane glorie’

worden de hoeven die binnen het onderzoeks- gebied liggen vermeld als Hoeve 18 en Hoeve 19. De naam Leijenhuiske komt nergens ter sprake. Hoeve 18 werd gebouwd in 1734 en behoorde toe aan de Familie Roestenburg - van de Biggelaar (afbeelding 5). De boerde- rij is afgebroken in 1967. De boerderij van de familie Hendrickx - Klaassen, Hoeve 19, werd gebouwd in 1834 en is gesloopt in 1968 (afbeelding 6).4 In de jaren ’60-’70 zijn veel historische boerderijgebouwen afgebroken in Woensel. Maar vaak zijn de bomen nog wel bewaard gebleven. De bomen vormen dan een visueel aanknopingspunt waarmee de locatie van een boerderij kan worden gereconstru- eerd.

Een reconstructie van de locatie van Hoeve 18 en Hoeve 19 is weergegeven op de luchtfoto hiernaast (afbeelding 4). Tijdens het proefsleu- venonderzoek zijn waarschijnlijk resten van Hoeve 18 gevonden. Verder is op de luchtfoto de boerderij De Kaalhoef te zien. Deze boer- derij is gebouwd in 1750 en bestaat nu nog steeds.5 Bovendien is De Kaalhoef beschermd als Rijksmonument.

3 Son en Breugel, Noord-Brabant, sectie A, blad 03, 1811-1832 (minuutplan).

4 Van Oorschot en Vorstenbosch 2006, 187-188; met dank aan Laurens Mulkens

5 Bauke Hüsken, Stichting Eindhoven in Beeld http://www.eindhoveninbeeld.com; met dank aan Laurens Mulkens.

3 Historische gegevens

(12)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 5. Hoeve 18, de boerderij van de familie Roestenburg-van de Biggelaar. De foto dateert uit 1947. De boerderij werd gebouwd in 1734 en is in 1967 gesloopt. Bron: Stichting Eindhoven in Beeld.

Afbeelding 6. Hoeve 19, de boerderij van de familie Hendrickx-Klaassen. Deze foto is gemaakt in 1963.

De boerderij werd gebouwd in 1834 en afgebroken in 1968. Bron: Stichting Eindhoven in Beeld.

(13)

In een deel van het plangebied Castiliëlaan heeft in 2004 en 2005 reeds archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Op het terrein van de tijdelijke locatie van ‘De Orangerie’ (dit is ten zuidoosten van het huidige onderzoeksge- bied) is eerst een proefsleuvenonderzoek uitge- voerd in april 2004 en daarna een opgraving in de periode november 2004 tot en met janu- ari 2005 (afbeelding 7).6 Na deze opgraving zijn buiten het opgravingsterrein nog drie proefsleuven gegraven en is een booronder- zoek uitgevoerd.

In het onderzochte gebied zijn verschillende sporen gevonden die te dateren zijn in de ijzertijd. Daaruit konden twee huisplattegron- den en zeven spiekers worden gereconstru- eerd. Slechts één boerderij en zeven spiekers konden volledig worden opgegraven en één huisplattegrond lag slechts gedeeltelijk in de proefsleuf. Verder zijn er verschillende sporen en vondsten uit de Romeinse tijd aangetrof- fen. In de noordoostelijke hoek van het opgegraven terrein werd een brede gebogen greppel aangetroffen waarbinnen zich veel middeleeuwse sporen (vanaf de 13e eeuw) bevonden. Uit deze sporen konden een hoofd- gebouw, minimaal drie bijgebouwen en drie waterputten worden gereconstrueerd. Het erf dat opgegraven werd is mogelijk onderdeel van een ‘moated site’. Vooralsnog is niet het hele erf opgegraven en is de begrenzing ondui- delijk. Door middel van het booronderzoek is geprobeerd de loop van de greppel (rondom de moated site) vast te stellen.7

De archeologische onderzoeken uitgevoerd in de onmiddellijke nabijheid van onderzoeksge- bied Castiliëlaan-zuidwest tonen aan dat het terrein zich in een archeologisch rijke omge- ving bevindt (afbeelding 7).

Ten oosten en zuidoosten van Castiliëlaan- zuidwest bevindt zich het plangebied

Blixembosch. In dit plangebied heeft in 1991 een proefsleuvenonderzoek gevolgd door een opgraving plaatsgevonden.8 Hierbij zijn bewoningssporen uit de vroege middeleeu- wen (8e-9e-10e/11e eeuw) aangetroffen, meer bepaald hoofdgebouwen, bijgebouwen en waterputten. Bovendien was deze nederzetting omheind.9

In september 2009 is de eerste fase van een grootschalig proefsleuvenonderzoek uitge- voerd in Blixembosch, dat in 2010 is opge- volgd door een opgraving.10 Hierbij zijn nederzettingssporen uit de late ijzertijd/

vroeg-Romeinse tijd, een bootvormig huis uit de volle middeleeuwen (1150-1250) en een plaggenput en leemkuilen uit de nieuwe tijd gevonden.11 In het voorjaar van 2011 heeft de tweede fase van het proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden,12 waarbij onder andere bijge- bouwen uit de ijzertijd en een hooimijt uit de volle middeleeuwen zijn aangetroffen.13 Plangebied Ekkersrijt (bedrijventerrein en knooppunt), gelegen ten noordoosten van Castiliëlaan-zuidwest, is archeologisch onder- zocht door middel van een booronderzoek, twee geofysische onderzoeken, een proefsleu- venonderzoek en een vlakdekkende opgra- ving.14 De opgraving (2007-2008) leverde de

6 Onderzoeksmeldingsnummers 6233 (proefsleuvenonderzoek) en 7973 (opgraving).

7 Nollen 2008.

8 Onderzoeksmeldingsnummer 822.

9 Arts 1993.

10 Onderzoeksmeldingsnummers 36996 (proefsleuvenonderzoek) en 40489 (opgraving).

11 Vroomans 2010; Vroomans (in voorbereiding).

12 Onderzoeksmeldingsnummer 36996.

13 De Vos (in voorbereiding).

14 Onderzoeksmeldingsnummers 9890, 10283, 17810, 33879 en 37175 (booronderzoeken), 29841 en 29842 (geofysische onderzoeken), 16805 (proefsleuvenonderzoek) en 24145 (opgraving).

4 Verwachting en voorafgaand

onderzoek

(14)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

161686 / 390650 158347 / 387923

43710

280323048

7973 6233

32527 281739890

2892133879 1680524143

46382 19206

36996 40489

29842 371754636645283

10283 24145 17810 822823

45467

Archeologische basisgegevens

Castilielaan-zuidwest18-05-2011

Legenda

WAARNEMINGEN VONDSTMELDINGEN ONDERZOEKEN ONDERZOEKSMELDINGEN HUIZEN TOP10 ((c)TDN) MONUMENTEN archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PROVINCIES PLANGEBIED 0500 m N

Archis2

Castiliëlaan

Ek kers rijt Bli xembosch

Afbeelding 7. Uitsnede uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumentenkaart (AMK). Onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest is met rood aangegeven.

Bron: http://archis2.archis.nl.

