• No results found

ANTWOORDNOTA BRO-OVERLEGREACTIES

7. GEMEENTE MOERDIJK (HOOFDBRIEF)

1. De gemeente herkent het vraagstuk van een goede

infrastructuur voor de aan- en afvoer van energie, waar zij ook regelmatig mee wordt geconfronteerd. Het doel heiligt echter niet alle middelen. Het wankele evenwicht tussen leefbare woonomgeving, natuur en industriële ontwikkelingen moet in balans blijven. Zeker als een goed uitvoerbaar alternatief beschikbaar is.

De keuze voor het voorkeursalternatief is nog nader onderbouwd in het ontwerp inpassingsplan. Bij de totstandkoming van het tracé en het inpassingsplan is uitgebreid overleg gevoerd met de verschillende besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en provincies, alsmede met bewoners en andere maatschappelijke

organisaties.

TenneT heeft de effecten van verschillende tracévarianten in beeld gebracht in Projectboek 3.

Net als in 2017 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat de samenwerkende overheden gevraagd om advies uit te brengen over het tracé van het voorkeursalternatief.

De minister heeft het advies van de samenwerkende overheden grotendeels overgenomen. Naar aanleiding van de keuze voor het voorkeursalternatief zijn door de omgeving vragen gesteld over de keuze en zijn soms ook

De reactie leidt tot aanpassing van het inpassingsplan.

is, om de leefbaarheid in dit gebied te behouden. Juist in een gebied waar als gevolg van de geografische ligging sprake is van een concentratie van intensief benutte weg- en

spoorverbindingen en de aanleg van een windpark in de nabijheid van het daar aanwezige, uitbreidende industrie- en bedrijventerrein.

uiteindelijk geresulteerd in 3 (realistische) varianten. Op 24 september 2019 heeft de toenmalige minister van

Economische Zaken en Klimaat een voorkeurstracé gekozen.

Hierin heeft de minister een andere afweging gemaakt dan de Samenwerkende Overheden.

De minister heeft in 2019 toegelicht dat deze keuze is gemaakt op basis van effecten op milieu, (net)techniek, kosten en omgeving. Variant Rood scoort beter op milieu (landschap), (net)techniek (technische complexiteit en tijdelijke overlast) en kosten. Variant Geel scoort beter op omgeving (voorkeur omgeving en gevoelige bestemmingen), maar daar staan wel aanzienlijke meerkosten tegenover.

Alles afwegende concludeert de minister dat de

maatschappelijke meerwaarde van variant Geel niet opweegt tegen de meerkosten. De alternatieve variant Rood scoort beter op meerdere aspecten. Daarnaast is er onvoldoende aanleiding om te verwachten dat de leefbaarheid door variant Geel minder wordt aangetast dan door variant Rood.

Hierbij wegen de gevoelige bestemmingen niet zwaarder dan de andere effecten .

Naar aanleiding van het verzoek van de gemeente zijn de verschillende tracévarianten nogmaals beoordeeld en is geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden

duidelijk te zien zijn, omdat het wordt gerealiseerd in een nu nog open agrarisch perceel en vormt daarmee opnieuw een forse ingreep in het landschap. Uw redenatie dat Variant Rood, zoals die in 2019 door de Samenwerkende overheden aan u is geadviseerd, een te grote impact op het landschap in de omgeving van Zevenbergschen Hoek zou hebben, gaat naar onze mening dan ook mank, nu u zelf nieuwe ingrepen in het landschap in dezelfde omgeving heeft ingepland.

betreft het verplaatsen van het hekwerk en het treffen van voorzieningen zodat de ondergrondse kabel aangesloten kan worden op dit station.

De aanpassingen bij het 150kV-station vallen nagenoeg volledig binnen het bouwvlak dat thans reeds is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Moerdijk. Omdat de grens van het bouwvlak aan de oostzijde niet helemaal overeenkomt met de grens van het hekwerk vindt hier een zeer beperkte correctie plaats. Gelet op (de

bouwmogelijkheden binnen) het huidige bouwvlak kan voor de aanpassing van het 150kV-station niet worden gezegd dat dit een nieuwe ingreep in het landschap is.

Het 150kV-opstijgpunt is nodig, ongeacht de gekozen

variant. Dit betreft relatief kleine en transparante constructie in het landschap.

Omdat de aansluiting en aanpassing van het 150 kV-station bij alle varianten noodzakelijk is, zijn het niet

onderscheidende elementen.

Het blijft staan dat noch voorkeursvariant Rood noch variant Geel bijdragen aan een verlichting van de ruimtelijke druk in het gebied en dat de onderbouwing voor de keuze, zoals

masttype. hebben hierover vragen aan de minister gesteld. Naar aanleiding hiervan heeft TenneT onderzocht welke mastsoort in combinatie met het masttype van de bestaande

verbindingen de beste bijdrage levert aan de technische functionaliteit, milieu- en omgevingseffecten,

landschappelijke inpassing en kosten en zonder dat hierdoor extra gevoelige bestemmingen ontstaan. In het onderzoek is een afweging gemaakt tussen wintrack- en vakwerkmasten.

Daarbij is rekening gehouden met de bundeling van het Voorkeurstracé met de twee bestaande

hoogspanningsverbindingen.

Het MER is aangevuld met een separate memo 'actualiteit en navolgbaarheid' waarin wordt ingegaan op o.a. deze vraag.

Deze notitie behandelt de gewijzigde uitgangspunten:

masttype, autonome ontwikkelingen, wet- en regelgeving en gaat na of er voldoende en actuele milieu informatie is gebruikt bij het bepalen van het VKA. Uit deze memo die bij het MER wordt gevoegd, volgt dat de tracé keuze niet anders zou zijn geweest, wanneer direct was uitgegaan van de zogenaamde vakwerkmast.

