• No results found

zomaar. Maar je kan het niet

36

CONCLUSIE

eantwoording van de onderzoeksvraag

Het onderzoek is gericht op de onderwijs

ervaringen van hoogopgeleide tweedegeneratie Surinaamse Nederlanders. De

centrale vraag luidt: welke factoren spelen een rol in de onderwijsloopbaan van hoogopgeleide tweedegeneratie Surinaamse Nederlanders?Om antwoord te geven op deze vraag zal eest per deelvraag een conclusie worden geschetst, waarna deze worden samengevoegd tot een antwoord op de hoofdvraag.

Welke vormen van support en belemmering ervaren hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders tijdens hun onderwijsloopbaan van onderwijsinstellingen? Uit de resultaten is gebleken dat hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders vaak stapelaars zijn. Niet allemaal maar wel opmerkelijk veel. Dit komt mede doordat veel Surinaamse Nederlanders een lager advies op de basisschool hebben gekregen dan hun CITO-score uitwijst. Vierendertig procent van de Surinaamse Nederlanders krijgt een lager advies (Babeliowsky & den Boer, 2007). Dit is een belemmering voor de maatschappelijke kansen van deze groep. Onderwijsposities zijn zeer bepalend voor toekomstige maatschappelijke posities (Niekerk, 2000). Aan de andere kant laten de ervaringen zien dat er genoeg mogelijkheden zijn om te

stapelen, waardoor zij toch een opleiding kunnen volgen in het hoger onderwijs. Dit geeft aan dat ondanks de strengere ingangseisen, het onderwijssysteem alsnog mogelijkheden biedt om door te stromen of te stapelen.

Ook blijkt uit de resultaten dat veel Surinaams-Nederlandse respondenten niet participeren in studieverenigingen. Zij voelen zich niet altijd aangetrokken tot de studie- en studentencultuur. Het Nederlandse onderwijs dient (onbewust) een dominante groep in de samenleving en in mindere mate andere groepen. Dit kan een belemmering zijn in het bereiken succesvolle onderwijs ervaringen. Aan de andere kant sluiten sommige Surinaams-Nederlandse respondenten zich aan bij andere studieverenigingen waar zij zich wel prettig en ondersteund voelen. Volgens de respondenten zijn naast de structurele factoren ook individuele factoren en omgevingsfactoren van invloed zijn op hun onderwijs ervaringen en hangen alle met elkaar samenhangen.

In hoeverre ervaren hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders dat zij zelf invloed hebben op hun onderwijs ervaringen? Uit de resultaten is gebleken dat individuele factoren volgens de respondenten een grote invloed hebben op positieve onderwijs ervaringen; goede onderwijs prestaties, positieve

37 vooruitzichten en studievoortgang. De respondenten geven aan dat zij er hard voor moeten werken en doorzettingsvermogen moeten hebben. Dit sluit aan bij het deficit- denken, tekortkomingen komen voort uit het individu en ook intelligentie en talent (Clycq, Nouwen & Vandenbroucke 2014 aangehaald in Agirdag, 2016). Zijn Surinaamse Nederlanders helemaal niet onderhevig aan het onderwijssysteem? Leven wij daadwerkelijk in een meritocratische samenleving? De respondenten geven aan dat zij het gevoel hebben harder te moeten werken dan autochtone Nederlanders om hetzelfde te bereiken. Volgens de respondenten kom je er wel als je maar hard genoeg werkt.

De ruime meerderheid van de respondenten geeft aan dat zij, tijdens hun onderwijsloopbaan en in de rest van hun leven, het gevoel hebben zich te moeten bewijzen. De respondenten hebben het idee dat zij zich voornamelijk tegenover leerkrachten, medestudenten, werkgevers, de maatschappij en zichzelf moeten bewijzen. Dit kan voor een deel verklaard worden door het ontbreken van rolmodellen waarmee deze doelgroep zich kan identificeren. Individuen met een rolmodel halen over het algemeen hogere cijfers, hebben een sterkere etnische identiteit en meer zelfvertrouwen (Yancey, Siegel & McDaniel, 2002). De respondenten gaven aan dat volgens hun de individuele factoren samenhangen met de

omgevingsfactoren. Deze komen hieronder aan bod.