(15)

volgende vondsten op: een nederzetting uit de bronstijd, een nederzetting uit de ijzertijd, twee grafheuvels (waarvan één uit de midden- bronstijd dateert en de andere uit een moge- lijk nog oudere periode dateert).15

Op de Archeologische Waardenkaart Eindhoven is te zien dat het onderzoeksge- bied staat gekarteerd als een gebied met een hoge archeologische verwachting (afbeel- ding 8). Het gaat hierbij om attentiegebied 38 (Dekzandrug Castiliëlaan).16 Dit houdt in dat het onderzoeksterrein deel uitmaakt van een dekzandrug die afgedekt is door een esdek, waarop nederzettingen uit de prehisto-

rie, Romeinse tijd en middeleeuwen worden verwacht. Bovendien behoorde het terrein tot het historische buurtschap Hoeven.

Gezien de ligging van het onderzoeksge- bied op de Archeologische Waardenkaart Eindhoven in een gebied met een hoge archeologische verwachting en gezien de resultaten van de archeologische onderzoe- ken die reeds op het naburige terrein hebben plaatsgevonden, werden structuren, sporen en vondsten uit de steentijd, ijzertijd, Romeinse tijd en de late middeleeuwen verwacht.17 Verder werden ook resten van het historisch buurtschap Hoeven verwacht.

15 De Jong en Beumer (in druk); de Jong en Beumer (in voorbereiding).

16 Beleidsplan Archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012, 2008.

17 Arts 2011, 5

Afbeelding 8. Uitsnede uit de topografische kaart van Eindhoven met daarop geprojecteerd twee gebie- den met archeologische waarden. Onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest (blauw omlijnd) bevindt zich binnen attentiegebied 38. Bron: http://www.geogids.info.

SCALE 1 : 28.350

0

500 500 1.000 1.500

METERS

N

38

1

(16)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

(17)

5.1 Doelstelling

Het doel van het inventariserend veldonder- zoek proefsleuven (IVO-proefsleuven) is het in kaart brengen van de archeologische onder- grond in het onderzoeksgebied. Middels het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek is informatie verzameld over de vraag óf en in welke mate het onderzoeksgebied archeolo- gisch waardevol te noemen is. De bedoeling is een beeld te krijgen van de aard en omvang van de eventueel aanwezige archeologische resten, evenals van de mate van conservering en de dateringsperiode van de archeologische sporen en/of vondsten. Aan de hand van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek zal een waardestelling gevormd worden over het belang van onderzoeksgebied Castiliëlaan- zuidwest. Uit deze waardestelling zal blijken of nader archeologisch onderzoek in het onder- zoeksgebied wenselijk dan wel noodzakelijk wordt geacht.

5.2 Vraagstellingen Programma van Eisen

In het Programma van Eisen (PvE) worden de volgende onderzoeksvragen gesteld:18

1 Wat is de omvang van de archeologisch relevante ondergrond in het onderzoeks- gebied?

2 Waaruit bestaan de archeologische sporen en vondsten? Wat is de aard, ouderdom en fysieke kwaliteit ervan?

3 Kunnen er laatmiddeleeuwse erven worden herkend, wat is de indeling van het erf en welke erf elementen kunnen daarin worden onderscheiden?

4 Zijn er sporen van bijgebouwen op het erf aanwezig en wat is de aard, datering en functie van die bijgebouwen?

5 Welke informatie verschaffen eventuele nederzettingssporen uit de ijzertijd en/

of Romeinse tijd over de bewonings- continuïteit in het onderzoeksgebied en de (micro-)regionale betekenis van de vindplaats?

6 Uit welke andere perioden dan de ijzer-

tijd, Romeinse tijd en late middeleeuwen bevinden zich in het onderzoeksgebied nog sporen en vondsten? Wat is de aard van die sporen en vondsten?

7 Zijn er karrensporen of andere aanwijzin- gen van een weg uit de late middeleeu- wen aanwezig en wat is de aard, datering en locatie van de weg?

8 Bevatten de nederzettingen (uit diverse periodes) ook paleo-ecologische resten en wat is de aard en soort van deze resten?

9 Bevinden zich nog meer waterputten in het plangebied en wat is de datering daar- van en hoe zijn deze geconstrueerd?

10 Is er sprake van continuïteit van bewo- ning in het gebied tussen de late middel- eeuwen en de bebouwing van het buurt- schap Hoeven?

5.3 Methoden en uitvoering

5.3.1 Uitvoerenden en betrokkenen

In de periode van 14 t/m 21 maart 2011 heeft het inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven (IVO-proefsleuven) in een deel van het plangebied Castiliëlaan, te Eindhoven plaatsgevonden. Het deelge- bied bevindt zich in het zuidwesten van het plangebied en heeft daarom de projectnaam Castiliëlaan-zuidwest (scholengebied). Het onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van het Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond, in opdracht van de gemeente Eindhoven, sector Projectmanagement.

De wetenschappelijke leiding van het onder- zoek was in handen van Nico Arts, gemeente- lijk archeoloog van Eindhoven. De dagelijkse veldleiding was in handen van Liesbet Van den Bruel (archeoloog). Het veldteam bestond verder uit Chris Durrant (veldtechnicus, gespecialiseerd in metaaldetectie), Laurens Mulkens (fotograaf en veldtechnicus), Eelco Oomen (senior veldtechnicus) en Kristel de Vos (archeoloog). Het veldteam werd regel- matig versterkt door Peter-Jan van Mol, Vickie Hardy en David Hardy, vrijwilligers bij de Archeologische vereniging Kempen- en Peelland en Nico Arts. Het machinale grond-

18 Arts 2011, 5-6.

5 Het inventariserend veldonderzoek

(18)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 9. Aanleg van proefsleuf 7. Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 10. Gemeentelijke archeoloog Nico Arts geeft een rondleiding aan medewerkers van de Sector Projectmanagement van de gemeente Eindhoven (de opdrachtgever). Foto Laurens Mulkens.

(19)

verzet is verricht door Ben van Doren en Ton Luyten (Luyten archeologisch grondwerk, Hapert; Loon- en grondverzetbedrijf Ad van Doren, Best). De logistiek is verzorgd door Liesbet Van den Bruel.

5.3.2 Methoden en technieken

Het inventariserend veldonderzoek is uitge- voerd conform de bepalingen van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In totaal zijn negen proefsleuven aangelegd (afbeelding 7). De lengte van de sleuven varieerde van 160 meter tot 15 meter.

De sleuven waren veelal zes meter breed. In totaal is 4.932 m2van het terrein onderzocht.

Dit is ruim 8% van de totale oppervlakte van het onderzoeksterrein (60.000 m2). De aange- legde sleuven hadden een zuidwest-noordoost oriëntatie.

Bij het aanleggen van de sleuven moest reke- ning worden gehouden met slootjes en enkele bomen die behouden worden. De sleuven zijn daar waar nodig aangepast aan deze belem- meringen. Deze aanpassingen zijn gebeurd in overleg tussen de veldleiding en de senior archeoloog.

