maandag 10 januari
Zoel, winderig maar mooi weer. ▫ Ik werk aan 't R. Lampje en aan Beati Pacifici te
gelijk. Ik moet veel aan d'Albert denken. Ik wou met hem in contact zijn.
Ik droom weer vreemd en liefelijk. Een groot park, bij een kasteel waar ik logeerde.
Ik wandelde met van Gennep, de vader van pater Jan, en de nachtegaal begon te
zingen. Ik hoorde hem volkoomen duidelijk. ▫ Ook een lange uitreekening oover
‘coram publico’ of ‘coram populo’ waarin ik heelemaal geen weg meer wist.
woensdag 12 januari
Prachtig, stil, zonnig weer. ▫ Gisteren vergadering van 't Instituut, met Brouwer,
Mannoury, van Ginniken en ik. In de apotheek op de Oovertoom. ▫ Discussie
tusschen twee wiskunstenaars die elkaar scheenen te begrijpen, hoewel ik er
hoegenaamd niets van kon volgen. Want als ze met hun waereld-punt en waereld-lijn
beginnen dan heeft dat voor mij geen beteekenis meer. Ook van Ginniken erkende
er niets van begreepen te hebben.
vrijdag 14 januari
Mooi zonnig weer, maar kouder. ▫ Ik schreef oover Electra. ▫ Ik zal weer naar
Antwerpen moeten gaan.
zaterdag 15 januari
Mooi, vriezend weer. ▫ Een droevige, sombere morgen. Mijn stuk Isméa weer
afgeweezen, na allerlei gedraai en gelieg. En ik zelf daardoor verslagen, terwijl ik
het toch niet wil.
zondag 16 januari
Mooi weer. ▫ Zeer zwaarmoedig. Het leeven een kwelling. Niemand die 't niet
ondervond kan mijn lijden begrijpen.
woensdag 19 januari
Heevige stormen. ▫ Gister was ik met Truida in Haarlem. We werden door een
geweldige bui oovervallen, en vluchtten nog bijtijds bij Kooy, waar wij verwacht
werden. Wij waren ook bij Valérie.
Vanmorgen een brief uit Antwerpen, die mijn voorstel aanneemt. Ik vond het zeer
onplezierig, maar had niet de innerlijke stem die zegt: niet doen! Inteegendeel, het
is: ‘wel doen!’ Ondanks den teegenzin. Truida werkte niet mee, maar ik was
vastbeslooten. ▫ Toen kwam verheldering en ik begreep wat ik daar zeggen moest.
Ik moet oover Kerk en Communisme spreeken. Daarvoor ben ik de aangeweezen
persoon en is België het aangeweezen land. ▫ Ik wil ook mijn stem verheffen teegen
die arme geplaagde Flaminganten die vervolgd en opgeslooten worden, hoewel er
geen enkele werkelijk verraad heeft gepleegd.
vrijdag 21 januari
Stil, zacht weer. ▫ Gister schreef ik een tweede stuk oover Electra. ▫ Als ik aan mijn
voordracht wil gaan werken dan oovervalt mij een gevoel van leegte, van
machteloosheid, van gemis aan zelfvertrouwen. Dat werkt zeer beklemmend. Ik
ondervond het wel eens meer, maar nooit zoo sterk. Maken demonen gebruik van
de veroudering van 't lichaam? Ik weet dat
alle gedachten en woorden er nog zijn, maar ik kan er niet bij. Op eens komt dan
alles weer in 't licht. Ik zal dus doorzetten, hoopend dat God mij steunen wil.
Ik was weer bij Aagot-Oki - mijn vriendinnetje. Ze lieten me teekeningen zien die
ze mooi vond. Van een schilder Edzard. Afschuwelijk demonisch werk. En het
jonggetrouwde vrouwtje lijkt zoo rein, zoo zuiver, zoo naïef, zoo onschuldig. Is dat
niet zoo? - Hebben demonen vat op zulk een blanke ziel? Of is ze anders dan ze
lijkt? Ik ben er graag, in het kleine, keurige huisje, met het jonge mevrouwtje, de
hond, het kleine huizer dienstmeisje van 14 jaar. En de echtgenoot een blonde
bloozende jongen, die vroeg of hij mij oom Freekie mocht noemen.
zaterdag 22 januari
Storm. ▫ Wel rustige dagen. Ik werk aan de Antwerpsche leezing.
Maar geldbezwaren. Er is geen uitweg die ik zie. Ik zit hier vast en zou niet weeten
wat of waarheen. ▫ Wel ben ik minder arm dan eenige jaren geleeden, tot nu toe.
