• No results found

DE GEOGRAFISCHE WERKINGSSFEER VAN HET IHL EN ‘TARGETED KILLINGS’

296. Zoals in hoofdstuk 1 werd besproken maken de Amerikanen in het kader van de oorlog tegen het internationaal terrorisme veelvuldig gebruik van drones en special forces om gerichte aanvallen op aan terreurnetwerken gelinkte individuen uit te voeren. Deze zgn. ‘targeted killings’ zijn reeds veelvuldig bekritiseerd geweest, zowel door juristen als door mensenrechtenorganisaties. Uit het voorgaande hoofdstuk hebben we twee zaken geleerd die van belang zijn om te bepalen of een specifiek gebruik van geweld in het licht van de internationale mensenrechten of het Internationaal Humanitair Recht beschouwd dient te worden. Enerzijds hebben we kunnen vaststellen dat het IHL onvoldoende grondslag geeft om te spreken van een ‘war on terrorism’ – laat staan een globale – en anderzijds stelden we vast dat het verscheidene internationale tribunalen, rechtsgeleerden en het Internationale Rode Kruis de mening toe gedaan lijken dat ook binnen de geografische werkingssfeer van het IHL, bepaalde provisies – waaronder deze die het gebruik van geweld regelen – vanwege hun nauwe verwevenheid over een beperktere ratione loci kunnen of moeten beschikken. 297. In dit hoofdstuk zal nog eens kort ingegaan worden op wat deze twee vaststellingen nu concreet betekenen voor de ‘targeted killings’. In eerste instantie zal heel beknopt ingegaan worden op wat ‘targeted killings’ precies zijn. Vervolgens gaan we over tot het bespreken van het gebruik van geweld binnen de context van een niet-internationaal gewapend conflict, alvorens tot slot nog even in te gaan op wat de Amerikanen het gebruik van geweld ‘outside areas of active hostilities’ noemen.

4.1. ‘Targeted Killings’

298. Targeting – of targeted killings (vrije vertaald: gerichte doding) – heeft geen juridische definitie maar wordt doorgaans begrepen als het gericht elimineren van personen die vaak geassocieerd zijn met terreurorganisaties, zodra zij gespot worden door de autoriteit die de aanval uitvoert of de opportuniteit zich voordoet.474 ALKATOUT definieert het als volgt: het

geplande en voorbereide gebruik van dodelijk geweld door een staat gedurende een

gewapend conflict tegen een specifiek geselecteerde vijand die zich niet fysiek in de bewaring van de aanvallende staat bevindt.475 Voorbeelden uit de recente geschiedenis zijn de

voormelde SEAL-raid op een Pakistaanse compound waarbij na een jarenlange jacht Osama Bin Laden werd gedood476, het Amerikaanse droneprogramma waarmee vijandige individuen

– ook vaak in Pakistan – worden uitgeschakeld en – meest recent – de Amerikaanse missie in Syrië waarbij IS-kalief Abu-Bakr Al Baghdadi uiteindelijk gedood werd.477 Bin-Laden was

volgens de Amerikaanse autoriteiten een vijandige strijder in de globale oorlog tegen de terreur.478 Sinds de eerste inzet van drones als wapen in de oorlog tegen de terreur zijn

droneaanvallen gestaag gegroeid zowel op vlak van geografische reikwijdte evenals in aantal en impact.479

299. In vredestijd is het gericht gebruik van dodelijk geweld – en bij uitbreiding het gebruik van dodelijk geweld in het algemeen – verboden onder de internationale mensenrechten, tenzij in een aantal extreme situaties480 als ultima ratio. Het Internationaal Humanitair Recht

is op dat vlak minder restrictief en laat het gebruik van (gericht) dodelijk geweld grotendeels toe onder bepaalde voorwaarden tijdens een gewapend conflict. Maar – zo kaart ALKATOUT aan – veel ‘targeted killings’ vinden plaats buiten de context van de echte vijandigheden, niet vanwege de hoedanigheid van de betrokken personen maar eerder op grond van verdenkingen van wat zij gedaan zouden hebben en aldus wordt het gebruik van dodelijk geweld maar al te vaak gebruikt om recht te doen geschieden.481

4.2. ‘Targeted killings’ binnen de context van een gewapend conflict

300. Zoals eerder werd gesteld blijkt uit de internationale rechtspraak dat de territoriale werkingssfeer van het Ius in Bello zich in beginsel uitstrekt over het volledige territorium van de bij het gewapende conflict betrokken staat of staten, althans voor een deel van de

475 J. ALKATOUT, The Legality of Targeted Killings in View of Direct Participation in Hostilities, Berlijn, Duncker &

Humblot 2015, 30-32.

