• No results found

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de staatloosheidsvaststellings- procedures van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk in de wet- en regelgeving, het beleid en de jurisprudentie en welke good practices kunnen hieruit worden afgeleid?

Het doel van dit hoofdstuk is om te onderzoeken wat Nederland kan leren van de staatloosheidsvaststellingsprocedures van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk door de good practices van deze landen te onderzoeken. Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk dat de wet- en regelgeving en het beleid van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en de werking hiervan in de praktijk in kaart wordt gebracht. Eerst wordt een inleiding gegeven tot staatloosheid in Frankrijk (paragraaf 4.1.). Daarna wordt de Franse wet- en regelgeving en het beleid met betrekking tot de staatloosheidsvaststelling aan het internationaal kader getoetst (paragraaf 4.1.1), waarna de Franse jurisprudentie hierover uiteen wordt gezet (paragraaf 4.1.2.). Ook voor het Verenigd Koninkrijk wordt eerst een inleiding gegeven over staatloosheid (paragraaf 4.2.), waarna de wet- en regelgeving en het beleid (paragraaf 4.2.1.) en de jurisprudentie (4.2.2.) met betrekking tot de staatloosheidsvaststellingsprocedure van het Verenigd Koninkrijk wordt uiteengezet. Door deze met elkaar te vergelijken zal duidelijk worden welke good practices beide landen ten aanzien van de staatloosheidsvaststellingsprocedure hebben (paragraaf 4.3.).

4.1. Staatloosheid in de Franse wet- en regelgeving, het beleid en de jurisprudentie Frankrijk heeft verschillende gronden voor nationaliteit gekend. Voor de Franse revolutie (1789-1799) was er sprake van een jus soli systeem en daarna is nationaliteit afgegeven op grond van jus sanguinis. Met deze geschiedenis is het geen verassing dat het huidige systeem van Frankrijk een gecombineerd systeem, double jus soli in combinatie met jus sanguinis, kent voor nationaliteitstoebedeling.181 In de praktijk betekent dit dat iemand die is geboren in Frankrijk, en waarvan een van de ouders ook in Frankrijk geboren is, recht heeft op de Franse nationaliteit. Daarnaast heeft iemand waarvan een van de ouders de Franse nationaliteit bezit, ook recht op diezelfde nationaliteit. Frankrijk is aangesloten bij het Verdrag van 1954 zonder relevante reserveringen, maar is niet aangesloten bij het Verdrag

181 Blitz & Sawyer, 2011, p. 253-254.

35 van 1961. Dit wordt door ENS als een schending van de good practice gezien, maar nu dit buiten de reikwijdte van dit onderzoek valt, wordt dit verder buiten beschouwing gelaten.182 Frankrijk kent sinds 1952 een staatloosheidsvaststellingsprocedure en is daarmee de eerste staat met een dergelijke procedure.183 In deze procedure heeft de L'Office français de protection des réfugiés et apatrides (hierna: OFPRA), het verantwoordelijke overheidsorgaan, in 2018 ruim vierhonderd nieuwe staatloosheidsaanvragen ontvangen, waarvan er dat jaar ruim driehonderd zijn behandeld. Van deze aanvragen is bij 71 aanvragen een staatloosheidsstatus toegekend, wat neerkomt op 22 procent. Dit inwilligingspercentage staat gelijk aan dat van 2017.184

4.1.1. Staatloosheid in de Franse wet- en regelgeving en het beleid

In Frankrijk is de staatloosheidsvaststellingsprocedure geregeld in Le Code de l’entrée et du séjours des étrangers et du droit d’asile (hierna: Ceseda). Hiermee kent Frankrijk een centrale staatloosheidsvaststellingsprocedure die niet gecombineerd is met de procedure voor het verkrijgen van een vluchtelingenstatus. In deze procedure is de definitie van een staatloze uit het Verdrag van 1954 overgenomen en is iemand staatloos wanneer hij door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. Aanvragen voor een staatloosheidsvaststelling moeten worden ingediend in de Franse taal tezamen met twee recente identiteitsfoto’s, documenten van de burgerlijke stand en een kopie van het geldige verblijfsdocument.185 In lijn met het internationaal toetsingskader is hieraan geen tijdslimiet gesteld. Dit is belangrijk omdat staatlozen niet altijd op de hoogte zijn van hun staatloosheid of de mogelijkheid tot het indienen van een staatloosheidsvaststellingsaanvraag. Een andere good practice in de Franse staatloosheidsvaststellingsprocedure betreft het recht op interview.

