• No results found

Overige bronnen

Bijlage 20. Grindwinning onderzoeksgebied

G

edurende het onderzoek kwam kleinschalige exploitatie in de vorm van grindwinning aan het licht. Tot in de twintigste eeuw werd op een kleine schaal naar zand en grind gegraven. In de twintigste eeuw ontstond deze winning ook op een grote schaal, dit wil zeggen kuilen van tientallen meters diep.Het grind werd gebruikt als bouwmateriaal, maar bijvoorbeeld ook om erven en paden te verharden. In de lagere gebieden kunnen deze kuilen een plas worden, maar in de hoger gelegen gebieden blijven dit vaak depressies.395 Van het laatstgenoemde is in het onderzoeksgebied ook sprake. Dit bos herbergt namelijk een rechthoekige depressie van 28 bij 12 meter, met een diepte die varieert tussen de 80 en 150 cm (figuur 76). In en nabij de kuilen is veel grof grind met een doorsnee van maximaal 10 cm aanwezig (figuur 77). Daarnaast is ook 10 meter ten westen van deze depressie een boring gezet en werd op 20 cm onder het maaiveld een grindbank aangetroffen. De grindkuil is gesitueerd in een uitgestoven laagte. In deze laagte is een zogenaamde keienvloertje ontstaan; al het fijnere zand is in de loop der tijd tussen de grovere delen weggeblazen.396 Dit blijkt ook in de directe omgeving van de grindkuil het geval te zijn geweest.

Figuur 76. Foto van de grindkuil. Het rood-witte lint markeert de depressie. Rechtsboven is op een inzetje de depressie op een hoogtekaart zichtbaar. De foto is op het westen georiënteerd.

Om meerdere redenen betreft het hier een grindkuil uit begin twintigste eeuw. Allereerst kon uitgesloten worden dat hier om een recente afgraving van na 1970 ging. Diverse medewerkers wisten namelijk te vertellen dat in ieder geval na 1970 geen opgraving op deze locatie was

geweest.397 Daarnaast bleek dat het grind uit deze kuil waarschijnlijk ook niet was gebruikt voor de aanleg en het onderhoud van een vroegere grindweg die ten zuiden van het onderzoeksgebied was gelegen. Het betrof hier de huidige Jonkheer Dr. C.J. Sandbergweg.Deze grindweg werd in 1859

395 Neefjes 2018, 60.

396 Lensink & Schotman 1984, 13.

137 aangelegd, in 1931 geasfalteerd en elke gemeente had een deel van deze weg in onderhoud.398 Uit onder andere een aanbesteding op 27 november 1863 bleek namelijk dat het grind vanaf de Ullerberg, een grootschalige grindwinningsplaats ten zuiden van het onderzoeksgebied, werd

aangevoerd.399 Kortom het grind werd hiervoor waarschijnlijk niet uit het onderzoeksgebied gehaald.

Figuur 77. Foto van aangetroffen grind in de grindkuil.

Maar waar is deze grindkuil dan aan te koppelen? Het is hoogst waarschijnlijk voor de aanleg en het onderhoud voor de toegangslaan naar de villa van landgoed Het Roode Koper gebruikt. Nadat Johan Paul Graaf van Limburg Stirum het landgoed in 1911 kocht, heeft hij namelijk kort daarna een grindweg naar de villa aangelegd.400 Het onderhoud van deze oprijlaan werd voor de helft door Natuurmonumenten en voor de helft door de graaf betaald.401 Heel opvallend is dat op een kaart uit 1918 een pad verschijnt dat precies naar deze grindkuil loopt (figuur 78). Dit pad stond in 1918 voor het eerst op de kaart en was al in 1932 verdwenen. Parallel hieraan is in 1918 zichtbaar dat ze al bezig zijn met aanleg van de toegangsweg, aangezien een deel van deze grindweg reeds afgebeeld is (figuur 78). Ergens tussen 1911 en 1918 moet dus wel met de aanleg van deze weg zijn begonnen. Ten slotte is het logistiek gezien gemakkelijk om vanaf de grindkuil over een korte afstand het grind via paard en wagen naar deze toegangsweg te brengen. Kortom om meerdere redenen lijkt de grindkuil voor de aanleg van een toegangsweg naar landhuis Het Roode Koper te zijn gebruikt.