476https://www.nytimes.com/2011/05/02/world/asia/osama-bin-laden-is-killed.html. 477https://www.nytimes.com/2019/10/27/world/middleeast/al-baghdadi-dead.html.

478 H. DUFFY, The ‘War on Terror’ and the Framework of International War, Cambridge, Cambridge University

Press 2015, 757-760.

479 H. DUFFY, The ‘War on Terror’ and the Framework of International War, Cambridge, Cambridge University

Press 2015, 414.

480 V. FERRARO, “Targeting American ISIL Terrorists”, NSLB 2015, vol. 5, 54-59.

481 J. ALKATOUT, The Legality of Targeted Killings in View of Direct Participation in Hostilities, Berlijn, Duncker &

bepalingen. Andere – zoals bv. deze in verband met het gebruik van geweld – zouden beperkt kunnen worden tot de gebieden waar effectief vijandigheden plaatsvinden.

301. Het aanvallen van doelwitten buiten de zones van actieve vijandigheden – of operatiezones – wordt in bepaalde rechtsleer dan ook gezien als zijnde niet conform met het

Ius ad Bellum, gezien de kernvereisten van noodzaak en proportionaliteit. 482 Daarentegen

lijkt men wel van mening te zijn dat er een dergelijke aanval op personen die directe militaire ondersteuning bieden aan vijandigheden wel degelijk legitiem zou zijn, onder het Internationaal Humanitair Recht, maar ook onder het Ius ad Bellum.483 De loutere aanwezigheid van vijandige strijders in een gebied waar geen actieve vijandigheden plaatsvinden zou op zich echter onvoldoende zijn om een gewapende aanval te legitimeren.484

302. Het recht heeft de kwestie omtrent het gebruik van geweld op individuen buiten het strijdtoneel nog niet beslecht, men kan echter vier bestaande visies in deze onderscheiden.485

Een eerste visie poneert dat ook dit gebruik van geweld enkel en alleen geregeld zal worden door de desbetreffende provisies uit het IHL. Deze visie gaat ervan uit dat dat de humanitaire overwegingen en het principe van militaire noodzakelijkheid geen verdere beperkingen kunnen opleggen op het gebruik van geweld dan deze die reeds voortvloeien uit het IHL zelf.486 Het eerder aangehaalde idee dat het Ius in Bello van toepassing is ongeacht de

legitimiteit van het ressorteren naar geweld onder het Ius ad Bellum487 past binnen deze visie.

303. Een tweede visie onderwerpt het gebruik van geweld eveneens aan de regels uit het Internationaal Humanitair Recht maar voegt daar de beperkingen uit Recommendation IX van

482 T. D. GILL, “Some Considerations Concerning the Role of the Ius ad Bellum in Targeting” in P. A. L.

DUCHEINE, M. N. SCHMITT, F. P. B. OSINGA (eds.), Targeting: The Challenges of Modern Warfare, Den Haag, Asser Press 2016, 110-114.

483 T. D. GILL, “Some Considerations Concerning the Role of the Ius ad Bellum in Targeting” in P. A. L.

DUCHEINE, M. N. SCHMITT, F. P. B. OSINGA (eds.), Targeting: The Challenges of Modern Warfare, Den Haag, Asser Press 2016, 110-114.

484 T. D. GILL, “Some Considerations Concerning the Role of the Ius ad Bellum in Targeting” in P. A. L.

DUCHEINE, M. N. SCHMITT, F. P. B. OSINGA (eds.), Targeting: The Challenges of Modern Warfare, Den Haag, Asser Press 2016, 110-114.

485 L. CAMERON et al., “Article 3: Conflicts not of an international character” in K. DÖRMANN et al. (eds.),

Commentary on the First Geneva Convention, Cambridge, Cambridge University Press 2016, 166-167.