Ondanks dat deze niet wettelijk verplicht is, bepaalt de proceduregids van OFPRA, de gids waarin staatloosheidsvaststellingsprocedure uitgelegd is, dat deze in beginsel wel plaatsvindt.186 Bij bijna tachtig procent van de aanvragen in 2018 is een interview met de aanvrager door OFPRA afgenomen.187 Hierbij geldt dat een minderjarige altijd van gratis rechtsbijstand wordt voorzien. Voor een meerderjarige is dit in beginsel niet mogelijk, al is

182 ENS 2020 (Frankrijk).

183Loi n° 52-893 du 25 julliet 1952 relative au droit d’asile (gewijzigd in 2006) (geraadpleegd op 24 juni 2020).

184 OFPRA 2018, p. 26-27 (geraadpleegd op 24 juni 2020).

185 Art. R812-1 Ceseda.

186 OFPRA 2019, p. 49 (geraadpleegd op 24 juni 2020

187 Ibid. p. 26.

36 rechtsbijstand wel mogelijk op eigen kosten.188 De beslissing op de aanvraag tot staatloosheidsvaststelling moet, in lijn met de richtlijnen van UNHCR, schriftelijk, vertrouwelijk en met redenen omkleed zijn.189 In de wetgeving, beleidsstukken of andere officiële documenten is niet aangegeven binnen welke termijn de beslissing door OFPRA op de staatloosheidsaanvraag moet worden genomen. Nu hier ook geen cijfers over bekend zijn, kan niet worden vastgesteld of binnen het beleid ten aanzien van de vaststellingsprocedure op dat punt good practices zijn. Verder kan de aanvrager gedurende de staatloosheidsvaststellingsprocedure wel in detentie worden gezet en wordt een eventuele opschortingsprocedure niet uitgesteld, omdat er geen rechtmatig verblijf gedurende de procedure wordt gegund.190 Uit voorgaande blijkt dat het wettelijk kader voor wat betreft de toegang en de procedurele waarborgen in lijn is met het internationaal toetsingskader, met uitzondering van rechtmatig verblijf gedurende de procedure.

Frankrijk kent een gedeelde bewijslast, en de aanvraag voor staatloosheidsvaststelling wordt beoordeeld aan de hand van documenten (verklaringen, identiteitsdocumenten etc.) en analyses van de wetgeving van de betrokken landen.191 Enerzijds onderzoekt OFPRA de landen waar de aanvrager banden mee kan hebben, en anderzijds moet de aanvrager laten zien dat hij de nodige stappen heeft ondernomen voor het verkrijgen van een andere nationaliteit. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een officiële weigering van de nationaliteitsaanvraag door de desbetreffende autoriteit. De bewijsdrempel lijkt hoger te liggen dan die uit het internationaal toetsingskader. In proceduregids van OFPRA is opgenomen dat staatloosheid niet wordt verondersteld en er voldoende nauwkeurig en serieus bewijs moet zijn.192 Dit in tegenstelling tot de ‘reasonable degree’ die UNHCR als good practice aanwijst.193

Het recht op beroep is verder uitgewerkt in de volgende paragraaf dus voor hier zal worden volstaan met het volgende. Tegen een afwijzende beslissing op de staatloosheidsvaststellingsaanvraag staat een mogelijkheid tot beroep open. Dit moet worden ingediend bij de rechtbank binnen twee maanden na kennisgeving van de afwijzing. De

188 Art. 3 LOI No2014-154 du décembre 2014 – art. 35 (beschikbaar via legifrance.gouv.fr).

189 Art. L812-3 Ceseda.

190 OFPRA 2019, p. 51 (geraadpleegd op 24 juni 2020

191 Ibid. p. 49.

192 OFPRA 2019, p. 48-49 (geraadpleegd op 24 juni 2020).

193 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.3.