398 Feenstra 1982, 49.

399 Overveluwsch Weekblad, 1867-11-16; p. 3.

400 Feenstra 1982, 111.

138 Figuur 78. Fragment Bonneblad 1918. Hierop is een pad zichtbaar dat precies naar de grindkuil loopt. Daarnaast is reeds een deel van de toegangsweg (rode pijl) naar het landhuis van landgoed Het Roode Koper aangelegd.

Naast de grindkuil, zijn aan de noordwestkant van het onderzoeksgebied een concentratie van greppels met een wisselende oriëntatie aanwezig. (figuur 79). Deze greppels zijn ongeveer 70 cm diep, 80 cm breed en maximaal 55 meter lang. De precieze functie van deze greppels blijft tot op heden onbekend. Wel is een poging ondernomen om een hypothese op te stellen. Allereerst is over de datering iets bekend. Op deze locatie liggen namelijk diverse minder diepe bezandingsgreppels. Aangezien ter plekke zichtbaar was dat de greppels (zonder bekende functie), in een later stadium over de bezandingsgreppels waren gelegd, kon een relatieve datering (terminus post quem) plaatsvinden. Middels de kiemjaarklassenkaart kon de datering van de bezandingsgreppels achterhaald worden. Hieruit bleek dat de bezandingsgreppels voor de aanplant van grove den in 1905 waren aangelegd. Daarmee was dus duidelijk dat de concentratie greppels in ieder geval uit de periode na 1905 stamt.402

De hypothese is dat deze greppels mogelijk een relatie met grindwinning hebben. Bij Harskamp waren vergelijkbare voorbeelden van deze greppels aanwezig en bleken het drainage-sloten te zijn.403 Echter, hier lijkt dit niet het geval te zijn, aangezien nergens op afgewaterd kon worden. Om meerdere redenen was daarom de hypothese dat deze greppels zijn aangelegd om te controleren of op deze locatie grind lag. Grindwinning vond in en nabij het onderzoeksgebied plaats. Zo zijn er in Leuvenhorst, een ander deelgebied van de Leuvenumse Bossen, diverse grindkuilen aanwezig. Daarnaast zijn in de periode na 1905 een aantal beweegredenen voor de aanleg van deze proefgreppels gevonden. Zo gaf Natuurmonumenten op 10 oktober 1931 aan Rijwielpaden en

402 Bijlsma et al 2010. Kiemjaarklassenkaart Vierde bosstatistiek.

139 wegenvereniging de Noord-Veluwe toestemming om grind af te graven in het Leuvenumse Bos. Dit was voor de aanleg van een rijwielpad naast de Brandsweg, een weg die ten oosten van het

Leuvenumse Bos lag.404 Daarnaast werd in 1935 de weg naar het Roode Koper opgemaakt. Hier had opzichter Meijerink onder andere 6 kubieke meter grint voor nodig.405

Om een grindrijke locatie voor de bovenstaande beweegredenen te vinden, was het van belang om diverse proefgreppels te graven. Voor deze greppels was geen vaste oriëntatie vereist en om de trefkans op grind te vergroten, was het noodzakelijk om verspreid over het perceel diverse greppels aan te leggen. Dit laatste is ook allemaal ter plekke zichtbaar (figuur 79). Echter, tijdens het

veldonderzoek bleek al dat hier geen grindbank aanwezig was. Dit verklaart dan ook het grote aantal greppels hier. Wanneer al snel een grindbank was aangetroffen, zouden maar enkele greppels aanwezig zijn en moest bovendien een grindkuil zichtbaar zijn. Dit is hier eveneens niet het geval. Waarom zijn specifiek op deze locatie greppels aangelegd? Naast het grote aantal bospaden rond 1930, dat logistiek gezien handig is, lagen de greppels ook in een uitgestoven laagte.406 Kortom het grind bevindt zich hier vaak dichter aan het oppervlak dan bijvoorbeeld bij een fort en bij het aantreffen van grind zou het eveneens gemakkelijk getransporteerd kunnen worden.

Figuur 79. Concentratie proefgreppels zonder vaste oriëntatie op de hoogtekaart. Onder de proefgreppels zijn oost-west georiënteerde bezandingsgreppels zichtbaar. Op deze hoogtekaart zijn verder ook diverse paden zichtbaar die al op de bedrijfskaart uit 1928 worden vermeld.

404 Stadsarchief Amsterdam, archiefnr. 999-1287.

405 Stadsarchief Amsterdam, archiefnr. 999-1305.