• No results found

7 IHD-Z toets

7.3 IHD-Z op soortniveau

7.3.4 Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis)

Dit is momenteel een uiterst zeldzame soort in België die nagenoeg beperkt is tot de Kempen (De Knijf et al. 2006). Het water is meestal vrij helder, ondiep en redelijk beschut door de nabijheid van bos. De oevervegetatie is altijd goed ontwikkeld en bestaat uit ondermeer riet, lisdodde en zegges. De hoeveelheid drijvende waterplanten is beperkt.

Jonge verlandingsvegetaties, zoals ze gecreëerd zullen worden bieden potentie voor deze soort.

7.3.5 Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana)

De zeggekorfslak wordt gedurende het zomerhalfjaar aangetroffen op de bladeren van met name grote zeggen in moerassen en broekbossen. Ze leven hier vermoedelijk van de schimmels die op de bladeren aanwezig zijn. Overwintering vindt vermoedelijk tussen het strooisel plaats. De soort is blijkbaar in staat om zich tijdens overstromingen met het water mee te laten drijven, waardoor stroomafwaarts gelegen gebieden goed gekoloniseerd kunnen worden. De waterhuishouding is van groot belang. De bodem moet permanent vochtig zijn waarbij het water minimaal in het najaar iets boven het maaiveld moet uitkomen. Een te hoge waterstand is echter negatief en leidt op de langere duur tot het verdwijnen van de soort. De soort wordt meestal aangetroffen op plekken met kwel maar kan ook voorkomen op plekken zonder actieve kwel.

Indien broekbossen ontgonnen worden of de grondwaterstand verlaagd wordt, waarbij de kweldruk wegvalt, is dit al gauw het einde voor de aanwezige korfslakken. Het gehele systeem van hogere en lagere gronden met kwel in de beekdalen is dus van belang voor de overleving van de soort. Maaien van de moerasbegroeiing kan eveneens het voortbestaan van een populatie Zeggekorfslakjes in gevaar brengen. Met het maaisel verdwijnen veel slakken uit het gebied, terwijl de kort gemaaide vegetatie geen geschikt biotoop meer biedt voor de nog resterende dieren.

7.3.6 Broedvogels

De potentie-analyse in onderstaande berekening is volgens Piesschaert et al. (2007). Hierbij wordt per habitattype een potentie-inschatting berekend voor de verschillende vogelsoorten opgenomen in de Instandhoudingsdoelstellingen.

Het aantal potentiële broedkoppels werd berekend voor de habitatoppervlaktes uit de inrichtingsvoorstellen in dit rapport (Tabel 3-1) en vergeleken met de berekeningen op basis van de habitat-oppervlaktes die staan opgegeven in de synthesenota (Waterwegen en Zeekanaal, 2005).

In Tabel 7-2 staan de resultaten opgelijst. Het belang van de Oudbroek- en Schellandpolder voor het behalen van de IHDsoorten is beperkt omdat weinig van de soorten gesloten moerasbossen verkiezen als broedgebied.

De voornaamste IHD-doelsoort is de Kwak. Deze soort leeft in meer gesloten moerashabitats dan bijvoorbeeld het Woudaapje en de Roerdomp. De natuurinrichtingsmaatregelen (ook in de oostelijke zone) zullen cruciaal zijn om deze soort potentieel aan te trekken. De soort heeft immers naast moerasbos ook voldoende open water nodig om te foerageren. Open vijvers, voldoende voedsel (vis), en in het water hangende takken vanaf dewelke hij vist zijn cruciaal.

De soort wordt nu soms waargenomen aan het Groene Wiel (oa. op 13/08/2000). Er is een berekende potentie voor purperreiger. Niettegenstaande een lagere potentie wordt berekend in het inrichtingsverhaal wordt verwacht dat de inrichtingsmaatregelen de potenties zullen

versterken voor deze soort door de foerageermogelijkheden te vergroten. De huidige aanwezigheid van een reigerkolonie kan potentieel de soort aantrekken. Ook voor lepelaar worden potentiële broedkoppels berekend. Ook voor deze soort zal het inrichtingsplan in tegenstelling tot de berekende potentie wellicht een beter biotoop creëren doordat er relatief veel ondiep open water bij komt. Vooral de oostelijke zone is interessant voor deze soort in combinatie met het Noordelijk eiland.