486 W. H. PARKS, “Part IX of the ICRC ‘Direct Participation in Hostilities’ Study: No Mandate, No Expertise, And

Legally Incorrect”, N.Y.U. J. Int’l L. & Pol. 2009-2010, vol. 42, 827.

de Interpretative Guide van het Internationale Rode Kruis aan toe. Het gebruik van geweld moet aldus rekening houdend met de concrete omstandigheden beperkt worden tot het strikt noodzakelijke voor het behalen van een legitiem militair doel.488

304. Vervolgens heeft men nog de visie die een case-by-case evaluatie voorop stelt en ten slotte poneren anderen dan weer dat dergelijk gebruik van geweld uitsluitend door het nationale recht en de internationale mensenrechten wordt beheerst.489

4.3. ‘Use of force outside areas of active hostilities’

305. In het hoofdstuk 3 werd de aandacht gevestigd op het mogelijke bestaan van een globaal gewapend conflict tegen het internationaal terrorisme in juridische zin. Daarin hebben we moeten vaststellen dat het niet-internationale gewapende conflict tegen Al

Qaida, de Taliban en ‘associated forces’ niet als één enkel niet-internationaal gewapend

conflict beschouwd kan worden, omdat deze groepen over onvoldoende eengemaakte structuur beschikken om als één entiteit beschouwd te kunnen worden. De namen van de groeperingen doen in eerste instantie soms vermoeden dat het om één en dezelfde organisatie gaat, maar wanneer we kijken naar de effectieve structuur dan zien we bv. dat het ene Al Qaida het andere niet is. Het bestaan van een conflict met één uniforme georganiseerde groepering, zoals bv. IS in Syrië en Irak, zou – mits voldaan wordt aan de vereisten van een georganiseerde groepering enerzijds, en de intensiteitsvereiste anderzijds – wel mogelijk zijn.

306. Bijgevolg kan het conflict – in zover het inderdaad bestaat in de zin van het gemeenschappelijke artikel 3 van de Geneefse Conventies – onmogelijk een globale schaal hebben die een wereldwijde toepassing van het Internationaal Humanitair Recht activeert, noch Al Qaida, noch IS, noch de Taliban, noch eender andere groepering met wie eventueel een gewapend conflict bestaat heeft immers een wereldwijde aanwezigheid. Daaruit volgt dat voor verschillende militaire operaties – die vaak uit het gebruik van geweld bestaan – in o.a. Jemen of Somalië geen beroep gedaan kan worden op het bestaan van een gewapend

488 Zie voor meer details over de beperkingen in kwestie NILS MELZER (ICRC), Interpretative Guidance on the

Notion of Direct Participation in Hostilities under International Humanitarian Law, Genève, ICRC 2009, 77-82.

489 L. CAMERON et al., “Article 3: Conflicts not of an international character” in K. DÖRMANN et al. (eds.),

conflict tegen Al Qaida, de Taliban en ‘associated forces’. Deze operaties zullen een nexus- toets immers niet doorstaan gezien het volkomen gebrek aan voldoende verband met een bestaand gewapend conflict in juridische zin.

307. Zoals hierboven reeds werd vermeld verwerpt ook het Internationale Rode Kruis het idee dat een globaal gewapend conflict tegen het terrorisme plaats heeft op grond van een analyse van de feiten zoals zij momenteel voorliggen, en pleit het dus voor een case-by-case analyse van elk gebruik van geweld dat geacht wordt plaats te vinden binnen de oorlog tegen terreur.490 D.w.z. dat slechts in situaties waarbij de mate van geweld de intensiteitsdrempel

bereikt het oorlogsrecht van toepassing zal zijn, terwijl andere anti-terreur acties door het juridische kader van de wetshandhaving beheerst worden. De analyse dient gemaakt te worden op basis van de feitelijke context waarbinnen de acties plaatsvinden.491

308. Deze situaties zouden in principe dus opnieuw en afzonderlijk gekwalificeerd worden om onder de toepassing van het Internationaal Humanitair Recht te vallen. Vaak zullen deze geïsoleerde operaties echter niet voldoen aan de intensiteitsvereiste492 waardoor men tot de

conclusie zal moeten komen dat geen sprake kan zijn van een gewapend conflict en het IHL de situatie dus niet beheerst.

309. De Amerikaanse visie probeert hier op slinkse wijze een mouw aan te passen door te spreken over ‘targeted killings outside of areas of active hostilities’.493 Deze formulering

impliceert een link met de notie van gewapende conflicten maar reflecteert geen bestaand internationaal recht m.b.t. het gebruik van geweld.494 Uit een lezing van de desbetreffende

Presidential Policy Guideline blijkt dat de Amerikanen daarbij voornamelijk doelen op het

gebruik van geweld buiten het grondgebied van de staat waar hun ‘globaal’ gewapend conflict

490 P. SPOERRI, “Contemporary challenges to international humanitarian law” in S. PERRAKIS, M. MAROUDA,

(eds.), Armed Conflicts & International Humanitarian Law : 150 Years after Solferino. Acquis and Prospects’, Brussel, Bruylant 2009, 6-8.