37 rechtbank toetst echter enkel marginaal.194 Daarmee ziet het recht op beroep niet op zowel feiten als recht, zoals door UNHCR wordt aangeraden.195

Nadat staatloosheid is vastgesteld komt de staatloze onder de juridische en administratieve bescherming van OFPRA.196 Hij krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning van maximaal vier jaar, te verlengen voor tien jaar.197 Familieleden van staatlozen kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning van vier jaar krijgen. Daarnaast hebben erkende staatlozen het recht om te werken, onder dezelfde voorwaarden als derdelanders met een verblijfsvergunning.198 Erkende staatlozen hebben recht op onderwijs net zoals andere Franse onderdanen, en na minimaal drie maanden rechtmatig verblijf hebben zij ook recht op gezondheidszorg.199 Verder wordt aan staatlozen een reisdocument, genaamd titre de voyage pour apatride (reisdocument voor staatlozen) afgegeven waarmee zij buiten het Franse grondgebied kunnen reizen. Daarnaast kunnen erkende staatlozen naturaliseren na vijf jaar rechtmatig verblijf in Frankrijk.200

Uit de wet- en regelgeving en het beleid van Frankrijk zijn dus meerdere good practices af te leiden ten aanzien van de staatloosheidsvaststellingsprocedure. Het recht op interview kan als een good practice worden beschouwd nu deze door de beslisautoriteit in een groot deel van de aanvragen wordt afgenomen. Een andere good practice is de bescherming die Frankrijk biedt aan erkende staatlozen door hen rechtmatig verblijf te geven, zodat zij aanspraak kunnen maken op de rechten uit het Verdrag van 1954. Daarnaast is het afgeven van een reisdocument aan alle erkende staatlozen een good practice.

4.1.2. Staatloosheid in de Franse jurisprudentie

De Code de justice administrative, het Franse wetboek over rechterlijke instanties, bepaalt dat beroep tegen een beslissing van OFPRA wordt behandeld bij Le tribunal administratif, de administratieve rechtbank van het arrondissement waar de aanvrager zijn woonplaats heeft.201 Daaropvolgend kan hoger beroep worden ingediend bij La Cour administrative d’appel en uiteindelijk cassatie bij Le Conseil d’État (vgl. de Raad van

194 OFPRA 2019, p. 50 (geraadpleegd op 8 oktober 2020).

195 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.

196 Art. L812-14 Ceseda.

197 Art. L313-26 jo. R812-3 jo. L313-26 Ceseda.

198 Art. L313-12 CESEDA.

199 Art. L380-1 Code de la sécurité sociale.

200 Art. 21-17, 21-18, 21-19 Code civil.

201 Art. R312-6 Code de justice administrative.

38 State).202 Voorheen was de jurisprudentie van de Franse rechtspraak schaars en veelal niet gepubliceerd203, maar sinds 2009 worden er per jaar rond de tien uitspraken met de zoekterm

‘apatridie’ gepubliceerd op de Franse overheidswebsite. Deze zijn veelal gewezen door La Cour administrative d’appel.204 Deze Franse rechter toetst marginaal en erkent dus niet de staatloosheid van de aanvrager, maar kan OFPRA de opdracht geven zich opnieuw te buigen over de staatloosheidsvaststellingsaanvraag.205

Gelet op het internationaal toetsingskader zijn er een aantal interessante rechterlijke overwegingen ten behoeve van de staatloosheidsvaststelling in de Franse jurisprudentie. In een recente zaak van La Cour administrative d’appel loopt de asielprocedure parallel aan de staatloosheidsvaststellingsprocedure. Volgens UNHCR moeten in zo een geval beide aanvragen worden beoordeeld.206 In eerste instantie is geoordeeld dat appellanten in verband met hun asielprocedure overgedragen moeten worden aan Duitsland, de zogenoemde Dublin-overdracht, zonder de mogelijkheid om de uitspraak in de procedure af te wachten. Omdat Duitsland geen specifieke staatloosheidsvaststellings-procedure kent, stellen appellanten dat Frankrijk hen niet over mag dragen, omdat hun staatloosheid in Duitsland niet vastgesteld kan worden. De Franse rechter gaat hier niet in mee en oordeelt dat het feit dat er tevens een aanvraag voor staatloosheidsvaststelling is ingediend, geen reden is om de Dublin-overdracht op te schorten.207 In theorie kan de staatloosheidsvaststellingsaanvraag in Frankrijk nog steeds behandeld worden, maar in de praktijk zal dit voor een onwenselijke situatie zorgen als appellanten zijn overgedragen naar Duitsland en vervolgens hun staatloosheid in Frankrijk wordt vastgesteld. Zo is in zekere zin de toegang tot de procedure niet geheel gewaarborgd. Een oplossing hiervoor zou zijn om de Dublin-overdracht op te schorten totdat de staatloosheidsvaststellingsaanvraag behandeld is.