Ook heel wat ander zeldzame broedvogelsoorten (zonder specifieke IHD-doelstelling) zullen profiteren van de natuurinrichting van de Oudbroek en Schellandpolder zoals de kleine bonte specht, matkop, wielewaal, houtsnip, …

Tabel 7-2. Potentieel aantal broedkoppels van de soorten waarvoor een IHD-Z opgesteld is in Schelland- en Oudbroekpolder.

7.3.7 Besluit

De Schelland- en Oudbroekpolder zijn van uitzonderlijk belang voor het realiseren van één grote kern prioritair habitat ‘elzenbroekbos’. Deze locatie is één van de weinig potentiële boszones in de Scheldevallei om een laagveenbos te realiseren dat ook voldoet aan de minimale oppervlakte voor faunakarakteristieken. b a a rd m a n n e tj e b la u w b o rs t b ru in e k ie k e n d ie f d o d a a rs g ro te k a re k ie t g ru tt o k lu u t k w a k k w a rt e lk o n in g le p e la a r p a a p je p o rs e le in h o e n p u rp e rr e ig e r ri e tz a n g e r ro e rd o m p s c h o le k s te r s lo b e e n d s n o r tu re lu u r w o u d a a p z o m e rt a li n g

Potentie MWeA Hab. 100% Elzenbroekbos (Piesschaert et

al.2007) 0 0 0 0 0 0 0 9 0 7 0 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0

8 Referenties

Andriaensen, F., Van Damme, S., Van den Bergh, E., Van Hove, D., Cox, T., Jacobs, S., Konings, P., Maes, J., Maris, T., Mertens, W., Nachtergale, L., Struyf, E., Van Braeckel, A. & Meire, P. (2005). Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium. UA: ECOBE05-R82, Antwerpen. Andries, T.; Struyve, T. (2008). Spierbroek E-094 (Bornem) : tweede monitoringsrapport augustus

2008 : dossier ANB. Monitoringrapport, E-094. Natuurpunt: Mechelen : Belgium. 12 pp. Antea (2012). Sigma zone 3 – grond- en oppervlaktewateronderzoek. Studie t.b.v. aanleg van

overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN - Bestek nr 16EI/05/31. 2251433000-Sigma-Zone3-afwatering (auteur Van Poucke Luc).

Antea (2013). Paleolandschappelijk, archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek in het kader van het geactualiseerde Sigmaplan. Deelgebied: Bornem. 223075/cry (Ryssaert et al.).

Bal, D., Beije, H.M., Fellinger, M., Haveman, R., van Opstal, A.J.F.M. & van Zadelhoff, F.J. (2001). Handboek natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Expertisecentrum LNV, Wageningen, Nederland.

Blokland, K.A. & Kleijberg, R.J.M. (1997). De gewenste grondwatersituatie voor terrestrische natuurdoelen. Holoceen Nederland. NOV 3-2 (RIZA). Lelystad

Callebaut J., De Bie E., Huybrechts W., De Becker P. (2007). NICHE-Vlaanderen, SVW, 1-7. INBO.R.2007.3, Brussel.

Claus, K. & Janssens, L. (1994). Vademeccum Natuurtechniek. Inrichting en beheer van waterlopen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL, afdeling Milieu-en natuurbeleid.

Coen, L.; Taverniers, E.; Peeters, P.; Mostaert, F. (2010). Inschatting GOG-werking langs Zeeschelde en tijgebonden zijrivieren: Periode 1981-2005. Versie 2_0. WL Rapporten, 713_15d. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen, België.

Coen, L.; Plancke, Y.; Wang, L.; Peeters, P.; Mostaert F. (2013). Studie ten behoeve van aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden in het kader van het Sigmaplan:

Ondersteunende studies: Schelde Zone 3 – Cluster Bornem. Versie 3.0. WL Rapporten, 12_053. Waterbouwkundig Laboratorium Antwerpen,België.

De Becker, P., Jochems, H., Huybrechts, W. (2004). Onderzoek naar de abiotische

standplaatsvereisten van verschillende beekbegeleidende Alno-Padion & Alnion incanae-gemeenschappen. Verslag IN.O.2004.17. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. 165 pp. Decleer, K.(red) (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de

Noordzee. Habitattypen/Dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek INBO M.2007.01, Brussel 584p.