491 P. SPOERRI, “Contemporary challenges to international humanitarian law” in S. PERRAKIS, M. MAROUDA,

(eds.), Armed Conflicts & International Humanitarian Law : 150 Years after Solferino. Acquis and Prospects’, Brussel, Bruylant 2009, 6-8.

492 R. HEINSCH, “Modern drone warfare and the geographical scope of application of IHL: pushing the limits of

territorial boundaries?” in J.D. OHLIN (ed.), Research Handbook on Remote Warfare, Cheltenham, Edward Elgar Publishing 2017, 100-104.

493 Zie o.m. Presidential Policy Guideline (US) on Procedures for Approving Direct Action Against Terrorist

Targets Located Outside the United States and Areas of Active Hostilities, 22 mei 2013.

hoofdzakelijk plaatsvindt, m.n. Afghanistan. Vermits deze notie echter elke normatieve inhoud mist kan zij bijgevolg ook geen basis bieden voor de toepassing van Internationaal Humanitair Recht.495

310. Buiten de context van een gewapend conflict zou het gebruik van geweld nog steeds door het Internationaal Humanitair Recht beheerst kunnen worden bij toepassing van het recht op zelfverdediging (art. 51 van het Handvest van de Verenigde Naties). Een van de voorwaarden is nl. dat het geweld dat ter zelfverdediging wordt gebruikt zou voldoen aan de regels van het Ius in Bello.496 Daarvoor zou echter eerst een gewapende aanval vereist zijn.

Hierop ga ik niet verder ingaan aangezien het buiten het onderwerp van deze thesis valt. 311. Een ander argument dat weleens door de Amerikaanse overheid wordt aangehaald ter verdediging van de ‘targeted killings’ is de toestemming van de territoriale staat. FERRARO stelt dat een derde staat de effectief toestemming kan verlenen aan de conflictstaat om dodelijk geweld op zijn grondgebied tegen leden van de vijandelijke actor te gebruiken, maar dat de conflictstaat steeds moet handelen binnen de grenzen van de gegeven toestemming.497 De toestemming van de territoriale staat mag dan wel een

rechtvaardigheidsgrond zijn waardoor het extraterritoriaal gebruik van geweld geen inbreuk op het Ius ad Bellum uitmaakt, zo kan een staat echter geen toestemming verlenen om van het Ius in Bello of de mensenrechten af te wijken aangezien deze de rechten van individuen beschermen en niet de rechten van staten.498

312. Deze theorie doet echter een aantal vragen reizen m.b.t. de verplichtingen onder de mensenrechten van die derde staat. Mag die derde staat – vreemd aan het gewapende conflict – de toestemming geven aan een betrokken staat om een bepaald persoon die geaffilieerd wordt met de terreurbeweging gericht uit te schakelen binnen de eigen staatsgrenzen? Volgens menig rechtsgeleerde dient deze vraag negatief beantwoord te worden. De territoriale staat is zelf geen betrokken partij bij het gewapende conflict in

495 M. BROOKMAN-BYRNE, “Drone Use ‘Outside Areas of Active Hostilities’: An Examination of the Legal

Paradigms Governing US Covert Remote Strikes”, Neth. Int Law Rev. 2017, vol 64, 38.

496 C. SCHALLER, “Using Force Against Terrorists ‘Outside Areas of Active Hostilities’ – The Obama Approach

and the Bin Laden Raid Revisited”, JC&SL 2015, vol. 20, 195-227.

497 V. FERRARO, “Targeting American ISIL Terrorists”, NSLB 2015, vol. 5, 54-59.

498 C. HENDERSON, The Use of Force and International Law, Cambridge, Cambridge University Press 2018, 333-

kwestie en dient dus te handelen binnen de grenzen van het gewone nationale recht en de internationale mensenrechten. Bijgevolg heeft de territoriale staat dus geen “rechten” die voortvloeien uit het Internationaal Humanitair Recht en – aangezien een entiteit niet meer rechten/bevoegdheden kan toekennen dan zij zelf heeft – kan zij er dus ook geen toekennen aan de aanvallende staat.499

