• No results found

3 Ecologische gebiedsbeschrijving

3.2 Abiotische omstandigheden

3.2.2 Geohydrologie

Wijnjeterper Schar-West

Wijnjeterper Schar ligt langs de middenloop van het Koningsdiep, maar de rol van lokale systemen is groot. De zandrug in het zuidelijke deel van het gebied (ten zuiden van de Nije Heawei) vormt de waterscheiding tussen het naar het noorden (Koningsdiep) en het zuiden (Opsterlandse Compagnonsvaart) afwaterende gebied. De hoogteverschillen, de aanwezigheid van keileem en het reliëf in de bovenkant van de keileem zijn bepalend voor de hydrologie van het gebied en daardoor ook voor de vegetatie (zie Figuur 3.5).

In de bovenzijde van het keileempakket is een slenkenpatroon aanwezig, dat min of meer parallel aan de beek door het reservaat loopt. Vrijwel alle

schraallandvegetaties, en ook een belangrijk deel van de (voormalige) landbouwenclaves, liggen in en op de randen van dit slenkensysteem. Het slenkensysteem wordt geflankeerd door hogere ruggen. Deze

hogere ruggen vormen infiltratiegebieden: van daaruit stroomt ondiep grondwater over de keileem naar de slenken. In de laagste delen van het slenkensysteem is het keileempakket dunner en kan kwel optreden vanuit het eerste watervoerend pakket, onder de keileem (Streefkerk et al. 1994, Kiwa Water Research et al. 2007). In de slenken is dus sprake van natte omstandigheden, als gevolg van de toestroming van ondiep grondwater vanaf de aangrenzende ruggen en door de druk van - en deels ook de voeding met - grondwater onder de keileem.

blauwgrasland heischraal grasland droge en vochtige heide, pioniervegetaties

beek

keileem

ondiep grondwater diep grondwater

Figuur 3.5. Dwarsdoorsnede door het Wijnjeterper Schar van noordwest (links) naar zuidoost (rechts), met schematisch aangegeven hoogteligging, keileem, grondwaterstromen en de ligging van de Natura 2000-habitattypen.

Het lokale grondwater dat toestroomt vanuit de hogere delen binnen het gebied heeft minder mineralen opgenomen dan het diepere grondwater uit het

watervoerend pakket onder de keileem. Hierdoor ontstaat in de slenken een

gradiënt in waterkwaliteit. Op de flanken treedt vooral ondiep grondwater uit, en dat is de plaats waar heischrale graslanden zijn te vinden. Lager in de slenken wordt behalve het ondiepe grondwater (in ieder geval af en toe) ook dieper grondwater aangevoerd. Dat die voeding met basenrijker water van onder de keileem optreedt, blijkt onder meer uit peilbuisgegevens en uit het voorkomen van gewone

dotterbloem. Blauwgraslandvegetaties komen iets lager op de gradiënt voor dan de heischrale vegetaties, onder iets nattere en deels ook iets basenrijkere

omstandigheden. Een vergelijkbare gradiënt is te vinden daar waar de keileem tot in het beekdal reikt en ondiep ligt (zie Figuur 3.5).

Uit peilbuisgegevens en de vegetatiesamenstelling blijkt, dat de invloed van

grondwater van onder de keileem binnen het gebied afneemt van oost naar west. De stijghoogte van het eerste watervoerend pakket wordt beïnvloed door het peil in de beek en door lage landbouwpeilen in de omgeving. Omdat het beekpeil relatief laag is, wordt veel grondwater naar de beek getrokken, waardoor de waterdruk onder de keileem in het Wijnjeterper Schar kleiner is geworden. De lage landbouwpeilen in de omgeving draineren de zandruggen, waardoor de grondwatertoevoer naar het slenkensysteem afneemt. In de delen direct langs de beek is sprake van infiltratie.