Decleer, K., Adriaens, T., Goethals, V., Ringoot, B. & Vandenbussche, D. (2005). VEN/IVON In: Dumortier, M., De Bruyn, L., Hens, M., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Van Reeth, W., Weyembergh, G. en Kuijken, E. (red.) 2005. Natuurrapport 2005. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor

Natuurbehoud nr. 24, Brussel.

De Keersmaeker, L., Rogiers N., Lauriks R. en De Vos B. (2001). Bosleeftijdskaart uitgewerkt voor project VLINA C97/06 'Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen', studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor natuurbehoud. De Keersmaeker, L. & Vandekerkhove, K. (2012). Van elzen-essenbos naar elzenbroekbos:

effecten van vernatting van Walenbos in beeld gebracht. Bosreservatennieuws 12: 8-11. Gittleman, J.L. (1996). Carnivore behavior, ecology, and evolution. Comstock Pub Associates. Huybrechts, W. Batelaan, O., De Becker, P., Joris, I. & van Rossum, P. (2000). Ecohydrologisch

onderzoek waterrijke vallei-ecosystemen. Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud 2000.12.

IMDC (2014). Deelopdracht 17: Grond- en oppervlaktewateronderzoek Zone 3: Schouselbroek en Hingese Polder, Oudbroekpolder en Schellandpolder. I/RA/11296/14.160/SOV/SOV. RA_11296_14.160 v1.0.

IMDC (2014b). Haalbaarheidsstudie gravitaire uitwatering Vliet. Conceptrapport I/RA/11445/14.059/RVL. Studie in opdracht van VMM.

Jacob. J. (2002). The response of small mammal populations to flooding. Mammalian Biology 68: 102-111.

Knaapen J.P. & Rademakers J. (1990). Rivierdynamiek en vegetatieontwikkeling - Rapport 82. Staring Centrum/ Instituut voor onderzoek van het Landelijk Gebied, Wageningen.

Locher W.P., de Bakker H. (1990) Bodemkunde van Nederland. Algemene bodemkunde. Malmberg, Den Bosch.

Lucassen, E.C.H.E.T. & Roelofs, J.G.M. (2005). Vernatten met beleid: lessen uit het recente verleden. Natuurhistorisch maandblad 94:211-215.

Maenen M.M.J. (1989). Water- en oeverplanten in het zomerbed van de Nederlandse grote rivieren in 1988. Hun voorkomen in relatie met algemene fysisch-chemische parameters.

'Ecologisch Herstel Rijn'-rapport nr.13. Rijkswaterstaat, Nijmegen.

Mees, H. (2012). Waterkwaliteit Bornem 2008-2012. Gemeente Bornem, Dienst milieu en Natuur. 52 pp. http://www.bornem.be/milieu-en-natuurontwikkeling-water.html

Mertens, W., Van Ryckegem, G., Nachtergale, L. & Decleyre, D. (2009). Evaluatie van de bosbalans binnen het Geactualiseerde Sigmaplan. INBO.IR.14012008.

Mitch, W.J. & Gosselink, J.G. (2000). Wetlands, 3rd. Ed. John Wiley & Sons, Inc. 920 pp.

Niewold, F.J.J. (2003). Haalbaarheidsonderzoek naar de herkolonisatie van de bever in het bekken van de Schelde en Dijle. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 705.

Piesschaert, F., Van Ryckegem, G., Van Hove, D., Adriaensen, F., Van Braeckel,A., Van den Bergh, E., Jacobs, S., Meire, P. & L. Nachtergaele. (2007). Ruimtelijke potentieverkenning van de instandhoudingsdoelstellingen voor broedvogels binnen het Zeescheldebekken. Rapport INBO.IR.2007.02. Brussel.

Soresma – THV Sigma (2008). Deelopdracht 17: grond- en oppervlaktewateronderzoek. Rapport peilmetingen. SOR/124514210 – versie 02.

Soresma – THV Sigma (2008). Deelopdracht 17: grond- en oppervlaktewateronderzoek. Rapport kwaliteitsmetingen. SOR/124514209 – versie 02.

Stortelder, A.H.F., Hommel, P.W.F.M. & de Waal, R.W. (red.) (1998). Broekbossen. Bosecosystemen van Nederland 1. KNNV Uitgeverij.

STOWA. 2004. Waterberging en natuur. Kennisoverzicht ten behoeve van regionale waterbeheerders. STOWA rapportnr. 2004. 16. STOWA, Utrecht. pp 144.