Welke rol heeft sociaal, cultureel en economisch kapitaal op onderwijs ervaringen van Surinaamse Nederlanders? Uit de resultaten is gebleken dat sociale en economische invloeden op onderwijs ervaringen groter zijn dan culturele invloeden. Dit betekent niet dat de culturele factoren niet van invloed zijn. Zij zijn nog steeds aanwezig. De respondenten geven aan dat volgens hun Surinaams-Nederlandse studenten die zich in het hoger onderwijs (kunnen) aanpassen aan de meerderheid van de studiegenoten, een voordeel hebben in het bereiken van positieve onderwijs ervaringen. Dit komt overeen met de structurele benadering, het individuele handelen is dan onderschikt aan deze structuren (Keister & Southgate, 2012). Een groot deel van de respondenten geeft aan dat volgens hun leerkrachten het moeilijk vinden om met diversiteit om te gaan. Hoewel de Nederlandse samenleving al sinds de jaren dertig migrantengroepen kent, is er pas sinds enkele jaren echt aandacht voor dit onderwerp en worden toekomstige leerkrachten hierop voorbereid. Uit onderzoek blijkt dat kennis ontbreekt over de culturele en sociale kaders waaruit kinderen denken en beleven en over een juiste aanpak om culturele achtergronden aan de orde te stellen. (Derriks, Ledoux, Overmaat & van Eck, 2002 aangehaald in Berlet et all, 2008). Respondenten geven aan dat zij meer steun ervaren van leerkrachten

38 met een andere etnische achtergrond dan de Nederlandse. Sociaal-economische factoren hebben volgens de respondenten een grote invloed op hun. De respondenten waarvan de ouders over financiële middelen beschikken, gaven aan dat zij dit hebben ervaren als een voordeel. Zij konden bijlessen volgen en hoefden zich geen zorgen te maken over de financiering van een opleiding. Studenten die hier niet over beschikken geven aan dat zij extra hard werken om zo min mogelijk studievertraging op te lopen en zodoende de kosten van hun studie zo laag mogelijk te houden. Ook geven zij aan minder tijd te hebben voor extracurriculaire activiteiten en persoonlijke ontwikkeling.

Nu alle deelvragen zijn behandeld zal de hoofdvraag worden beantwoord. Welke factoren spelen een rol in de onderwijsloopbaan van hoogopgeleide tweedegeneratie Surinaamse Nederlanders? De hoogopgeleide tweedegeneratie Surinaams-Nederlandse respondenten geven aan dat zij zich sterk bewust zijn van hun eigen invloed op hun onderwijs ervaringen. Zij hebben de overtuiging dat als zij niet hard werkten en geen doorzettingsvermogen toonden, zij niet zouden zijn gekomen waar ze nu zijn. Ook geven zij aan dat er zowel positieve als negatieve invloeden zijn vanuit hun sociale en culturele omgeving zoals ouders, leerkrachten, studiegenoten en de buurt. Volgens de respondenten kan het hebben van financiële middelen zeker

voordelen opleveren in hun onderwijsloopbaan. Daarnaast geven de respondenten aan de overtuiging te hebben dat zij zich niet altijd gehoord voelen en zich niet altijd herkennen binnen het Nederlandse onderwijsinstituut. Toch zijn dit geen elementen om niet succesvol te zijn binnen het hoger onderwijs, aldus de respondenten.

Uit dit onderzoek is gebleken dat positieve onderwijs ervaringen van de Surinaams- Nederlandse respondenten continu wordt beïnvloed door samenhangende individuele-, structurele- en omgevingsfactoren. Sommige factoren leiden voor het ene individu tot succes binnen het onderwijs, terwijl andere factoren weer meer bijdragen aan positieve onderwijsprestaties voor een ander.

In de context van een meritocratische samenleving is een kenniseconomie een natuurlijk maatschappelijk gevolg gebaseerd op talent en inzet van individuen. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken, dat als de overheid een kenniseconomie nastreeft, het onderwijs een bredere groep in de samenleving moet leren te bedienen. Hoewel Nederland al sinds de jaren dertig te maken heeft met immigrantengroepen op grote schaal, is er pas sinds enkele jaren echt aandacht voor diversiteit in het onderwijs. Sedert 2006 is de specificatie "het leren omgaan met culturele diversiteit" verankerd in de wet op het primair en voortgezet onderwijs (Berlet, Bulthuis, Jacobs, Langberg, Wanner

39 & Thijs, 2008). Dit is een begin, maar er is nog een lange weg te gaan. Diversiteit moet juist als meerwaarde gezien worden, in plaats van het opdringen van dominante normen en waarden aan minderheidsgroepen.