De freatische grondwaterstanden worden sterk beïnvloed door hoogteligging, diepteligging van de keileem en de eventuele toestroming van grondwater. In de delen direct langs de beek zakken de grondwaterstanden ’s zomers vrij diep weg onder invloed van het beekpeil. Het beekpeil is de afgelopen 20 jaar met 20 cm (en in natte perioden met 30 cm) verlaagd, nadat er ook in de jaren ’60 al een verlaging heeft plaatsgevonden. Het lage beekpeil draineert het freatische en eerste

watervoerende pakket in het Natura 2000-gebied. Hierdoor wordt er steeds minder goed voldaan aan de eisen van natte schraallanden en natte heiden op de hogere gronden langs de beek (Streefkerk et al. 1994). Uit modelberekeningen blijkt, dat beekpeilverlaging met 20 cm leidt tot verlaging van de grondwaterstand in percelen direct langs de beek met ca. 10-15 cm. In het noordwestelijke deel van het

slenkensysteem (waar blauwgraslanden en heischrale graslandvegetaties

voorkomen) wordt nog een grondwaterstandsverlaging van 5-10 cm berekend. De invloed op de stijghoogte van het eerste watervoerend pakket (onder de keileem) reikt nog verder, tot ongeveer halverwege de beek en de Nije Heawei. De berekende verlaging van de stijghoogte van het eerste watervoerende pakket is langs de beek ca. 30 cm en in het noordwestelijke deel van het slenkensysteem rond de 10 cm (Altenburg 2003).

In de lage delen van het slenkensysteem reiken de grondwaterstanden in natte perioden doorgaans tot aan of boven maaiveld. In drogere perioden kunnen de standen iets uitzakken, wat in het westelijke deel van het slenkensysteem sterker is dan in het oostelijke deel (Brongers & Altenburg 2006). In 2007/2008 zijn de

landbouwenclaves in Wijnjeterper Schar-west aan het reservaat toegevoegd. Daarbij zijn verscheidene waterhuishoudkundige maatregelen uitgevoerd (zie Figuur 3.7). Wat de effecten daarvan zijn op de grondwaterstanden en de kwelinvloed is niet bekend.

Recent is de onderbemaling opgeheven in De Poasen, dat grenst aan het noordwestelijke deel van het Natura 2000-gebied. Deze peilverhoging zal een positief effect hebben op de grondwaterstanden en de stijghoogten van het eerste watervoerende pakket ter hoogte van de groeiplaatsen van heischrale graslanden en blauwgraslandvegetaties in het noordwestelijke deel van het slenkensysteem en de

beekdalflank in Wijnjeterper Schar-west. Metingen om dit te staven zijn niet verricht.

De Marschen

Van de hydrologische omstandigheden in De Marschen en eventuele veranderingen daarin is weinig bekend. Maar daar beide gebieden een vergelijkbare ligging en opbouw hebben en vroeger één geheel gevormd hebben, mag aangenomen worden dat het hydrologische systeem in De Marschen en het westelijke deel van het

Wijnjeterper Schar verregaand vergelijkbaar is. Ook in De Marschen is er sprake van reliëf in het maaiveld en het onderliggende keileempakket en komen de

schraallandvegetaties voor in de lage delen van het slenkensysteem. Vanuit de hogere ruggen stroomt ondiep grondwater over de keileem naar de laagten. Daarnaast kan in de lage delen kwel optreden vanuit het eerste watervoerend pakket, onder de keileem. Het lage peil in de beek en in de omringende

landbouwgronden draineert het eerste watervoerend pakket en vermindert daarmee de aanvoer van grondwater naar de laagten in De Marschen. Door het beperkte oppervlak en de smalle vorm heeft De Marschen een grote grenslengte, waardoor de invloed van de omgeving op de waterstanden in het gebied relatief groot is. Binnen het gebied beperkt de aanwezigheid van naaldbos (dat veel water verdampt) op de randen van de slenken de toevoer van grondwater naar de laagten. In 1996 zijn rond de laagten in het gebied waterhuishoudkundige maatregelen uitgevoerd en is een deel vergraste heide geplagd. Vervolgens zijn in de periode 2000-2006 rond en tussen de laagten delen bomen verwijderd (Figuur 3.6). Deze maatregelen waren gericht op het versterken van de grondwaterinvloed in de laagten. Er is niet

vastgesteld in welke mate deze maatregelen de gewenste effecten hebben gehad op grondwaterstanden en –samenstelling.