Studiegroep Omgeving (2001). Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen. Provincie Antwerpen. Van Allemeersch, R., Hoffmann, M. & Meire P. (2000). Ontwerpbeheerplan voor het Vlaams

natuurreservaat slikken en schorren van Schelde en Durme. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel. 346pp.

Vandevoorde, B., De Becker, P. & Van den Bergh, E. (2002). Vegetatiekartering van de polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde. Instituut voor Natuurbehoud. 2002.07. Brussel.

Van Braeckel, A., Piesschaert, P. & Van den Bergh, E. (2006). Historische analyse van de

Zeeschelde en haar tijgebonden zijrivieren. 19e eeuw tot heden. INBO.R.2006.29. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van de Steeg, H.M. (1992). Vegetatie-onderzoek en vegetatiekartering van de Rijswaard bij

Neerijnen. Experimentele Plantenoecologie Botanisch Laboratorium, KUN, Nijmegen. 103 p. Van den Maegdenbergh, J., Durinck, P. & Criel, D. (2012). Uitgebreid bosbeheerplan

Oudbroekpolder. Econnection, Gent.

Van der Werf, S. (1991). Bosgemeenschappen. Pudoc, Wageningen. 374 p.

Van Diepen, C.A. et al. (2002). Mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit door vermindering van de nutriëntenbelasting in Noord-Brabant.Alterra-rapport 527.4. Van Thuyne, G., Yseboodt, R. & Belpaire, C. (2002). Visbestandsopnames op het Groene Wiel,

Hingene (1998). Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Groenendaal. IBW.V.IR.2000.106. Van Uytvanck, J. & De Blust, G. (reds.) (2012). Handboek voor Beheerders. Europese

natuurdoelstellingen op het terrein. Deel I. Habitats. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Lannoo Campus. 302 p.

Verkem, S.; De Maeseneer, J.; Vandendriessche, B.; Verbeylen, G. & Yskout, S. (2003). Zoogdieren in vlaanderen: ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt: Mechelen. 452 pp.

Verlinden A. (1985). De dynamiek van kruidachtige vegetaties in funktie van waterhuishouding en beheer van natuurgebieden. Proefschrift Rijksuniversiteit Gent.

Verlinden A., Dumortier M. & Van Den Brande M. (1990). Overstroming in graslanden en natuurbeheer. De Levende Natuur, 91: 100-105.

Verstraeten A, De Bruyn L, De Keersmaeker L, Vandekerkhove K, Smets K, D’Havé H, Lust N, De Schrijver A & Willems L, (2004). Evaluatie van beheermaatregelen om de ecologische waarde van populierenbossen te optimaliseren. Rapport IBW Bb 2004.004.

Vriens, L., Bosch, H., De Knijf, G., De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., Van Hove, M. & Paelinckx, D. (2011). De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Mededelingen van het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek. INBO.M.2011.1, Brussel. 416p.

Waterwegen en Zeekanaal NV. 2005. Geactualiseerd Sigmaplan voor veiligheid en natuurlijkheid in het bekken van de Zeeschelde. Synthesenota. NV Waterwegen en Zeekanaal.

Wienk, L.D., Verhoeven, J.T.A., Coops, H. & Portielje, R., (2000). Peilbeheer en nutriënten. Literatuurstudie naar de effecten van peildynamiek op de nutriëntenhuishouding van watersystemen. RIZA rapport 2000.012

Wolf, R.J.A.M. ; Stortelder, A. H. F.; de Waal, R. W.; van Dort, K. W.; Hennekens, S. M.; Hommel, P. W. F. M.; Schaminée & J. H. J.; Vrielink, J. G. (1994). Broekbossen in Nederland - IBN rapport 096. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek - Staring Centrum, Wageningen. Wolf, R.J.A.M. (1995). Geschiedenis en beheer van de Nederlandse ooibossen - IBN rapport 179.

Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek - Staring Centrum, Wageningen.

Wuczynski, A. & Jakubiec, Z. (2013). Mortality of game mammals caused by an extreme flooding event in south-western Poland. Natural Hazards 69: 85-97.