In de vorige paragraaf is uiteengezet dat het recht op interview in de Franse staatloosheidsvaststellingsprocedure een good practice is. La Cour administrative d’appel oordeelt dat een schending van dit recht kan plaatsvinden indien aan de aanvrager de mogelijkheid is onthouden om schriftelijk opmerkingen in te dienen.208 Hiermee is het recht op interview niet alleen theoretisch maar ook in de praktijk een good practice van de Franse staatloosheidsvaststellingsprocedure. Het ontbreken van rechtsbijstand gedurende een

202 Art. R811-1 jo. L111-1 Code de justice administrative.

203 Bianchini, International Journal of Refugee Law, 2017/29, p. 60.

204 Legifrance.gouv.fr.

205 OFPRA 2019, p. 49-50 (geraadpleegd op 24 juni 2020).

206 UNHCR 2014, para. 78.

207 CAA de Nantes (Frankrijk) 10 januari 2020, 19NT03322.

208 CAA de LYON (Frankrijk) 26 januari 2016, 14LY02004.

39 interview geeft echter geen evidente schending van dit recht.209 Voor het internationaal toetsingskader betekent dit dat, volgens de Franse rechtspraak, de internationale verplichting met betrekking tot het recht op interview niet zover reikt dat deze fysiek of in vertegenwoordiging van rechtsbijstand hoeft te zijn.

Ten derde oordeelt La Cour administrative d’appel dat een staatloosheidsvaststellingsaanvraag niet impliceert dat er een voorlopige verblijfsvergunning wordt afgegeven en doet die aanvraag dus niet af een rechtmatige uitzetting.210 Volgens de Franse rechter gunnen verdragsbepalingen, noch andere bepalingen of beginselen rechtmatig verblijf gedurende de aanvraagprocedure.211 Dit is in tegenstelling met wat UNHCR heeft aangeraden, namelijk om wel een voorlopige verblijfsvergunning af te geven gedurende de staatloosheidsvaststellingsprocedure. Er zijn namelijk zaken bekend waarbij gedurende de staatloosheidsvaststellingsprocedure een terugkeerbesluit is uitgevaardigd aan de aanvrager.212 Gelet op de schrijnende situatie die dit oplevert, is het afgeven van rechtmatig verblijf gedurende de procedure een belangrijke good practice.

Verder ziet de meeste jurisprudentie op de bewijslast en de bewijsdrempel. Wat betreft de bewijslast is het volgens het internationaal toetsingskader de bedoeling dat deze gedeeld is. Echter, La Cour administrative d’appel oordeelt dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat een staat of staten weigeren hem een nationaliteit toe te kennen en hij dus geen nationaliteit kan krijgen.213 Uit de jurisprudentie blijkt niet welke onderzoekshandelingen OFPRA heeft verricht, waardoor lastig te bepalen is hoe de bewijslast er in de praktijk uit ziet. Ook de bewijsdrempel is opvallend gelet op het internationaal kader, die bepaalt dat deze laag moet zijn, en in ieder geval niet hoger dan een ‘reasonable degree’.

De rode draad door de Franse jurisprudentie omtrent de bewijsdrempel bij staatloosheids-vaststellingsaanvragen is namelijk dat de aanvrager alle juridische stappen moet hebben ondernomen om de nationaliteit te verkrijgen van een land waar hij ook maar iets van een band mee heeft. Daarbij moeten die stappen herhaald en volhardend zijn.214 UNHCR geeft echter aan dat de aanvrager die nationaliteit in een eenvoudige en snelle procedure moet kunnen verwerven.215 De bewijsdrempel uit de Franse praktijk is dus te hoog in vergelijking

