• No results found

Gelukkig, daar zijn we voor vandaag weer af

Nu zullen we wel gauw met een bezoek op zolder vereerd worden, òf mevrouw gaat

er stilletjes op haar eentje naar toe,’ zei Annie. ‘Je hadt dat verhaal van die spoken

maar voor je moeten houden, Leen.’

Het meisje keek bedeesd naar den grond. Ze voelde, het met haar gebabbel

verkorven te hebben en stapte zoo gauw mogelijk op. Daar waren Riek en Annie niet

treurig om, want als ze haar tijd verpraatten, zou 't werk op den zolder weer uitgesteld

moeten worden.

‘Kom, nog gauw even een kopje thee en dan gaan we op een drafje naar boven,’

zei Riek opgewekt. ‘Als we daar 's middags geen regel van maken, schiet die goede

gewoonte er bij in.’

Annie slaakte een diepen zucht. ‘O foei, wat is 't leven toch druk,’ klaagde ze,

‘altijd is er weer wat anders.’

Haastig zetten ze de kopjes in elkaar, toen de bel van de voordeur over ging.

‘Hoor eens, als we nu weer opgehouden worden, blijven we maar beneden,’ zei

Annie. ‘Strakjes komt Maria Kaspers ook nog.’

Toen ze Trijn in de gang hoorde sloffen, deed Riek de kamerdeur zachtjes open

en luisterde even. Stil, was dat de stem van mijnheer van der Zee niet? Annie herkende

haar ook en nu tobden de meisjes er geen van beiden meer over, de taak voor vandaag

in den steek te moeten

laten.-Hoewel mevrouw Tromp twee trappen hoog woonde, wist ze toch altijd, wat er

beneden gebeurde. Zoo had ze ook den notaris in 't hek

zien komen en nieuwsgierig, wat deze te vertellen zou hebben, sloop ze de trap af.

Lili werd met een mooi boek zoet gehouden en verklapte moeder dus niet.

‘Ik ben bij mijnheer Been, het familielid van uw naaister Roelfje geweest,’ zei de

notaris, toen hij op z'n gemak was gaan zitten. Hij is al een bejaard man, maar weet

zich toch veel van vroeger dagen te herinneren. Dien mijnheer Tromp heeft hij als

schooljongen gekend en veel goeds is daar, helaas, niet van te vertellen. De

klasgenooten mochten John Tromp volstrekt niet, dat pleitte dus al niet voor hem.

Later, toen hij op eigen beenen moest staan, werd hij door velen met den rug

aangekeken en ging het hem lang niet voor den wind. Zijn ouders waren brave,

oppassende menschen, die uw oom, Peter de Graaf, heel goed kenden en op alle

mogelijke manieren door hem werden voortgeholpen. Hun zoontje John speelde hier

veel in den tuin en noemde den ouden heer ‘oom’. Dat bleef zoo, ook toen hij groot

was geworden en de weldoener van de ouders ook zijn weldoener werd. Heel veel

kosten schijnt Peter aan dien John besteed te hebben, doch veel plezier beleefde hij

er niet van. Het jonge mensch deugde voor geen enkele betrekking en zoo ging hij,

in de hoop, elders z'n fortuin te kunnen zoeken, naar Amerika. Peter de Graaf betaalde

de reis en gaf hem nog een flink duitje in den zak mee. Na lang zwerven en zoeken

kwam John eindelijk in een kruitfabriek en kort daarna is hij getrouwd. Z'n ouders

noch zijn zoogenaamde oom hoorden ooit

meer iets van hem. Mijnheer Been wist toevallig van kennissen in Amerika, dat de

vrouw van John Tromp nogal wat geld had, maar dit werd opgemaakt, omdat haar

man haar wijs maakte, een rijken erfoom in Rotterdam te hebben. Daar vertrouwde

zij vast op en na den dood van haar echtgenoot wist ze ook niet beter, of ze zou later

weer schatten bezitten. Toen nu Mevrouw Johanna Elisabeth Tromp vernam, dat

mijnheer de Graaf overleden was, kwam ze holderdebolder naar hier, om het kapitaal

op te eischen.’

‘'t Is wat moois, dus haar man was totaal geen familie van oom Peter!’ riep Riek

verbaasd. ‘Wat praat die Roelfje dan?’

‘Och, ze heeft mijnheer Been zeker verkeerd begrepen,’ zei de notaris

vergoelijkend. ‘Dat John een oomzegger was, kan niet ontkend worden.’

‘Maar geen volle neef!’ riep Annie nu.

‘Nee, dat is slechts een kleine vergissing. En door die kleine vergissing is 't huis

hier in rep en roer gebracht.’

‘Maar ik heb dadelijk aan Riek gezegd, dat ik u en niemand anders geloofde,’

lachte het jonge meisje, haar zuster van blijdschap omhelzend. ‘Nu is 't toch zeker

ook niet meer noodig, den zolder overhoop te halen en naar dien gewichtigen brief

van oom te zoeken? Mevrouw zal ons heusch wel gelooven, als we haar precies de

waarheid zeggen.’

‘'t Kan zijn, maar dien brief zou ik toch graag in m'n bezit hebben,’ zei de notaris.

‘Hij is van te groote waarde.’

Toen hij vertrokken was, besloten de zusters, Maria en de kinderen maar vast tegemoet

te gaan. Vooral Riek had behoefte even in de lucht te zijn.

Onderwijl had mevrouw Tromp wel een half uur voor luistervink gespeeld en nu