9 Bijlagen

9.1 Aanvulling Niche tabel

Naar aanleiding van de vaststelling dat geen elzenbroekbos (zowel mesotroof als ruigtebroekbos) wordt berekend door NICHE-Vlaanderen in omstandigheden waarbij in de polder Kruibeke-Bazal-Rupelmonde (KBR) wel Elzenbroek ontwikkeld werd een aanvulling van de NICHE tabel

doorgevoerd om de voorspelling van deze bostypes te vervolledigen voor deze studie. De

voornaamste aanvulling is de vaststelling dat mesotroof elzenbroekbos zich kan ontwikkelen op een kleibodem (klei en klei op veen) (zie ook Stortelder et al. 1998) en dat ruigte elzenbroekbos zich ook kan ontwikkelen op standplaatsen met basische pH.

Parameters ontleend uit Vandevoorde et al. (2002) – WATINA databank voor GXG’s

1. Mesotroof elzenbroekbos Carici elongatae-Alnetum

• Bodemtype: Klei op veen (vaak ontveend) (nichebodemkaart in overlay met KBR) KV – NICHE-code 30000

• Trofie: mesotroof NICHEcode 2 obv Stikstofmineralisatiecurve (NICHE-rapport) vermeerdert met N-depositie (40kg) op K/Kv bodem

• pH als basisch obv interpolatie fig. pg. 32 Vandevoorde et al. (2002) (> 6.5) • Inundatie: 1

• GXG’s obv KBRP048 en KBRP050: GLGmin = 11 en GLGmax = 40cm – mv GHGmin = 15cm –mv en GHGmax = 5+mv

2. Ruigte elzenbroekbos Macrophorbio-Alnetum

• Bodemtype: Klei op veen (vaak ontveend) (nichebodemkaart in overlay met KBR) KV – NICHE-code 30000

• Trofie: mesotroof NICHEcode 2 obv Stikstofmineralisatiecurve (NICHE-rapport) vermeerdert met N-depositie (40kg) op K/Kv bodem

• pH als basisch obv interpolatie fig. pg. 32 Vandevoorde et al. (2002) (> 6.5) • Inundatie: 1

• GXG’s obv KBRP048 en KBRP050: GLGmin = 26 en GLGmax = 48cm – mv GHGmin = 16cm –mv en GHGmax = 4+mv

9.2 Hydrologie - randvoorwaarden

De kwaliteit van wetlands is sterk afhankelijk van het oppervlakte- en grondwaterregime. De waterhuishouding is de belangrijkste factor in het sturen van de vegetatieontwikkeling. Afhankelijk van de grondwaterstanden, overstromingsfrequenties en –duur, kunnen verschillende wetland-types ontwikkelen, gestuurd door soortspecifieke toleranties voor droogte, overstromingen, etc. (Mitch & Gosselink, 2000).

Voor de natuurpotenties van moeras- en grondwaterafhankelijke natuurtypes zijn sterke en onnatuurlijke grondwaterfluctuaties ongunstig. De waterpeilen moeten een natuurlijk verloop kennen, met lagere standen in de zomer en hogere in de winter en het voorjaar. In vochtige graslanden moeten de grond- en oppervlaktewaterpeilen van het vroege voorjaar langer aangehouden worden dan in de huidige landbouwpraktijk. Hierdoor kunnen ook meer plas-dras

situaties ontstaan. Moerassen komen niet of zeer zelden droog te liggen gedurende de zomermaanden (of slechts over kleine oppervlaktes). Ook voor de ontwikkeling van alluviale broekbossen zijn hydrodynamische parameters, zoals gemiddeld grondwaterpeil en laagste grondwaterstand belangrijk (De Becker et al., 2004). Hoewel wetlands per definitie nat zijn, is drainage van het gebied een belangrijk aandachtspunt (onderhoud ondiepe drainagegreppels). Als regen-, overstromings- of kwelwater niet tijdig afgevoerd en/of vervangen worden, kan dit tot verzuring en eutrofiëring van het systeem leiden.

Een tweede determinerende factor voor de ontwikkeling van wetlands is de chemische

samenstelling van het grondwater. Mineraalrijkdom en nutriëntengehaltes van het grondwater spelen een determinerende rol in de ontwikkeling van verschillende vegetatietypes. Bij

overstromingen zal ook de kwaliteit van het oppervlaktewater en de sedimentlast van groot belang zijn (aanrijkingen met nutriënten, contaminaties, …). Aspecten van hydrodynamiek en hydrochemie worden besproken onder §1.3.5.5.

9.2.1 Oudbroek- en Schellandpolder een Gecontroleerd Overstromings Gebied