De proefsleuven zijn aangelegd met een rups- kraan met een vlakke graafbak. De aanleg van de proefsleuven is uitgevoerd door graaf- machinisten met ervaring in archeologische graafwerkzaamheden. In de proefsleuven is steeds één vlak aangelegd. Het opgravingsvlak in de proefsleuven is aangelegd op het rele- vante spoorniveau.19 De aangelegde vlakken zijn vlakdekkend en systematisch afgezocht met een metaaldetector. Ook de stort afkom- stig uit de aangelegde proefsleuven, evenals de omliggende gebieden, zijn afgezocht met een metaaldetector. Voor aanvang van het onderzoek en na afronding van het onderzoek zijn overzichtsfoto’s van het terrein genomen.

De in het vlak aangetroffen sporen zijn, indien nodig, opgeschaafd en aangekrast, waarna het vlak is getekend. In de meeste proefsleuven zijn steeds twee profielen aange- legd. Het vondstmateriaal is verzameld per spoor en/of stratigrafische laag. Bijzondere vondsten zijn individueel ingemeten.

Vlakvondsten zijn verzameld in vakken van 6 x 5 meter. Na het onderzoek zijn alle proef- sleuven weer dicht gegooid.

5.3.3 Administratie

Tijdens het veldwerk zijn dagrapporten bijge- houden. Van alle aangelegde proefsleuven zijn vlaktekeningen gemaakt (schaal 1:50). De tekenvellen waarop deze vlaktekeningen staan zijn genummerd en geregistreerd op een teke- ningenlijst. Direct na aanleg van iedere sleuf zijn foto’s van het aangelegde vlak gemaakt.

Alle tijdens het veldwerk gemaakte foto’s zijn geregistreerd in een fotolijst. De sporen zijn op de vlaktekeningen genummerd en zijn gedocumenteerd in een sporenlijst. De profie- len die in de proefsleuven zijn aangelegd zijn gefotografeerd en getekend (schaal 1:20).

De hoogtes van de vlakken in de aangelegde proefsleuven zijn opgemeten door middel van een laserwaterpas. Hierbij is steeds om de vijf meter een NAP-hoogte gemeten. Waar moge- lijk zijn ook hoogtes gemeten van het maai- veld rondom de aangelegde proefsleuven. De gemeten vlak- en maaiveldhoogtes zijn tijdens het veldwerk aangegeven op hoogtematenfor- mulieren. Later zijn de omgerekende hoogtes ook op de vlaktekeningen aangegeven.

De tijdens het onderzoek aangemaakte lijsten, evenals de dagrapporten, zijn na afloop van het veldwerk gedigitaliseerd en worden zowel digitaal als analoog bewaard. De gemaakte veldtekeningen zijn gescand en vervolgens gedigitaliseerd door René Bogaerts.

De tijdens het onderzoek aangetroffen vond- sten zijn gedetermineerd door Ben van den Broek en ingevoerd in een Access-database.

De vondsten en de opgravingsdocumentatie (veldtekeningen, documentatiemappen en foto’s) zijn opgeslagen in het depot en het archief van de afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven onder de projectcode EH-CA-10.

5.3.4 Meetsysteem en NAP-punten

De proefsleuven zijn uitgezet door medewer- kers van de afdeling Geo-Informatie van de gemeente Eindhoven. De door de landme- ters uitgezette vaste meetpunten (piketten) zijn door hen voorzien van landelijke X- en Y-coördinaten (afbeelding 12 en tabel 1). In iedere proefsleuf is gebruik gemaakt van een lokaal meetsysteem dat gekoppeld is aan de vaste meetpunten.

Voor het doen van de hoogtemetingen is

19 Dit wil zeggen net onder de onderkant van de bouwvoor/het esdek, op de overgang naar de natuurlijke ondergrond (dekzand).

(20)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 11. Documenteren van een profiel in proefsleuf 7. Foto Laurens Mulkens

Afbeelding 12. Sleuvenkaart met daarop aangegeven de werkputnummers en de vaste meetpunten van het meetsysteem.

Woonzorgcentrum

School HU

IZING ALAAN

CASTILIELAAN

8

7 5

6

1

2

3

4

10

9

11

12

18

17 13

14

16 15 wp8

wp7 wp9

wp6

wp5

wp4

wp3 wp 1

wp 2

Eindhoven Castiliëlaan-zuidwest EH-CA-10

Overzicht proefsleuven en vaste meetpunten

0 100 m

(21)

gebruik gemaakt van een vast NAP-punt. Het gaat hierbij om de bout in het fietspad langs de noordzijde van de Castiliëlaan. De bout heeft een hoogte van 16,88 m+NAP.

5.4 Stratigrafie

In de proefsleuven is steeds één vlak aange- legd. Het opgravingsvlak in de proefsleuven is aangelegd op het relevante spoorniveau, namelijk juist onder de bouwvoor/esdek, in de bovenste laag van het natuurlijke dekzand. De hoogte van het opgravingsvlak varieerde van 15,50 tot 16,30 m+NAP.

Aan de noordwestzijde van elke proefsleuf zijn profielopnames gemaakt, met een onder- linge afstand van ongeveer 50 meter. Op basis van de profielen is een beeld verkregen van het verloop van de bodemopbouw in het onderzochte gebied. De bodem van het terrein is opgebouwd uit een bouwvoor met daaronder meestal een restant van een esdek, met daaronder het dekzand. Het dekzand is plaatselijk vrij lemig. Hier en daar bestaat de ondergrond uit een enigszins venige bodem in plaats van dekzand. Vooral in proefsleuf 6 is de ondergrond verveend (afbeelding 13).

Het grondpakket dat de archeologische onder-

grond afdekt varieert in dikte van 30 tot 90 cm. Op grote delen van het terrein heeft het esdek de archeologische sporen beschermd.

Ter hoogte van proefsleuf 1 en 2 is de archeo- logische ondergrond echter beschadigd door vroegere machinale graafwerkzaamheden. Het esdek is hier verdwenen en de archeologische ondergrond is sterk verstoord.

5.5 Grondsporen: resultaten per proefsleuf

Proefsleuf 1 en 2

De archeologische ondergrond in sleuven 1 en 2 is verstoord door machinale graafwerkzaam- heden. In het vlak waren duidelijk de sporen van een tandenbak aanwezig. In de sleuven zijn geen archeologische sporen aangetroffen.

Proefsleuf 3

In het zuidwestelijke uiteinde van sleuf 3 zijn sporen van de afbraak van een gebouw gevon- den (spoor 3.02). Langs de afbraaksleuf zijn nog sporen zichtbaar van de vermoedelijke fundering van dit gebouw in de vorm van een funderingssleuf (spoor 3.03 en 3.04). Volgens de reconstructie van het historische gehucht

Proefsleufnummer Piketnummer Landelijke X Landelijke Y

1 13 159639.00 389221.32

1 14 159671.30 389240.98

2 16 159671.33 389182.78

2 15 159687.08 389192.74

3 18 159587.50 389128.93

3 17 159663.77 389176.94

4 11 159547.77 389167.01

4 12 159629.14 389215.51

5 10 159530.65 389212.84

5 9 159609.75 389262.20

6 3 159508.40 389260.50

6 4 159595.82 389314.12

7 1 159491.84 389309.37

7 2 159580.94 389362.23

8 5 159608.26 389321.12

8 6 159703.30 389379.87

9 8 159619.81 389269.26

9 7 159721.25 389332.74

Tabel 1. De landelijke coördinaten van de vaste meetpunten.