Een aanbeveling is dat de overheid meer investeert in diversiteitprogramma’s waar leerkrachten leren om te gaan met diversiteit,

met meer diversiteit in het curriculum zodat allen studenten zich hierin herkennen en met meer diversiteit binnen de leerkrachten populatie. Dit kan er toe kunnen leiden dat het onderwijsinstituut beter aansluit op de Nederlandse multiculturele samenleving. Met als gevolg een evenredige vertegenwoordiging van diverse etnische groepen in het hoger onderwijs en uiteindelijk een kenniseconomie.

40

DISCUSSIE

it onderzoek brengt een redelijk beeld naar voren over de onderwijservaringen

van succesvolle hoogopgeleide tweedegeneratie Surinaamse Nederlanders. Tot op heden was er geen specifieke informatie over hun onderwijservaringen. Succesvolle onderwijs ervaringen en een succesvolle onderwijsloopbaan zijn onder andere voortgekomen uit kansen en mogelijkheden. De onderwijs ervaringen van hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders met studiesucces schept dan ook een beeld over hun onderwijskansen. De respondenten menen dat omgevingsfactoren en structurele factoren niet doorslaggevend zijn. Zij geven aan dat hun eigen handelen de meeste invloed heeft op hun onderwijs ervaringen. Door op een interdisciplinaire wijze onderzoek te doen, is zichtbaar geworden hoe diverse factoren samenhangen en interacteren. Dit werd ook zichtbaar tijdens het coderen: de door de respondenten beschreven situaties zijn veelal een gevolg van individuele handelingen, omgevingsfactoren en structurele opleidingskenmerken. Ondanks de waardevolle bevindingen heeft dit onderzoek ook beperkingen waardoor vervolgonderzoek nodig is. Doordat de onderzoekspopulatie slechts bestaat uit vijftien succesvolle Surinaamse Nederlanders, kan dit een vertekend beeld geven. Hierdoor kan het zo zijn dat de ervaringen van deze groep

Surinaamse Nederlanders niet de onderwijservaringen van alle hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders representeren. De respondenten beleven dat zij zelf invloed hebben op hun studiesucces terwijl het mogelijk kan zijn dat andere Surinaamse Nederlanders dit niet ervaren. In het bijzonder Surinaamse Nederlanders zonder studiesucces. Een tekortkoming is dat de sociaal- economische status van de respondenten en hun ouders niet is meegenomen in dit onderzoek. Als dit wel was gedaan konden er meer inzichten verworven worden over de samenhang tussen sociaal-economische klasse en succesvolle onderwijs ervaringen. Bij het analyseren is er gezocht naar grote lijnen tussen de respondenten. Hierdoor kunnen bepaalde ervaringen en onderwerpen minder naar voren zijn gekomen.

In dit onderzoek kan er slechts gesproken worden over samenhang tussen factoren. Om achter de correlaties te komen en hoeveel invloed een specifieke dimensie heeft op onderwijs ervaringen, zou er een kwantitatief onderzoek gedaan moeten worden. Voor vervolgonderzoek zou er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd kunnen worden zodat er correlaties tussen diverse factoren en onderwijs ervaringen achterhaald kunnen worden. Ook is voor vervolgonderzoek interessant om een kwalitatief cross-sectioneel

41 onderzoek te doen tussen hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders en laagopgeleide Surinaamse Nederlanders. De nieuwe lichting docenten wordt geleerd om te gaan met diversiteit. Dit is echter niet voldoende, er zou meer aandacht moeten komen voor bewustzijn over vooroordelen en stereotypen. Toekomstig beleid zou gericht moeten zijn op hoe ook oudere docenten bijgeschoold kunnen worden over het omgaan met diversiteit en het belang van objectief handelen. Ook een diverse docentenpopulatie kan voor een verrijkender onderwijsaanbod en onderwijscultuur zorgen. Daarnaast dient er meer rekening gehouden te worden met de structurele belemmeringen van het onderwijssysteem, zeker omdat je maatschappelijke toekomst al op jonge leeftijd bepaald wordt. Doorstromen zou bevorderd moeten worden vanuit het onderwijssysteem en vanuit de leerkracht.