209 CAA de BORDEAUX (Frankrijk) 22 februari 2016, 15BX03207.

210 CAA de LYON (Frankrijk) 29 maart 2016, 14LY02490.

211 CAA de Nancy (Frankrijk) 29 september 2015, 14NC01540.

212 ENS 2020 (Frankrijk), p. 25 (geraadpleegd op 28 augustus 2018).

213 CAA de MARSEILLE (Frankrijk) 14 mei 2018, 17MA03084 - 17MA03389.

214 CAA de NANTES (Frankrijk) 10 januari 2017, 16NT00984, de overweging luidt “des démarches répétées et assidues”.

215 UNHCR 2014, para. 154.

40 met de richtlijnen van UNCHR. Hiermee hangt samen de richtlijn van het UNHCR uit het internationaal toetsingskader om de aanvraag te toetsen aan zowel feiten als recht, en het is interessant hoe de Franse rechter oordeelt ten aanzien van deze “mixed question of law and fact”. In een recente zaak heeft La Cour administrative d’appel geoordeeld dat door OFPRA correct was vastgesteld dat de aanvrager niet als staatloos kon worden aangemerkt omdat hij van 1991 tot 2011 in Rusland heeft gewoond en zijn ouders Armeens waren, en hij daarom de nationaliteit van een van die staten aan had moeten vragen. Een brief van de ambassade van het betreffende land waarin staat dat de aanvrager de nationaliteit niet kan verkrijgen, was niet voldoende om te bewijzen dat hij dat daadwerkelijk niet kon, omdat er alsnog juridische mogelijkheden openstonden.216 Door de rechter noch door OFPRA, voor zover blijkt uit de uitspraak, is de feitelijke situatie in Armenië in de beslissing meegenomen. Het is voor ontvangen van identificatie- en reispapieren namelijk nodig dat de militaire dienstplicht is vervuld, wat appellant niet heeft gedaan.217 Ook oordeelt La Cour administrative d’appel dat een discriminerend beleid in Kosovo ten aanzien van de Roma-gemeenschap niet afdoet aan de wettelijke mogelijkheid om een aanvraag voor de nationaliteit van dat desbetreffende land in te dienen. Uit deze uitspraken blijkt dat de rechter enkel oordeelt of de juridische mogelijkheid tot het vergaren van de nationaliteit in een ander land aanwezig is, en weinig waarde hecht aan de feitelijke invulling van dat land daarvan.218 Dit terwijl UNHCR duidelijk aangeeft dat er naast de formele voorwaarden ook gekeken moet worden hoe dit in de praktijk werkt.219

Opvallend is dat de beroepsprocedure bijna nooit leidt tot een andere uitkomst. In 2018 is in slechts twee van de ruim 80 beroepen de aanvrager in het gelijk gesteld.220 Daarnaast is bij zeventien van de tweeëntwintig uitspraken van La Cour administrative d’appel voorafgaand aan de staatloosheidsvaststellingsprocedure een asielprocedure met een afwijzende beslissing geweest. Er zou betoogd kunnen worden dat deze cijfers het beeld creëren dat de staatloosheidsvaststellingsprocedure als vangnet wordt gebruikt ter voorkoming van uitzetting, bijvoorbeeld voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Echter, staatloosheid en migratie zijn nauw met elkaar verbonden. Enerzijds zorgen staatlozen voor migratie. Doordat zij vanwege hun staatloosheid weinig aanspraak hebben op mensenrechten

216 CAA de NANTES (Frankrijk) 18 februari 2020, 19NT00169.

217 Ministerie van Buitenslandse zaken, Algemeen ambtsbericht Armenië oktober 2013, para. 3.7.5.2., beschikbaar via rijksoverheid.nl.

218 CAA de BORDEAUX (Frankrijk) 22 februari 2016, 15BX03207.

219 UNHCR 2014, para 83.

220 OFPRA 2018, p. 26 (geraadpleegd op 24 juni 2020).

41 in het land van origine en daar weinig kansen hebben, kunnen zij ervoor kiezen om in het buitenland een beter leven te zoeken. Kenmerkend aan staatloosheid is het ontbreken van reis- en identiteitsdocumenten, wat met zich meebrengt dat zij op een irreguliere wijze zullen moeten migreren.221 Anderzijds heeft de toenemende mate van irreguliere migratie ervoor gezorgd dat migratie zowel op internationaal als op nationaal niveau meer gereguleerd is geworden. Landen zijn zelf gaan bepalen wie de nationaliteit van het land kan verkrijgen, en deze insluiting brengt automatisch uitsluiting met zich mee.222 Staatloosheid is dus zowel een aanleiding als een consequentie van migratie.223 Met die achtergrond schetsen de hier bovengenoemde cijfers geen verassend beeld.