(22)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

zouden het resten van de historische Hoeve 18 betreffen.20 Hoeve 18 werd gebouwd in 1734 en is afgebroken in 1967. De lindebo- men die aan de voorzijde van de boerderijge- bouwen (Hoeve 18 en 19) stonden, zijn nog steeds aanwezig op het onderzoeksterrein (afbeelding 14).

Verder zijn verscheidene greppels (zeven), kuilen (22) en paalkuilen (38) aangetroffen waarvan het gros deel heeft uitgemaakt van het erf van de historische boerderij. Op basis van het vondstmateriaal kunnen veel van deze sporen namelijk in de 18e-20e eeuw worden gedateerd.

Eén van de greppels (spoor 3.20) wordt langs weerszijden omgeven door een palenrij.

Hieruit kan worden afgeleid dat de greppel naast het afvoeren van water ook een erfafba- kenende of erfindelende functie heeft gehad.

Welke functie de paalkuilen en kuilen uit de nieuwe tijd hebben gehad, moet nader onder- zocht worden.

In de noordoostelijke helft van de sleuf lagen veel langwerpige donkere verkleuringen, de overblijfselen van beddenbouw (ook wel

moestuinbedjes of lange bedjes). Ook deze bedjes hebben toebehoord aan het erf van de hoeve. De bedjes dateren uit de 16e t/m de 19e eeuw volgens het aangetroffen scherven- materiaal.

Ten slotte bevinden zich in de sleuf twee mogelijk prehistorische (bronstijd/ijzertijd) paalkuilen (spoor 3.81 en 3.82).

Proefsleuf 4

Verspreid over proefsleuf 4 zijn zeven grep- pels, zeven kuilen en vier paalkuilen gevon- den.

In vijf van de greppels is dateerbaar materi- aal aangetroffen, aan de hand waarvan drie greppels in de nieuwe tijd kunnen worden gedateerd (spoor 4.01, 4.08 en 4.15) en twee andere greppels in de 16e-17e eeuw (spoor 4.02 en 4.19). Deze greppels hebben deel uitgemaakt van het historische buurtschap Hoeven.

Eén van de kuilen bevat veel baksteenbrokjes en dateert zeer waarschijnlijk uit de nieuwe tijd (spoor 4.10). De paalkuilen kunnen wegens gebrek aan vondstmateriaal niet exact

20 Met dank aan Bauke Hüske voor de reconstructie van de van het gehucht.

Afbeelding 13. Vlakfoto van proefsleuf 6 waarop duidelijk zichtbaar is dat er sprake is van veenvorming in het gebied. Foto Laurens Mulkens.

(23)

gedateerd worden. De kleur van de sporen wijst er echter op dat twee paalkuilen moge- lijk prehistorisch zijn (spoor 4.16 en 4.18).

Proefsleuf 5

Twee van de acht greppels die zich in sleuf 5 bevinden dateren uit de prehistorie of de Romeinse tijd (spoor 5.05 en 5.06). Dit is af te leiden uit het aardewerk uit de greppels. De overige zes greppels bevatten geen vondstma- teriaal. Langs één van de greppels (spoor 5.07) loopt een palenrij, deze greppel heeft een erfafbakenende of erfindelende functie gehad.

Proefsleuf 6

Centraal in proefsleuf 6 zijn twee bijzonder grote kuilen aangetroffen. De vulling van de kuilen bestaat uit lemig en/of humeus zand vermengd met grijze en groene leembrok- ken en duidt op een functie als leemkuil.

Opmerkelijk is dat in de meest westelijke leemkuil fragmenten van een kan van steen- goed uit de late middeleeuwen is aangetroffen (spoor 6.11/13) (afbeelding 15). Deze kuil kan

op grond daarvan in de 14e-15e eeuw worden gedateerd. De vorm van deze kuil lijkt op wat eventueel een waterput zou kunnen zijn, hier dient daarom aanvullend onderzoek te gebeu- ren. De oostelijke leemkuil bevat relatief grote hoeveelheden baksteenfragmenten die een datering in de nieuwe tijd suggereren (spoor 6.14/17).

De aanwezigheid van leemkuilen is niet verwonderlijk aangezien Brabantse leem gebruikt werd voor de baksteenfabricage.

Enkele honderden meters ten noorden van het onderzoeksgebied was zelfs lange tijd een baksteenfabriek gevestigd (Steenfabriek Terra BV). Verspreid over het geologische gebied, dat rijk is aan deze leem, zijn reeds herhaal- delijk leemkuilen aangetroffen. In plangebied Blixembosch bijvoorbeeld, 1 km ten oosten van Castiliëlaan-zuidwest, zijn eveneens enkele leemkuilen gevonden.

Verder bevinden zich vijf greppels in de sleuf, waarvan twee greppels gedateerd kunnen worden aan de hand van aardewerkvondsten.

In één van de greppels is namelijk Zuid- Afbeelding 14. Foto van de locatie waar tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw Hoeve 18 en Hoeve 19 hebben gestaan. De foto is genomen richting het zuidoosten. Op de foto zijn twee rijtjes van telkens drie linden te zien. Elk rijtje bomen vormt een aanknopingspunt voor de locatie van een boerderij, want vlak naast elke hoeve stond een rijtje van drie linden. De oude weg liep tussen de lindebomen. Hoeve 19 stond ten noorden van de weg en Hoeve 18 stond ten zuiden van de weg. Foto Laurens Mulkens.

(24)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 15. Foto van de laatmiddeleeuwse leemkuil (of waterput?) in proefsleuf 6. Foto Laurens Mulkens.

Limburgs aardewerk teruggevonden, waardoor gesteld kan worden dat de greppel uit de volle middeleeuwen dateert (spoor 6.08). Het scher- venmateriaal uit de andere greppel duidt op een datering in de prehistorie of de Romeinse tijd (spoor 6.06).

Vervolgens zijn er zes paalkuilen aangetrof- fen, waarvan één spoor materiaal bevat uit de prehistorie (spoor 6.10). Mogelijk dateren ook twee andere paalkuilen uit de prehistorie (spoor 6.03 en 6.09).

Ten slotte bevindt zich in het zuidwesten van proefsleuf 6 een kuil uit de 18e-19e eeuw (spoor 6.02).

Proefsleuf 7

Over de gehele lengte van proefsleuf 7 zijn drie parallel lopende greppels aangetroffen (spoor 7.03, 7.06 en 7.07). Greppel 7.003 en greppel 7.006 staan op de kadasterkaart (minuutplan) van 1811-1832 als perceels- grenzen aangegeven.21 Dit betekent dat deze greppels in ieder geval in 1832 al bestonden.

Het is echter mogelijk dat de greppels ook

vóór die tijd reeds bestonden, maar vanwege het ontbreken van goed kaartmateriaal uit eerdere perioden is dit moeilijk te achterha- len. In greppel 7.003 is Romeins aardewerk gevonden, maar deze vondst mag beschouwd worden als opspit. Betreffende greppels vorm- den in 1832 de grens tussen de percelen 1082, 1083 en 1085. Deze greppels en percelen waren in 1832 centraal gelegen in het histori- sche buurtschap Hoeven.

Tussen greppel 7.003 en 7.006 bevindt zich een greppel met aan de noordzijde een palen- rij (spoor 7.07). Het roodbakkende aardewerk geborgen uit deze greppel duidt op een date- ring in de nieuwe tijd. Ook hier gaat het om een perceelafbakenende greppel.