Reflectie op het onderzoeksproces

Alleen de respondenten zelf kunnen hun onderwijs ervaringen delen en vanuit hun perspectief vertellen waarom zij succesvol zijn in het Nederlandse onderwijssysteem. Dit platform heeft deze respondenten de mogelijkheden gegeven om hun verhaal te delen en andere te inspireren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat rolmodellen beïnvloedden de ontwikkeling van individuen over het algemeen positief (Yancey, Siegel & McDaniel, 2002).

Dit onderzoek richt zich op tweedegeneratie Surinaamse Nederlanders. Omdat het criterium, tweedegeneratie, al een leeftijdsgrens met zich mee brengt zijn geen expliciete leeftijdsgrenzen aan de respondenten verbonden. Tijdens het interpreteren van de resultaten is van belang dat deze variatie in leeftijd in beschouwing wordt genomen. Waarschijnlijk heeft dit een zeer beperkte invloed op de resultaten omdat er geen generatieverschillen tussen de respondenten zitten.

Als sociale wetenschapper doe je onderzoek naar sociale fenomenen en/of problemen. Deze worden in de sociale wetenschappen altijd vanuit een multidisciplinaire bril bekeken. Een socioloog kijkt naast gedragingen van groepen mensen vaak ook naar de geografische omgeving van deze groepen en naar het economisch kapitaal. Dit maakt een disciplinaire benadering van een sociaal fenomeen haast onmogelijk. Er zijn diverse manieren om integrale kennis te organiseren, bijvoorbeeld: via multidisciplinair onderzoek, of via interdisciplinair onderzoek (Repko, 2008). Dit onderzoek kijkt naar onderwijs ervaringen van hoogopgeleide Surinaamse Nederlanders vanuit de sociologie; hoe gedraagt een specifieke groep zich en vanuit de psychologie; hoe gedragen individuen zich binnen een groep. De scheidslijn tussen beide disciplines is klein, niet altijd zichtbaar en duidelijk. Dit maakt het doen van sociaal

42 wetenschappelijk onderzoek bijna altijd multidisciplinair. Het is aan de wetenschapper om de verbindingen te maken, te herkennen

en te benoemen om de interdisciplinariteit naar voren te laten komen.

44

Literatuurlijst

Agirdag, O. (2016). Etnische diversiteit in het onderwijs. In M. van Houtte et al. (red.), Onderwijssociologie. Antwerpen: Garant.

Agirdag, O., van Houten, M. & van Avermaet, P. (2012) Ethnic Scool Segregation and

Self- Esteem: The role of theacher-pupil relationschips. Urban Education, 47(6),

1135-1159.

Agirdag, O., & Korkmazer, B. (2015). Etnische ongelijkheid in het onderwijs. In D. Dierckx, J. Coene, P. Raeymaeckers, & M. van der Burg (Eds.), Armoede en sociale uitsluiting:

Jaarboek 2015. (pp. 231-249). (Armoede en sociale uitsluiting; No. 24). Leuven: Acco.

Babeliowsky, M. & den Boer, R. (2007). Voortgezet onderwijs in beeld. De leerlingen en hun

resultaten in het Amsterdamse VO. Schooljaar 2005/2006. Almere: Babeliowsky Onder-

wijsonderzoek

Beer, P. de (2010). Twee meritocratische misverstanden. In: Column Zeggenschap, 2, 111. de Beer, P., & van Pinxteren, M. (Eds.). (2016). Meritocratie: op weg naar een

nieuwe klassensamenleving?. Amsterdam University Press.

Bergenhenegouwen, G. J., & Voorthuis, M. E. (1995). Monitoring: Het vaststellen van

opleidingseffecten. Utrecht: Lemma

Berlet, I., Bulthuis, F., Jacobs, H., Langberg, M., Wanner, P. & Thijs, A. (2008). Omgaan met culturele diversiteit in het onderwijs. Stichting leerplanontwikkeling

(SLO), Enschede

Bourdieu, P. (1986) The forms of capital. In: J. Richardson (Ed.) Handbook of Theory

and Research for the Sociology of Education, 241-258. New York: Greenwood

Press

Boone, S., & van Houten, M. (2013). Why are teacher recommendations at the trasition

from primary to secondary education socially biased? A mixed-methods research.