Ten behoeve van dit onderzoek is een vakwerkmast ontworpen die aan de eisen van de te bouwen verbinding kan voldoen. Deze vakwerkmast is vergeleken met de

maatregelen naar de bewoners en gebruikers van het gebied, maar ook naar ons als gemeente, veroorzaakt onrust in de omgeving. Deze tijdelijke situaties zullen soms langer dan 10 jaar bestaan. Een goed proces om tot een oplossing te komen die voor alle betrokkenen aanvaardbaar is, is noodzakelijk. Wij roepen u en TenneT op om duidelijkheid te geven naar alle bewoners en naar ons, en daarbij alle betrokkenen goed te betrekken bij het plannen van tijdelijke maatregelen, verkeersroutes voor het bouwverkeer enzovoorts.

communicatie- en participatieplan opgesteld om invulling te geven aan een duidelijke en zorgvuldige communicatie richting de gemeenten, bewoners en bedrijven.

Daarnaast is TenneT reeds in gesprek met de verschillende grondeigenaren en -gebruikers waar deze maatregelen en werkzaamheden zijn voorzien om te bespreken of

werkterreinen minder belemmerend kunnen worden ingericht en om afspraken te maken over eventuele vergoeding van schade.

6. Het inpassingsplan maakt een uitbreiding van het bestaande 150 kV-station bij Zevenbergschen Hoek mogelijk. De gemeente vraagt om een gecombineerde aanpak, de gemeente loopt namelijk tegen problemen aan ten aanzien van de afvoer van duurzaam opgewekte energie bij LPM.

Verzocht wordt om met een creatieve oplossing te komen om economische ontwikkelingen in de regio mogelijk te houden en niet spaak lopen vanwege een gebrek aan netwerkcapaciteit.

De ‘uitbreiding’ ziet op het verplaatsen van het hekwerk van het bestaande 150 kV-station. De capaciteit wordt niet uitgebreid.

TenneT stelt op dit moment samen met Enexis een netvisie op voor de afvoercapaciteit in de regio. De visie wordt in de tweede helft van 2021 verwacht. Daar waar nieuwe

ontwikkelingen nodig zijn, zoals voor LPM, zal dit in afstemming met de gemeenten worden opgepakt.

De reactie leidt niet tot aanpassing van het inpassingsplan.

7. Ons bereiken geluiden dat de eigenaren van deze gevoelige bestemmingen, zich niet altijd goed gehoord voelen in de gesprekken met Tennet. Het gaat in deze gesprekken over de woning van mensen, de plaats waar hun thuis is. Wij proberen als gemeente deze bewoners te ondersteunen daar waar

Wij hebben uw zorg bij TenneT onder de aandacht gebracht. De reactie leidt niet tot aanpassing van het inpassingsplan.

voorbereidende) werkzaamheden en tijdelijke maatregelen.

8. In het artikel in BNdeStem van 31 maart 2021 geeft de heer Sutmuller namens TenneT aan dat het proces van participatie rondom het Rijksinpassingsplan niet meer tot

wereldschokkende wijzigingen van het tracé zullen leiden, alleen mogelijk tot marginale wijzigingen.

Deze uitspraak geeft de indruk dat weinig waarde gehecht wordt aan vooroverlegreacties of zienswijzen op het

Rijksinpassingsplan. Dit verbaast ons, gezien het belang dat u vanuit de Rijksoverheid hecht aan een goed proces van participatie bij nieuwe ontwikkelingen, blijkend uit de wijze waarop dit een plaats heeft gekregen in de Omgevingswet.

Ook de mogelijkheid voor het indienen van

vooroverlegreacties of zienswijzen hoort bij participatie. Deze reacties gaan over de belangen van bewoners en bedrijven en moeten serieus afgewogen worden en niet op voorhand al terzijde geschoven worden.

Kunt u aangeven hoe deze opmerking van Tennet geplaatst moet worden in het proces rondom het Rijksinpassingsplan?

De woordvoerder van TenneT heeft proberen te duiden er vertrouwen in te hebben dat het proces dat doorlopen is een goede basis is voor het voorontwerpinpassingsplan dat is voorgelegd aan de verschillende instanties. Aan de hand van dit proces, dat in samenspraak met de Samenwerkende overheden is doorlopen, vertrouwt hij erop en hoopt hij erop dat de vooroverlegreacties niet leiden tot grootschalige of ingrijpende wijzigingen. Zoals vanzelfsprekend worden vooroverlegreacties ter harte genomen en van een reactie voorzien en zo nodig is het IP aan de hand hiervan aangepast. Ook hebben nog diverse overleggen plaatsgevonden waarbij TenneT, EZK en gemeenten aanwezig waren, mede n.a.v. de ingediende

vooroverlegreacties. Hieruit blijkt dat TenneT en het ministerie van EZK vooroverlegreacties zeker op waarde beoordelen en deze niet ‘ter zijde leggen’.

De reactie leidt niet tot aanpassing van het inpassingsplan.

ernstige overbelasting in geval er sprake is van import vanuit België. ‘– Deze zinnen lijken elkaar tegen te spreken, want hoe kan er ernstige overbelasting ontstaan bij import uit België als internationale afspraken niet toestaan dat een knelpunt op het buurland wordt afgewikkeld? Wat wordt hier bedoeld?

wel vergroten. van het inpassingsplan.

3. Pagina 16, paragraaf 3.3: als ontwerpprincipe bij trajectkeuze (vierde bullit)