In het zuidwestelijke uiteinde van de sleuf zijn drie paalkuilen en één kuil aangetroffen die hoogstwaarschijnlijk uit de prehistorie dateren (spoor 7.02, 7.01, 7.14 en 7.16).

Proefsleuf 8

In het noordoosten van proefsleuf 8 is een structuur aangetroffen die dateert uit de

21 Son en Breugel, Noord-Brabant, sectie A, blad 03, 1811-1832 (minuutplan).

(25)

Proefsleuf 9

In totaal bevinden zich zeven greppels in proefsleuf 9. Enkele van de aangetroffen greppels vallen samen met de aangegeven perceelsgrenzen op de historisch-topografische kaart van 1900 (spoor 9.02, 9.010 en 9.015).22 Aan de hand van de keramiekvondsten in de greppels kan echter gesteld worden dat grep- pels 9.02 en 9.15 reeds uit de 15e-16e eeuw dateren. Volgens de kaart van 1900 lijken de greppels eveneens deel uit te maken van buurtschap Hoeven.

Verder zijn er twee kuilen en 19 paalkuilen in sleuf 9 gevonden, waarvan vermoedelijk enkele sporen uit de prehistorie dateren (9.01, 9.07, 9.29 t/m 9.34).

Afbeelding 16. Foto van de zespalige spieker daterend uit de prehistorie (proefsleuf 8). Foto Liesbet Van den Bruel.

prehistorie (spoor 8.25 t/m 8.30). De structuur betreft een zespalige spieker (graanschuur) die noordwest-zuidoost georiënteerd is. De paalsporen vormen een rechthoekig grond- plan van 3 bij 3,5 meter. De paalsporen liggen 1,5 meter uit elkaar. De sporen hebben een gemiddelde diameter van 40 centimeter. In de paalkuil die de oosthoek van de structuur vormt (spoor 3.29), is een grote hoeveelheid prehistorisch aardewerk aangetroffen.

Verder bevinden zich nog eens zes andere paalkuilen daterend uit de prehistorie in de sleuf, maar op dit moment is het nog niet duidelijk of ze een structuur vormen (spoor 8.23, 8.03, 8.16, 8.19, 8.21 en 8.22). Nader onderzoek is daarom noodzakelijk.

Van de zeven greppels aangetroffen in sleuf 8 kan één greppel op grond van vondstmateri- aal gedateerd worden in de prehistorie (spoor 8.04).

Ten slotte bevinden zich twee vermoedelijk prehistorische kuilen in sleuf 8 (spoor 8.10 en 8.42).

22 Bron: Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie

(26)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Afbeelding 17. De verdeling van het vondstmateriaal in categorieën.

5.6 Vondsten

Gedurende het proefsleuvenonderzoek zijn in het onderzoeksgebied in totaal 147 vondsten verzameld. De vondsten zijn te verdelen in een aantal categorieën: keramiek, glas, bouw- keramiek, metaal, natuursteen en bot (afbeel- ding 17).

5.6.1 Keramiek

Tijdens het onderzoek zijn relatief veel kera- miekscherven aangetroffen. Het merendeel van de aangetroffen scherven is verzameld uit archeologische sporen, slechts enkele scherven zijn geborgen uit de bovengrond. De keramiekvondsten bestaan uit 83 aardewerk- scherven, 14 steengoedfragmenten en 1 frag- ment pijpaarde van een tabakspijp.

De aangetroffen aardewerksoorten betref- fen prehistorisch, Romeins, Zuid-Limburgs, Elmpter, grijsgedraaid, roodbakkend, witbak- kend en industrieel wit aardewerk. Het aarde- werk dateert uit de prehistorie (vermoedelijk ijzertijd), Romeinse tijd, volle middeleeuwen, late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Vaak is een exacte datering van het aardewerk niet mogelijk gebleken, omwille van het ontbreken van voldoende rand- en bodemscherven en het ontbreken van voldoende structuren waar- mee het aardewerk in verband kan worden gebracht.

Een groot deel van de aardewerkscherven (40 in totaal) betreft prehistorisch handgevormd aardewerk.23

Enkele grote aardewerkfragmenten, aangetrof- fen in een paalkuil in sleuf 6 (spoor 6.10), betreffen één randscherf en twee wandscher- ven van een pot (afbeelding 18). De buiten- kant van de scherven is oranje-crèmekleurig, de kern is zeer donkerbruin. De scherven zijn bovendien besmeten.24 De fragmenten date- ren uit de ijzertijd.

In de hoekpaal van een zespalige spieker in sleuf 8 zijn in totaal 25 scherven gevonden (spoor 8.29). Het gaat om 20 wandfragmen- ten, twee randfragmenten en twee bodem- fragmenten (afbeelding 19). Al de fragmenten

hebben deel uitgemaakt van dezelfde pot.

Het baksel van de scherven is oranjebruin tot donkerbruin en het is gemagerd met ronde kwartskorreltjes. De scherven hebben een gladde wand en zijn soms gepolijst. Deze potscherven dateren uit de ijzertijd.

Tijdens het onderzoek zijn twee Romeinse scherven gevonden. Eén van de twee Romeinse scherven is verzameld uit een 19e-eeuwse perceelsgreppel en mag beschouwd worden als opspit. Het betreft een randfragment van een kom gemaakt van Belgische waar (afbeelding 20).25 Belgische waar is fijne tafelwaar die ofwel oxiderend (terra rubra) ofwel reducerend (terra nigra) gebakken is. In dit geval is de scherf reduce- rend gebakken en betreft het terra nigra. De kern van de scherf is grijs, naar de oppervlakte toe is de kern crèmekleurig, de buitenkant van de scherf is blauwgrijs. De scherf is gema- gerd met kwarts (zand). Volgens Deru is terra nigra te dateren vanaf het laatste kwart van de 1e eeuw voor Chr. en houdt de produc- tie op rond het midden van de 2e eeuw na Chr.26 Volgens Huyghe mag de chronologi- sche afbakening van deze waar echter niet plots worden afgebroken, gezien het geringe

23 Sommige aardewerkfragmenten betreffen mogelijk inheems Romeinse scherven.

24 ‘Besmeten’ is een term om een manier van afwerken aan te duiden. Voor het bakken van de kleien pot werden er klodders natte, dunne klei(pap) op aangebracht. Dit geeft na het bakken een

‘besmeten’ effect.

25 Hiddink 2010, 75, nr. 52a.

26 Deru 1996, 19.

(27)

onderscheid (zowel macro- als microscopisch) tussen 1e- en 3e-eeuwse terra nigra.27 De herkomst van deze terra nigra is waarschijn- lijk Gallo-Belgisch (Noord-Gallisch).

In één van de moestuinbedjes in sleuf 3

(spoor 3.65) is een gedraaide wandscherf gevonden die hoogstwaarschijnlijk uit de Romeinse tijd dateert. De scherf heeft een grijs baksel en is gemagerd met kwarts en mica (glimmer). De scherf zal als opspit in het moestuinbedje terecht zijn gekomen.