Geconcludeerd kan worden dat de jurisprudentie van Frankrijk geen good practices laten zien. Wel wordt bevestigd dat het recht op interview als good practice kan worden aangemerkt, maar verder laat het zien dat de praktijk van Frankrijk in het kader van de staatloosheidsvaststellingsprocedure veelal niet in lijn is met het internationaal toetsingskader.

4.1.3. Tussenconclusie

Uit onderzoek naar de Franse wet- en regelgeving van de staatloosheidsvaststellingsprocedure en de jurisprudentie over staatloosheid vallen good practices af te leiden ten aanzien van de staatloosheidsvaststellingsprocedure. Allereerst is toegang tot de procedure gewaarborgd zoals UNHCR aanraadt, al wordt dit wel gerelativeerd doordat Dublin-overdrachten niet worden opgeschort als er tegelijkertijd een staatloosheidsvaststellingsprocedure loopt. Ook de procedurele waarborgen zijn grotendeels in lijn met het internationaal toetsingskader. Het recht op interview kan als een good practice worden beschouwd nu deze door de beslisautoriteit in een groot deel van de aanvragen wordt afgenomen. Dit wordt door de jurisprudentie bevestigt omdat de Franse rechter heeft geoordeeld dat een schending van dit recht kan plaatsvinden indien er geen interview heeft plaatsgevonden en de aanvrager niet de mogelijkheid heeft gehad om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Een andere good practice is de bescherming die Frankrijk biedt aan erkende staatlozen. Nadat staatloosheid is vastgesteld wordt rechtmatig verblijf gegund.

Staatlozen krijgen een tijdelijke verblijfsvergunning van vier jaar, te verlengen voor tien jaar.

Hiermee kunnen zij aanspraak maken op de rechten uit het Verdrag van 1954. De laatste

221 Edwards & Van Waas 2014, p. 249.

222 Ibid., p. 256.

223 Ibid., p. 247.

42 good practice die valt af te leiden uit de Franse wet- en regelgeving en het beleid is het afgeven van een reisdocument aan alle erkende staatlozen. Ondanks dat dit ook een recht is uit het Verdrag van 1954, moet dit hier benadrukt worden gelet op de mankementen van het Nederlandse wetsvoorstel voor een staatloosheidsvaststellingsprocedure.224 Uit de cijfers van OFPRA blijk dat een klein percentage van alle staatloosheidsvaststellingsaanvragen wordt ingewilligd, namelijk 22 procent. Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat in beroep de afwijzende beslissing meestal bevestigd wordt door de rechter. Daarnaast blijkt dat de staatloosheidsvaststellingsaanvraag veelal voorafgaat aan een asielprocedure, wat logisch is gelet op de verwevenheid van migratie en staatloosheid.

4.2. Staatloosheid in de Britse wet- en regelgeving, het beleid en de jurisprudentie Het huidige systeem van het Verenigd Koninkrijk is jus soli gecombineerd met jus sanguinis. Een persoon heeft recht op de Britse nationaliteit indien hij geboren is op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en een van de ouders de Britse nationaliteit heeft.

Bij geboorte buiten het Verenigd Koninkrijk wordt de nationaliteit een generatie doorgegeven. Naar aanleiding van een campagne van UNCHR in 2011 genaamd Mapping Statelessness in the United Kingdom heeft het Verenigd Koninkrijk in 2013 een staatloosheidsvaststellingsprocedure ingericht.225 Cijfers uit 2016 laten echter zien dat het percentage van ingewilligde staatloosheidsvaststellingsaanvragen extreem laag is. Sinds de

Bij geboorte buiten het Verenigd Koninkrijk wordt de nationaliteit een generatie doorgegeven. Naar aanleiding van een campagne van UNCHR in 2011 genaamd Mapping Statelessness in the United Kingdom heeft het Verenigd Koninkrijk in 2013 een staatloosheidsvaststellingsprocedure ingericht.225 Cijfers uit 2016 laten echter zien dat het percentage van ingewilligde staatloosheidsvaststellingsaanvragen extreem laag is. Sinds de