313. HOROWITZ verwijst ook naar het verschil tussen plicht en recht. Immers houdt het recht der gewapende conflicten geen plicht in voor de betrokken staat om dodelijk geweld te gebruiken, maar slechts het recht om dit te doen. De internationale mensenrechten houden echter de plicht in voor overheden om het recht op leven van personen te waarborgen. Deze plicht houdt aldus de negatieve plicht in om zich van het arbitrair gebruik van dodelijk geweld te onthouden , evenals de positieve verbintenis om het arbitrair gebruik van dodelijk geweld te voorkomen. Volgens HOROWITZ dienen plichten te primeren op rechten en heeft een territoriale staat dus niet eens de bevoegdheid om dergelijke toestemming te verlenen.500 De

vraag is hoe deze theorie zich verhoudt ten opzichte van de spill-over conflicten. Aangezien echter zo goed als algemeen wordt aanvaard dat het spill-over conflict de aard van een niet- internationaal gewapend conflict niet wijzigd – wat impliceert dat deze dus niet op zich een internationaal gewapend conflict kan uitlokken – moet dit mijns inziens dusdanig geïnterpreteerd worden dat voor spill-over conflicten geen expliciete toestemming vereist is. 314. Wanneer een territoriale staat echter zelf betrokken is in een gewapend conflict met de entiteit in kwestie dan heeft deze staat uiteraard wel rechten en plichten die voortvloeien uit het IHL en zou de staat aldus wel toestemming kunnen verlenen aan een andere staat – zoals bv. de Verenigde Staten – om een gewapende aanval op de niet-statelijke actor in kwestie uit te voeren geheel overeenkomstig het Internationaal Humanitair Recht. In een dergelijke situatie zouden de VS dan aan de zijde van de territoriale overheid toetreden tot het niet-internationale gewapende conflict. Deze afweging zal bijgevolg dan wel voor elke territoriale staat en elke niet-statelijke actor beoordeeld moeten worden. Bovendien zouden

499 J. HOROWITZ, “Ending the Global War: The Power of Human Rights in a Time of Unrestrained Armed

Conflict” in J. D. OHLIN (ed.), Theoretical Boundaries of Armed Conflict and Human Rights, Cambridge, Cambridge University Press 2016, 182-183.

500 J. HOROWITZ, “Ending the Global War: The Power of Human Rights in a Time of Unrestrained Armed

zij desgevallend onderworpen worden aan de mogelijke beperkingen zoals deze in 4.2. kort werden toegelicht.

4.4. Conclusie

315. Binnen de ruimere oorlogszone waarbinnen het Internationaal Humanitair Recht van toepassing is, zal men enerzijds gebieden hebben waar de gevechten effectief plaats vinden, en anderzijds gebieden waar nauwelijks tot niets iets te merken valt van het lopende conflict. Of het Internationaal Humanitair Recht het gebruik van geweld in beide zones even zeer zal reguleren is nog niet uitgeklaard door het recht. Momenteel kent men in de rechtsleer vier mogelijke opties die gaan van een onbeperkte toepassing van het Internationaal Humanitair Recht tot de exclusieve jurisdictie van het nationaal recht en de internationale mensenrechten. Vooralsnog zouden ‘targeted killings’ in de vredigere delen van een door conflict geteisterd land dus wel degelijk onder de toepassing van het IHL kunnen vallen. 316. Buiten de context van een gewapend conflict ligt dit echter heel anders. Vermits het bestaan van een globaal gewapend conflict tegen het terrorisme – evenals de notie van een gewapend conflict tegen Al Qaida, de Taliban en ‘associated forces’ – juridisch ontkracht dient te worden dient voor elke situatie afzonderlijk een afweging te worden gemaakt of deze al dan niet een gewapend conflict constitueert. Vaak zal echter niet voldaan kunnen worden aan de intensiteitsvereiste waardoor het Internationaal Humanitair Recht de ‘targeted

killings’ in beginsel niet zou beheersen.

317. Het Internationaal Humanitair Recht zou weliswaar wel spelen wanneer de territoriale staat zelf verwikkeld is in een gewapend conflict met de niet-statelijke groepering. Enkel in dergelijke situatie heeft de territoriale staat ook effectief de bevoegdheid om een geldige toestemming voor een ‘targeted killing’ aan een andere staat te verlenen. In die situatie treedt de interveniërende staat toe tot het lopende niet-internationale gewapende conflict.

HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE

318. Uit de analyse van het Internationaal Humanitair Recht m.b.t. haar geografische werkingssfeer valt te concluderen dat het concept van de globale oorlog tegen het terrorisme op zich geen juridische implicaties kan hebben en niet kan bestaan in het licht van het IHL. Eerst en vooral kan geen gewapend conflict bestaan tegen een abstract fenomeen zoals het terrorisme dat is.

319. Ook het bestaan van een gewapend conflict tegen Al Qaida, de Taliban en ‘associated

forces’ kan niet geclassificeerd worden als een gewapend conflict in de zin van het