In totaal zijn vier middeleeuwse aardewerk- fragmenten verzameld. Drie van de vier scher- ven zijn gevonden in de bovengrond tijdens de aanleg van het vlak van proefsleuf 8. Het betreffen één Zuid-Limburgse wandscherf (1050-1225),28 één Elmpter wandscherf (12e- 14e eeuw),29 een grijsgedraaide randscherf en een grijsgedraaide wandscherf (14e-15e eeuw).30

Eén fragment Zuid-Limburgs aardewerk is teruggevonden in een greppel in sleuf 6 (spoor 6.08). Het fragment betreft een wand- scherf daterend uit 1050-1225. Het baksel is grijs tot zeer lichtgrijs van kleur en de mage- ring bestaat uit een typische grove kwartsma- gering.

Het aardewerk uit de nieuwe tijd betreft 21 roodbakkende scherven met loodglazuur (kommen, vergiet, kan), vijf roodbakkende scherven met slibversiering (bord, kom), drie

27 Huyghe 2003, 302.

28 Bruijn 1962/63; Bruijn 1964.

29 Bartels 1999a, 97.

30 Bartels 1999a, 93.

Afbeelding 18. Prehistorische aardewerkscherven verzameld uit een paalkuil in proefsleuf 6 (spoor 6.10). Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 19. Selectie van de prehistorische potscherven verzameld uit de hoekpaal (spoor 8.29) van een zespalige spieker. Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 20. Romeinse scherf geborgen uit een greppel (spoor 7.03). Tekening Nico Arts.

(28)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

31 Krauwer en Snieder 1994, 88, nr. A24.

witbakkende scherven (papkom?) en twee industrieel witte scherven (bord).

Het steengoed kan onderverdeeld worden in Siegburg, Langerwehe, Raeren en overig steen- goed. De steengoedscherven dateren uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

Een mooie vondst is de gefragmenteerde Langerwehe steengoed kan die gevonden is in een leemkuil (waterput?) in proefsleuf 6 (spoor 6.11). De bodem van de kan is voor- zien van een uitgeknepen standring. De scher- ven zijn bedekt met een dun zoutglazuur.

Op de schouder van de kan bevindt zich een radstempelversiering (afbeelding 21).

De Langerwehe kan dateert uit de 14e-15e eeuw.31

5.6.2 Metaal

De metaalvondsten bestaan onder andere uit zes munten, een gespje, een hoefijzer en een kogelhuls.

Twee munten dateren uit 1878. Ze hebben een diameter van 19 mm. Op de voor- zijde staat het omschrift “Koninkrijk der Nederlanden” en is er een klimmende leeuw naar links afgebeeld.

Twee andere munten betreffen koperen duiten met een diameter van 21 mm (afbeelding 22 en 23). De oudste van de twee dateert uit 1766. Op de ene zijde van deze munt wordt een wapenschild afgebeeld en een onleesbaar omschrift, op de andere zijde staat de plaats- naam “D GELRIÆ” en het jaartal “1766”.

Het opschrift duidt op de naam van de herkomst van de munt en het jaar waarin de munt vervaardigd is, in dit geval is de munt gemaakt in Hertogdom Gelre (Gelderland) in het jaar 1766. Op de andere duit staat even- eens een wapenschild afgebeeld op de ene zijde en “OVERIJSSEL” en het jaartal “1767”

op de andere zijde.

Alle munten zijn geborgen uit de bovengrond bij de aanleg van de sleuven.

Afbeelding 21. Gefragmenteerde Langerwehe steengoed kan afkomstig uit een leemkuil (spoor 6.11). De kan dateert uit de 14e-15e eeuw. Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 22. Koperen duit vervaardigd in 1766 in D Gelriæ (Hertogdom Gelre). Foto Laurens Mulkens.

Afbeelding 23. Koperen duit vervaardigd in 1767 in Overijssel. Foto Laurens Mulkens.

(29)

5.6.3 Natuursteen

Verspreid over het opgravingsterrein zijn drie vuurstenen klingen gevonden.32 Eén van de klingen is verzameld uit een greppel in sleuf 8 (spoor 8.11). De kling meet 42x15x6 mm. Een andere kling is aangetroffen in een verstoring in sleuf 2 (spoor 2.1). Deze kling is gedeeltelijk afgebroken en heeft een afme- ting van 29x15x5 mm. Deze klingen dateren vermoedelijk uit het mesolithicum (midden-

steentijd). De derde kling betreft een vlak- vondst aangetroffen bij de aanleg van het vlak van proefsleuf 3. Deze kling is gemaakt van Wommersomkwartsiet en dateert met zeker- heid uit het mesolithicum. De afmetingen van deze kling bedragen 49x17x8 mm.

Een opmerkelijke vondst is verzameld uit een greppel in proefsleuf 4 (spoor 4.07). Het betreft een slijpsteen vervaardigd van zand- steen. De afmetingen van de slijpsteen bedra- gen 110x28x24 mm. Op het oppervlak van het voorwerp zijn duidelijk gebruikssporen aanwezig. De datering is onbekend.

Ten slotte is bij de aanleg van een profiel in sleuf 4 in de bovengrond een fragment van een kalkstenen voorwerp aangetroffen. Het voorwerp heeft een zachte, gladde wand en is wit van kleur (afbeelding 24). Vermoedelijk gaat het om een imitatie kippenei dat door de bewoners van het historische buurt- schap Hoeven gebruikt is om hun kippen te stimuleren de eieren in het legnest te leggen.

Dergelijke voorwerpen worden ook wel kalkei, fopei of nestei genoemd. Bij het wegnemen van de verse eieren laat men het kalkei liggen in het nest ter bevordering van de leg.

32 Vuursteenfragmenten die minstens twee keer zo lang als breed zijn, worden klingen genoemd.

Afbeelding 24. Fragment van een (vermoedelijk) imitatie kippenei gemaakt van kalksteen (kalkei).

Foto Laurens Mulkens.

(30)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

(31)

6.1 Conclusie

Doel van het archeologisch inventariserend veldonderzoek was de archeologische onder- grond van het onderzoeksgebied in kaart te brengen. In totaal zijn tijdens het onderzoek negen proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 4932 m2. Door middel van het aanleggen van proefsleuven kan inzicht verkregen worden in de aard, omvang, kwali- teit en verloop van eventueel aanwezige archeologische sporen en sporenclusters en daardoor ook in de archeologische waarde van het onderzoeksgebied.

Tijdens het onderzoek zijn relatief veel archeo- logische sporen aangetroffen. Bovendien voldoen de aangetroffen sporen geheel aan de archeologische verwachtingen van het gebied.

Zo zijn er verscheidene kuilen, paalkuilen en greppels gevonden die dateren uit de prehisto- rie en/of de Romeinse tijd. In het noordoosten van het gebied is zelfs een structuur herkend, met name een zespalige spieker daterend uit de prehistorie. Verder is een greppel uit de volle middeleeuwen en een leemkuil (water- put?) uit de late middeleeuwen aangetroffen.

Deze resultaten sluiten aan op de prehisto- rische en middeleeuwse nederzettingsporen die blootgelegd zijn bij het onderzoek uitge- voerd in 2004 en 2005, op het terrein van de Orangerie.