Mijn huis is nu met den grond en alle onroerend goed wel 100.000 waard - en de
hypotheek verminderd tot 22000 en dan heb ik nog ongeveer 10.000, denk ik,
contant. ▫ Maar de uitgaven zijn enorm, het huishouden alleen 500 per maand. De
tuin 100 per week.
maandag 24 januari
Motreegen, gister storm. ▫ Ik las gister de geschiedenis van het Tsarengezin, en
ben er nog zeer van vervuld. ▫ Die beschaafde, elkaar innig liefhebbende menschen,
die mooye, lieve meisjes en die lieve, ziekelijke jongen, de man, eeven goed
huisvader als hij slecht heerscher was - en dan dat einde! - het bloeddorstige
sadistische schieten op dat lieve, onschuldige gezin tot ze allen dood waren. ▫ Het
is ontzettend en afgrijsselijk.
woensdag 26 januari
Reegen. ▫ Van morgen bericht dat ik naar Amsterdam moest, daar Schmidt mijn
paspoort niet kon halen. Jaap London had hem naar
Hilver-sum besteld. ▫ Dat sloeg mij als een physieke slag. Het kroop oover mijn gansche
lichaam. Een grimmige bui van melancholie. Dan denk ik: altijd door zóó, zoo is de
hel.
In Amsterdam, aan dat onzalige consulaat liep alles mee, en ik was binnen twee
uur weer op Walden, met de pas. ▫ En dan voel ik vermoeid, door de somberheid.
donderdag 27 januari
Bedekt, 40oN. wind. ▫ Van morgen zeer zwaarmoedig. Ik weet dat de reis mij goed
zal doen, vooral als ik dan weer thuis kom. Maar ik zie er toch geweldig teegen op.
Ik las deezen morgen dat Bertus redacteur wordt van een nieuw weekblad
-tweeweekelijks - met Frans Coenen en Fischer. Dus een herleeving van de Nieuwe
Groene. ▫ Het zal wel een dood-gebooren kind zijn, maar het hindert mij toch dat
Brouwer zich daarvoor heeft laten vinden.
maandag 31 januari
Antwerpen. Mooi lenteweer. ▫ Een rijke tijd, als met vroegere leestochten. ▫ Het
begint hachelijk, een geforceerde marsch naar 't station met een zware koffer omdat
het rijtuig niet kwam. Maar 't bekwam mij goed. Ik zat in een warme coupé en ik
voelde geen oover vermoeyenis. Mijn hart schijnt toch nog valide.
Ik werd ontvangen door J. Muls aan 't station en toen in het huis van de Groodt,
een medicus, patholoog anatoom, de vrouw een Vlaamsche van Fransche afkomst,
Juliette Adant. Zware Rubensvrouw, net als Magda Peeters, maar boovendien zeer
intellektueel en kunst-lievend, ze leerde zichzelve Bengali en Hebreeuwsch, en kon
Tagore leezen in 't oorspronkelijk. Ze heeft vijf kinderen, waarvan de oudste 8 jaar.
Ze was vol van Tagore, die bij haar gelogeerd had.
Gister aten wij bij haar (30 Jan.) en kwam zij aan tafel in Indisch kostuum.
Des middags, op een schoonen voorjaarsdag, waren we naar Mortsel gegaan en
daar zag ik het teekenwerk van Servaes, waaroover groot conflict heerscht tusschen
katholieken en kunstenaars. ▫ Ik vond het, zooals ik wel dacht, ook leelijk en 't
ontroerde mij niet. ▫ Het was te zien in een kapelletje bij het Karmelieten Klooster.
▫ Ik knielde voor het roode lampje. ▫
Toen gingen we naar Cante-Croy, het kasteel dat de Groodt gekocht heeft en
herstellen gaat. Een zeer romantisch plekje bekend uit de geschiedenis, wooning
van cardinaal Granvelle. ▫ Een oud verwaarloosd gebouw, in een gracht rondom,
ooveral fraaye, stemmingsvolle aspecten. ▫ Ik noemde mijn gastvrouw: ▫ de Rani
van Cantecroy.
De leezing was goed. Ik trof in 't hart geloof ik, en voelde voldaan. ▫ 's Avonds
een fuif, waar veel gegeeten/ gedronken en gespeecht werd. Het was me of ik weer
in Amerika was. Ik hield ook een kleine tafel-reede, en vond den juisten toon. ▫ Het
duurde tot twaalf uur en de Vlaamsche advocaten waren zeer tierig.
Het trof mij dat het Vlaamsche element stellig veel sterker was dan het
Fransch-Belgische. Niet alleen in aantal. ▫ De Fransche heeren die er waren,
poogden Vlaamsch te spreeken, hetgeen zeer slecht ging.
Ik sliep goed en voelde vrij rustig. Ik logeerde in hetzelfde rare huisje dat Joors
decoreerde met Jozef Muls. Veel trappen/ een smal en hoog huis.
Ik kon niet in de Kerk, die was digt, maar ik zag de Schelde en 't museum, en in
In document
Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923 · dbnl
(pagina 176-180)