British Journal of Sociology od Education, 34(1).

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by design and

nature. Cambridge, MA: Harvard University

Bussenmaker, J & Dekker, S. (2015, 8 april). Beantwoording Kamervragen over mogelijke

terugkeer van het standenonderwijs. Rijksoverheid. Geraadpleed op 17 december

2016 via

https://www.rijksoverheid.nl/regering/inhoud/bewindspersonen/sanderdekker/doc

umente n/kamerstukken/2015/04/08/beantwoording-kamervragen-over mogelijke

terugkeer-van- het- standenonderwijs.

Bryman, A. (2012). Social research methods (4th edition). New York: Oxford University Press.

Craen, M. & Almaci, M. (2005). De ondervertegenwoordiging van allochtonen in het

45

Crul, M. (2000). De sleutel tot succes. Over hulp, keuzes en kansen in de

schoolloopbanen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de tweede generatie.

(No. 11). Amsterdam: Het Spinhuis.

Crul, M & Wolff, R. (2003). Blijvers en uitvallers in het hoger onderwijs. Een kwalitatief

onderzoek naar de sociale en academische integratie van allochtone studenten.

Utrecht: ECHO.

Driessen, G. (2006). Het advies voortgezet onderwijs: Is de overadvisering over. Mens en Maatschappij, 81(1), 5-23.

Driessen, G. (2013). De bestrijding van onderwijsachterstanden: Een review van

opbrengsten en effectieve aanpakken. Nijmegen: ITS.

Dronkers, J. (2007). Ruggengraat van ongelijkheid: Beperkingen en mogelijkheden om

ongelijke onderwijskansen te veranderen. Amsterdam: Melts & Schilt.

Duncan, O. D. (1961). A socioeconomic index for all occupations. In: Reisis, A. J. (ed). Occupations

and Social Status, Free Press, New York, pp, 109-138.

Gijsberts, M. en A. Merens (red.) (2004). Emancipatie in estafette. De positie van vrouwen uit

etnische minderheden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Instituut voor

Sociologisch-Economisch Onderzoek.

Gillborn, D. (2006). Rethinking White Supremacy: Who Counts in 'WhiteWorld'. UK: London. Ethnicities, 6(3), 318-340.

Gray, P. (2011). Psychology (6th ed.). New York: Worth, 2011.

Guy, T. C. (1999). Culture as context for adult education: The need for culturally relevant

adult education. New directions for adult and continuing education, 1999(82), 5-18.

Haarman, E. S. (2015). Sturen op studiesucces, of toch niet?: Een analyse van

beleidsmaatregelen die bedoeld zijn om studiesucces te verhogen. Bachelor’s thesis:

University of Twente.

Huijnk, W & Andriessen, I. (2016) Integratie inzicht? De immigratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Jennissen, R.P.W. (red.) en J. Oudhof (red.) (2007). Ontwikkelingen in de maatschappelijke

participatie van allochtonen. Een theoretische verdieping en een thematische verbreding van de Integratiekaart 2006. Den Haag: WODC

Kantzara, V. (2016). Durkheims, Marx’en Webers theorieën over het onderwijs als

maatschappelijke institutie. In: dhof, B., van Houtte, M., & Vermeulen, M. (2016).

Sociologen over onderwijs. Inzichten, praktijken en kritieken (1st ed., pp. 63-66). Apeldoorn:

Garant Uitgevers.

Keister, L. A., & Southgate, D. E. (2012). Inequality: A contemporary approach to race,

class and gender. New York: Cambridge University Press

Kock, M. (2010). 5 Voorbereiding en studieloopbaanbegeleiding: Sleutels tot succes?. In: Meijers, F., Kuijpers, M., & Boer, W. (2010). Uit de schijnwerpers, in het daglicht (1st ed.). Den Haag: De Haagse Hogeschool.

46

Landelijke kamer van verenigingen. (2013). Record: ruim 8.500 eerstejaars bij studentenverenigingen. Aangehaald op 17 december 2016 via

http://lkvv.nl/record-ruim-8-500-eerstejaars-studentenverenigingen/.

Meeuwisse, M. (2012). Being smart is not enough. The role of psychosocial factors in

studysucces of ethnic minority and ethnic majority students. Rotterdam: EUR/Risbo.