Ten slotte zijn er verschillende sporen van het historische buurtschap Hoeven terug- gevonden. Het gaat hierbij om een gedeelte van een afbraaksleuf en funderingssleuf van (vermoedelijk) de historische Hoeve 18. Ook zijn er greppels, kuilen, paalkuilen en bedden- bouw aangetroffen op de plaats waar de erven van Hoeve 18 en 19 zich hebben bevonden.

Verspreid over het terrein zijn perceelsgreppels gevonden die deel hebben uitgemaakt van het buurtschap Hoeven.

Behalve het relatief grote aantal sporen zijn er tijdens het proefsleuvenonderzoek eveneens betrekkelijk veel archeologische vondsten aangetroffen. Bovendien zijn de vondsten voornamelijk in de context van archeologi- sche sporen gevonden. De vondsten betreffen onder andere vuurstenen klingen uit de steen- tijd, prehistorisch aardewerk, Romeins aarde- werk, middeleeuws aardewerk en steengoed, keramiek uit de nieuwe tijd, natuurstenen voorwerpen en metalen objecten.

De profielopnames in de sleuven hebben aangetoond dat de archeologische ondergrond van het terrein grotendeels intact is, mede dankzij het esdek zijn ook de oudere sporen goed bewaard gebleven. Alleen het zuidoos- telijke deel van het gebied, ter hoogte van proefsleuf 1 en 2, is verstoord door machinale graafwerkzaamheden. In sleuf 1 en 2 zijn geen archeologische sporen aangetroffen.

6.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen

1 Wat is de omvang van de archeologisch relevante ondergrond in het onderzoeksge- bied?

De archeologisch relevante ondergrond beslaat ongeveer driekwart van het onder- zoeksgebied. Het betreft zowel overblijf- selen van het verdwenen buurtschap Hoeven, nederzettingssporen uit de ijzer- tijd/Romeinse tijd als leemkuilen uit de late middeleeuwen en moderne tijd.

2 Waaruit bestaan de archeologische sporen en vondsten? Wat is de aard, ouderdom en fysieke kwaliteit ervan?

Tijdens het onderzoek zijn kuilen, paal- kuilen, greppels en een spieker daterend uit de prehistorie en/of Romeinse tijd aangetroffen. Verder bevinden zich op het terrein ook middeleeuwse sporen, het gaat hierbij om een greppel uit de volle middel- eeuwen en een laatmiddeleeuwse leemkuil.

Ten slotte zijn ook verschillende sporen uit de nieuwe tijd gevonden, waarvan het merendeel tot het historische buurtschap Hoeven behoort, met name een leemkuil, (perceels)greppels, paalkuilen, kuilen, beddenbouw en resten van een histo- risch boerderijgebouw (funderingssleuf en afbraaksleuf).

3 Kunnen er laatmiddeleeuwse erven worden herkend, wat is de indeling van het erf en welke erf elementen kunnen daarin worden onderscheiden?

Wat betreft erf elementen uit de late middeleeuwen zijn er twee greppels aange- troffen in proefsleuf 9 die op grond van het vondstmateriaal in de 15e-16e eeuw

6 Conclusie

(32)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

kunnen worden gedateerd. Hoewel de greppels in principe een erfafbakening zijn, zijn er verder geen overblijfselen van een erf of nederzettingssporen aangetrof- fen. Een laatmiddeleeuws erf is dus niet als zodanig herkend.

4 Zijn er sporen van bijgebouwen op het erf aanwezig en wat is de aard, datering en functie van die bijgebouwen?

Deze vraag kan op grond van de resultaten uit het proefsleuvenonderzoek niet worden beantwoord.

5 Welke informatie verschaffen eventuele nederzettingssporen uit de ijzertijd en/of Romeinse tijd over de bewonings-

continuïteit in het onderzoeksgebied en de (micro-)regionale betekenis van de vind- plaats?

Op het onderzoeksterrein bevinden zich nederzettingssporen uit de prehistorie (vermoedelijk ijzertijd) en Romeinse tijd.

Op basis van de resultaten van alleen het proefsleuvenonderzoek kan deze vraag niet beantwoord worden.

6 Uit welke andere perioden dan de ijzer- tijd, Romeinse tijd en late middeleeuwen bevinden zich in het onderzoeksgebied nog sporen en vondsten? Wat is de aard van die sporen en vondsten?

Verspreid over het opgravingsterrein zijn drie vuurstenen klingen gevonden date- rend uit de steentijd. Deze duiden erop dat er hier mensen aanwezig zijn geweest in de steentijd.

In de proefsleuven bevinden zich verschil- lende sporen en vondsten uit de nieuwe tijd. Het merendeel van deze sporen en vondsten zijn resten van het historische buurtschap Hoeven. Verspreid over het terrein zijn greppels gevonden die in de 18e en 19e eeuw de grenzen vormden tussen de percelen van het buurtschap Hoeven. In het zuidwesten van het terrein zijn overblijfselen gevonden van één van de historisch boerderijgebouwen. Het gaat hierbij om een gedeelte van een uitbraak- sleuf en funderingssleuf. Ter hoogte van de erven van de historische hoeves zijn grep- pels, kuilen, paalkuilen en beddenbouw aangetroffen. Welke functie de paalkui- len en kuilen hebben gehad, moet nader onderzocht worden.

7 Zijn er karrensporen of andere aanwijzin- gen van een weg uit de late middeleeuwen aanwezig en wat is de aard, datering en locatie van de weg?

Tijdens het onderzoek zijn geen karrenspo- ren of andere aanwijzingen van een laat- middeleeuwse weg gevonden.

Volgens de historisch-topografische kaart van 1900 bevond er zich een weg tussen de twee hoeves gelegen in het zuidwes- ten van het onderzoeksgebied. Tijdens het huidige onderzoek zijn ook hier geen resten van aangetroffen. Een vervolgonder- zoek kan hierover meer informatie opleve- ren.

8 Bevatten de nederzettingen (uit diverse periodes) ook paleo-ecologische resten en wat is de aard en soort van deze resten?

Tot dusver zijn er geen verkoolde of water- verzadigde contexten aangetroffen waarin paleo-ecologische resten bewaard zouden kunnen zijn. Wanneer bij een vervolg- onderzoek zou vastgesteld worden dat de laatmiddeleeuwse leemkuil in feite een waterput betreft, dienen alsnog paleo- ecologische resten verzameld te worden.

9 Bevinden zich nog meer waterputten in het plangebied en wat is de datering daar- van en hoe zijn deze geconstrueerd?

In het onderzoeksgebied zijn geen water- putten aangetroffen. Er bestaat echter een kleine kans dat de laatmiddeleeuwse leem- kuil in werkelijkheid een waterput betreft.

Dit zou nader onderzocht moeten worden tijdens een vervolgonderzoek. Bovendien is het welhaast zeker dat op het terrein van het buurtschap Hoeven zich nog enkele waterputten in de bodem bevinden.

10 Is er sprake van continuïteit van bewoning in het gebied tussen de late middeleeu- wen en de bebouwing van het buurtschap Hoeven?

Op het onderzoeksterrein zijn op enkele plaatsen sporen gevonden uit de vroege nieuwe tijd. Deze sporen betreffen twee greppels daterend uit de 15e-16e eeuw (proefsleuf 9) en twee greppels daterend uit de 16e-17e eeuw (proefsleuf 4). In proefsleuf 3 is een kuil aangetroffen die uit de 17e eeuw dateert en in dezelfde sleuf bevinden zich moestuinbedjes die reeds in de 16e eeuw voor het eerst in gebruik zijn genomen.

