• No results found

Gemeentelijk beleid

In document Boven-Leeuwen. Florastraat - I (pagina 23-26)

Waterplan West Maas en Waal

De gemeente West Maas en Waal en Waterschap Rivierenland streven gezamenlijk naar een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzame waterketen. Het Waterplan dient als input voor nieuw op te stellen wijzigingsplannen en de waterpara-graaf.

In de gemeente West Maas en Waal speelt een aantal problemen met betrekking tot de afvoer van kwel- en rioolwater via het watergangenstelsel en de waterkwaliteit in watergangen. In het waterplan staan de volgende uitgangspunten genoemd:

− Drietrapsstrategie WB21(niet afwentelen van waterproblemen):

− vasthouden, bergen, afvoeren (waterkwantiteit);

− schoonhouden, scheiden, schoonmaken (waterkwaliteit).

− Uitgaan van stroomgebiedbenadering en waterketenbenadering; onderling in ba-lans;

− Gezonde en veerkrachtige watersystemen:

− juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op het juiste moment en op de juiste plek voor mens, dier en plant;

− watersysteem moet op orde zijn (voldoen aan Normering regionale waterover-last);

− ecologisch gezond water en (natte) landnatuur, ook in stedelijk gebied.

− Ruimte voor water:

− in het kader van veiligheid;

− water als medeordenend, dan wel sturend principe bij ruimtelijke plannen;

− met water de identiteit van de plek zichtbaar maken.

− Uitvoeren tegen laagst mogelijke maatschappelijke kosten;

− Goede interne en externe communicatie;

− Samenwerking en afstemming (planvorming en uitvoering).

SAB 22 5.5.5 Situatie plangebied

Het gebied waar het bouwplan wordt gerealiseerd heeft een oppervlakte van circa 3.200 m2. In de huidige situatie is het verhard oppervlak circa 75 m2. In de nieuwe si-tuatie is het verhard oppervlak circa 1.365 m2. De toename van het verhard oppervlak (met inachtneming van 500 m2 reductie conform beleid waterschap) bedraagt hiermee circa 790 m2.

Bestaande geohydrologische gesteldheid

Om de toestand van de bodem in beeld te krijgen zijn een aantal boringen verricht en kaartbladen van waterschap Rivierenland geraadpleegd.

De conclusies van dit onderzoek zijn als volgt:

− De bestaande maaiveldhoogte is ingemeten op ca. 6,5 à 7,0 m +NAP. Vloerpeilen van bestaande bebouwing is ingemeten op ca. 6,8 à 7,1 m +NAP;

− Vanaf het maaiveld is tot 0,15 à 1,5 m een uit matig fijn tot matig grof zand be-staande toplaag aangetroffen. Daaronder is een uit klei bebe-staande afsluitende laag aanwezig tot een diepte van circa 3,0 à 4,0 m -maaiveld.

− In de directe en/of indirecte omgeving van de planlocatie is geen oppervlaktewater aanwezig;

− Het peilbeheer in het peilvak wordt gehandhaafd met een zomerpeil op 4,70 m + NAP en een winterpeil op 4,35 m + NAP;

− Op basis van de kaartbladen van het waterschap kan voor het eerste watervoe-rend pakket een gemiddeld hoge stijghoogte van het diepe grondwater worden aangehouden van circa 100 tot 140 cm minus maaiveld. Een gemiddeld lage stijghoogte van het diepe grondwater kan op basis van de langjarige peilbuisge-gevens worden afgeleid op meer dan 220 cm minus maaiveld.

Op grond van bovenstaande criteria wordt het infiltreren van het hemelwater in de bo-dem niet wenselijk geacht. Er bestaat tevens geen mogelijkheid om het hemelwater (vertraagd) af te voeren naar het oppervlaktewater.

Proces van de watertoets

Er hebben vooroverleggen plaatsgevonden met zowel initiatiefnemer, gemeente West Maas en Waal als waterschap Rivierenland. De hieruit voortvloeiende afspraken en ruimtelijke gevolgen voor de benodigde waterberging zijn vastgelegd in ‘Notitie advies waterhuishouding’ van BOOT7 organiserend ingenieursburo. De belangrijkste aspec-ten zijn genoemd in deze paragraaf.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

7 Boot B.V. Notitie advies waterhuishouding, 22 juni 2011.

SAB 23 Hemelwater en riolering

Binnen het plangebied zijn geen mogelijkheden voor het infiltreren van het hemelwater naar de bodem.

Het hemelwater, afkomstig van de verharde oppervlakken binnen het plangebied, zal doelmatig worden afgevoerd via bovengrondse afwateringsgoten naar een geprojec-teerde wadi. Het hemelwater zal vervolgens vertraagd worden afgevoerd naar het be-staande gemengde rioolstelsel van de gemeente.

Het vuilwater zal rechtstreeks worden aangesloten op het bestaande gemengde riool-stelsel van de gemeente.

Grondwater

Het plan is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. In en om het plange-bied is geen grondwateroverlast bekend. Ingrepen voorkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Vanwege de grondslag kan een drainagestelsel in de zandwerkvloer onder de bebou-wing worden overwogen, om toestroming van hemelwater bij neerslagrijke omstandig-heden af te kunnen voeren. Het aanlegniveau van de drainage dient echter boven de GHG te worden geprojecteerd, om afvoer van grondwater te voorkomen.

Oppervlaktewater

Het plan ligt niet binnen de kern- of beschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Voortvloeiend uit de planontwikkeling neemt het verharde oppervlak toe. Vanwege de toename van het verharde oppervlak is compensatie van de waterberging noodzake-lijk. In overleg met alle partijen is besloten dat de retentie voor het hemelwater binnen het plangebied zal worden gerealiseerd. In het rapport van Boot wordt aangetoond dat de beoogde waterberging voldoende capaciteit heeft en dat aan de waterbergingsop-gave voldaan wordt.

De berekening in de notitie van Boot gaat ervan uit dat er een reductie van 500 m² mag worden toegepast, conform het beleid van het waterschap. De gemeente West Maas en Waal heeft echter ook eigen beleid, waarin geen rekening wordt gehouden met deze reductie. Dit betekent dat de totale waterbergingscapaciteit 10 m³ groter dient te worden dan in het rapport van Boot. Deze extra benodigde capaciteit is zon-der meer inpasbaar binnen het plangebied. Bijvoorbeeld met het op één oor leggen van de parkeerplaatsen zou deze al gecreëerd kunnen worden.

Concluderend kan er worden gesteld dat wordt voldaan aan de waterbergingsopgave.

De gemeente streeft er hiernaast naar om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te voorkomen. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het opper-vlaktewatersysteem in de omgeving.

Natuur

Het plan ligt niet in een gebied met bijzondere natuurwaarden. Verstoring van natuur-waarden als gevolg van het plan worden daarom niet aannemelijk geacht.

SAB 24 Conclusie

De vereiste waterberging voor het totale gebied waar het bouwplan gerealiseerd wordt, wordt juridisch geregeld in het bestemmingsplan Florastraat II. Het aspect wa-ter vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

In document Boven-Leeuwen. Florastraat - I (pagina 23-26)