Niekerk, M. van (2000). De krekel en de mier: Fabels en feiten over maatschappelijke

stijging van creoolse en hindoestaanse Surinamers in Nederland (No. 12). Het

Spinhuis.

Paat, Y. (2013). Working with immigrant children and their families: An application of

Bronfenbrenner’s ecological systems theory. Journal of Human Behavior in the

Social Enviroment, 23(8), 954-966.

Paulle B. (2005) Anxiety in the Bronx and the Bijlmer: An ethnographic comparison of

two schools. Amsterdam: Dutch University press.

Repko, A. F. (2008). Interdisciplinary research: Process and theory. California: Sage Publications.

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. (2011). Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Sociale stijging

en daling in perspectief. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. (1st ed.). Den

Haag.

Schwartz, S. J., Côté, J. E., & Arnett, J. J. (2005). Identity and agency in emerging

adulthood: Two developmental routes in the individualization process. Youth &

Society, 37(2), 201-229.

Sociaal Cultureel Planbureau. (2003). Rapportage minderheden 2003. Onderwijs, arbeid en sociaal-

culturele integratie. Den Haag: Sociaal en Cultureel panbureau (SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau., Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum & Centraal Bureau voor de Statistiek. (2005). Jaarrapport Integratie 2005. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

Velland, S. (2016). Schooladvies heeft een kleurtje. Geraadpleegd op 26 september 2016 via

http://tijdschriftlover.nl/politiek_en_maatschappij/schooladvies_heeft_een_kleurtj

e.

Verrest, H. (1998). Je diploma is je eerste man: takenpakketten en sociale netwerken van

dochters als bestaansverwervingsstrategieën van huishoudens in Paramaribo, Suriname. Amsterdam,:UvA (Doctoral dissertation).

Verhaeghe, P.-P. (2009). Zwart op wit: de intrede van allochtonen op de arbeidsmarkt. Glorieux, Laurijssen, en Van Dorsselaer. Antwerpen: Garant. 117p. Tijdschrift voor de Sociologie. 30(3), 321-325.

47

Wolff, R. P. (2007). Met vallen en opstaan. Een analyse van instroom, uitval en

rendementen niet-westerse allochtone studenten in het Nederlandse hoger onderwijs 1997-2005. Utrecht: ECHO.

Wolff, R. P. (2013). Presteren op vreemde bodem. Een onderzoek naar sociale hulpbronnen en de

leeromgeving als studiesuccesfactoren voor niet-westerse allochtone studenten in het Nederlandsehoger onderwijs (1997-2010). Amsterdam: UvA (proefschrift).

Yancey, A. K., Siegel, J. M., & McDaniel, K. L. (2002). Role models, ethnic identity, and

health-risk behaviors in urban adolescents. Archives of Pediatrics and Adolescent

Medicine, 156, 55-61.

Yanow, D., & van der Haar, M. (2013) People out of place: Allochthony and

autochthony in the Netherlands' identity discourse—metaphors and categories in action. Journal of International Relations and Development. 16(2), 227–261.

48

BIJLAGE

Onderzoeksinstrument

Bedankt dat je wilt meedoen aan mijn onderzoek over de onderwijs ervaringen. Ik ben benieuwd hoe je denkt onderwijs ervaringen te kunnen beïnvloeden of niet. Er bestaat geen goed of fout antwoord. Het gaat om jouw mening en ervaringen. De informatie zal anoniem blijven. Als je het goed vindt dan ga ik dit interview opnemen? Dit gesprek zal ongeveer een veertigminuten duren. Is er nog iets onduidelijk of heb je vragen? Zullen we beginnen?

Algemene informatie • Naam:

• Leeftijd: • Geslacht:

• Welke opleiding volg je of heb je gevolgd? Wat is je huidige functie? Waar ben je opgegroeid? Wat is je huidige woonplaats?

Wat versta jij onder studiesucces?

In dit onderzoek wordt de volgende definitie van onderwijs ervaringen gebruikt. Onderwijs ervaringen gaat over alle factoren die bijdragen aan je onderwijsloopbaan. Het gaat dan om studieprestaties, studievoortgang en vooruitzichten.

Zie jij jezelf als een Surinaams-Nederlandse man/vrouw/student met studiesucces? Waarom? Individuele factoren

Wat wil je bereiken als je klaar bent met studeren? En waarom?