(33)

33 KNA versie 3.2, bijlage IV: het waarderen van vindplaatsen (www.sikb.nl).

Deze sporen wijzen erop dat de eigenlijke bewoning van het buurtschap Hoeven op het onderzoeksterrein waarschijnlijk al in de 16e eeuw is begonnen. De akkers op de rest van het terrein zijn zelfs al ietsje eerder in gebruik genomen, namelijk in de 15e-16e eeuw. De historische gegevens over het buurtschap gaan echter terug tot in de 14e eeuw.

Echte laatmiddeleeuwse bewoningsspo- ren in de vorm van gebouwen of andere erfelementen zijn op het huidige onder- zoeksterrein niet aangetroffen (de enige laatmiddeleeuwse sporen zijn een leemkuil en greppels).

In het onderzoeksgebied van 2004/2005, ten oosten van proefsleuf 8 en 9, is wel een laatmiddeleeuws boerderijerf aangetroffen bestaande uit een hoofdgebouw, ten minste drie bijgebouwen (spiekers), een waterput en een verkavelingsysteem (greppels) uit de 12e t/m de 16e eeuw.

Op grond van de resultaten van beide onder- zoeken kan geconcludeerd worden dat het gebied tussen de late middeleeuwen en de

bebouwing van het buurtschap Hoeven continu bewoond is geweest. De boerderij- erven hebben zich echter wel verplaatst. Na de late middeleeuwen is het erf ten noorden van de Orangerie verlaten en blijkt men in het zuidwesten van het gebied, op de plaats van de later historische hoeves, te zijn gaan wonen.

6.3 Waardering

Methode van waardering

De resultaten van het onderzoek Castiliëlaan- zuidwest zijn gewaardeerd volgens de KNA en de waarderingseisen van de provincie Noord-Brabant. De waardering heeft geleid tot onderstaande waardestelling.

Bij het opstellen van een waardestelling van een onderzocht gebied, conform de KNA, worden verschillende waarden in acht geno- men. Het gaat hierbij om de beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit van het onderzochte gebied. Op basis van verschil- lende criteria wordt aan ieder van deze drie waarden een score toegekend. Deze score varieert van hoog (3) of midden (2) tot laag (1).33

Waarden Criteria Scores

Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord

Herinneringswaarde Wordt niet gescoord

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 (hoog)

Conservering 3 (hoog)

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 (midden)

Informatiewaarde 2 (midden)

Ensemblewaarde 3 (hoog)

Representativiteit niet van toepassing

Tabel 2. Waardering van onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest volgens de KNA, versie 3.2 en de waarderingseisen van de provincie Noord-Brabant.

Onderzoeksgebied Castiliëlaan-zuidwest

(34)

Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 71

Onderbouwing waardering

De belevingswaarde

Aangezien in het onderzoeksgebied geen zichtbaar monument aanwezig is, worden deze criteria niet gescoord.

De fysieke kwaliteit

De archeologische sporen zijn intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig. De sporen zijn niet verstoord door bijvoorbeeld ploegsporen en ook de fysieke omgeving is stabiel. De stratigrafie is grotendeels intact.

Door het verploegen van het land is een deel van het oorspronkelijke esdek vervaagd, maar toch resteert er nog genoeg van het esdek om de sporen eeuwenlang te hebben beschermd en geconserveerd. Daarom scoort het gebied hoog op gaafheid.

Het archeologisch vondstmateriaal is eveneens goed geconserveerd. Zelfs broze materie, zoals het prehistorisch aardewerk, is in uitstekende conditie. Daarom scoort het gebied hoog op conservering.

De inhoudelijke kwaliteit

De archeologische sporen en vondsten in het onderzoeksgebied zijn vrij zeldzaam omdat er in de gemeente Eindhoven niet zo veel verge- lijkbare vindplaatsen uit dezelfde periodes bewaard zijn gebleven die in een vergelijkbare of betere conditie verkeren. Dit geldt zowel voor de prehistorische/Romeinse nederzet- tingssporen als voor de nederzettingssporen beginnend vanaf de volle middeleeuwen t/m de nieuwe tijd. Vooral de bewonings- continuïteit die plaats heeft gevonden op het terrein is bijzonder. Dit laatste maakt dat de ensemblewaarde van de archeologische context hoog scoort. Het feit dat er meerdere periodes aanwezig zijn maakt het mogelijk om de ontwikkeling te bestuderen. Bovendien kunnen de vindplaatsen uit de nabije omge- ving, zoals de omvangrijke nederzetting uit de bronstijd op Ekkersrijt en de nederzettings- sporen uit de ijzertijd en middeleeuwen op Blixembosch, samen met de resultaten van het onderzoek aan de Castiliëlaan (prehisto- rie/Romeinse tijd en middeleeuwen/nieuwe tijd) een beeld schetsen van de eeuwenlange bewoningsgeschiedenis van deze microregio.

6.4 Aanbeveling

Op grond van de resultaten van het archeo- logisch inventariserend veldonderzoek wordt voor het onderzoeksgebied Castiliëlaan- zuidwest een archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Dit vervolgonderzoek zal moeten bestaan uit het vlakdekkend onderzoek van ongeveer driekwart van het gehele onder- zoeksgebied (afbeelding 25).

Het doen van een opgraving biedt een eenma- lige kans om de bewoningsgeschiedenis van het gebied in kaart te brengen. Deze geschie- denis strekt zich uit van de prehistorie tot en met de 20e eeuw. Bovendien kan voorgesteld onderzoek wetenschappelijke informatie ople- veren over de bewoningsgeschiedenis van de regio in het algemeen en die van de relatie tussen stad en platteland in het bijzonder.

Met name de mogelijkheid om het bodemar- chief van een (vrijwel) kompleet buurtschap inclusief erven op te graven is bijzonder.

Dergelijk onderzoek heeft in Nederland nog niet eerder plaatsgevonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eindexamen havo aardrijkskunde 2013-I havovwo.nl havovwo.nl examen-cd.nl bron 2 Universiteiten in Nederland Universiteit Rijksuniversiteit Groningen Universiteit

In our study of elderly hip fracture patients with a 9.8% LTFU rate, participants with an ethnicity other than White, enrolled from a hospital not located in Europe, and treated

We obtained evidence that absence of plasma loss of the primary EGFR mutation, isolated plasma p.T790M loss after six weeks, baseline concomitant TP53 mutations, and erlotinib C

[r]

Er wordt gevraagd naar een totaal plan, naar inzicht wat nu precies de dekkingsproblematiek mobiele telecommunicatie op dit moment in de kern Bergen en in de gemeente is, welke

Agendapunt 4: Voorstel betreft het vaststellen van het definitieve bestemmingsplan Watertorengebied inclusief nota van zienswijzen en de bijbehorende begrotingswijziging..

ontziemaatregelen voor ouderen en zijn die inmiddels niet meer te betalen." Als werkgever en werknemer het eens zijn over demotie, wordt in 65 procent van de gevallen

Onlangs ontvingen wij een brief van bewoners waarin zij hun zorgen uit spreken over de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid door de uitstoot van Icopal.. Dat bewoners er