• No results found

geloopen heeft. Alles was toen zoo stil en precies als in 't westland, wat zoo met hier

overeenkomt al is het nog wel wat rijker. Ik ben vanmorgen nog bij een paar boeren

voor werk geweest, daar er groote stapels steenen op 't erf stonden, en somigen al

aan 't werk waren. Toch was er voor mij niets, daar de boeren hier dit werk allemaal

zelfs doen, ja de vrouwen zelf kalk maakten enz. met alles mee helpen. De orgineele

metselaars werken hier ook heel anders dan bij ons in Holl. en leek weer iets op het

werken van de Duitschers en Oostenrijksche metselaars. Inplaats met de troffel

werken ze hier allemaal met de kaphamer, en veel langzamer. Doch de steenen zijn

veel grooter. Profielen welken bij ons aan 't eind van de muur staan, is hier geen

spraken van, en doet de metselaar dit uit de hand, en met behulp van een waterpas

of iets dergelijks. Ook op 't land werken ze hier veel anders. Bijvoorbeeld met

aardappelen rooien, steken zij ze niet met een riek op als bij ons, maar hakken zij ze

uit de grond, wat mij veel zwaarder lijk, zoo ook het metselen. De riek zie je hier

bijvoorbeeld hier haast helemaal niet. Toch ontmoeten ik nog een groote machine

instalatie, welke ik eerst

*) Onleesbaar.

nog niet gezien heeft, dan alleen in Duitschland bij Coblens. En wel dat het vervoer

van zand of grind of wat ook, met groote knijpers gaat, zooals bij ons in Holl. maar

met dit verschil, dat die automatisch gaan zonder dat iemand ze bestuurd, en langs

groote draden vele Kilometers ver gebracht worden. Verder merk ik op dat alles

haast alles klein bedijf is, zoowel de industrie die hier niet zoo veel is als de

Landbouw. Door al dat eigen werk wat ik zie, denk ik nog wel eens aan dat

hoenderparkje wat we zelf zouden beginnen, want hier zie je ook wel, al is 't niet

zooveel kippen, kloeken met kuikens. Dat je alles zelf kunt maken en bouwen is

natuurlijk wel voordeelig en ook op zich zelf wel fijn. Maar toch alles bijeen genomen,

lijkt mij gewoon gemeenschappenlijk werken in 't bedrijf of waar dan ook beter, ook

met andere arbeiders. Zoo zit ik hier thans langs de weg, en krijgt eenige meters van

mij af, een kleine jongen van een jaar of acht, een klap, van zijn Vader denkelijk

omdat hij 't Paard met 2 Koeien niet goed bestuurd, welke een ploeg voorttrekken,

waar achter hij zelf loopt. Nu moet men zich indenken, dat de heelen dag zoon ventje

van 8 jaar, op een land wat men van 't eene einde tot het ander, niet kan overzien,

flink heen en weer moet loopen en dan met 3 beesten die zoon kind moet besturen,

wat toch ook niet meevalt. Zoo zien wij dat overal onder het kapitaalisme, het meest

de oude en kinderen uitgebuit worden, daar zij het goedkoopst zijn. En al doet nu

direct een groote baas dit niet, maakt dit niet veel uit, want de kleine boer hier moet

het noodzakenlijk doen voor zijn voortbestaan en is het grootkapitaalisme er toch

aansprakenlijk voor. Alleen de strijd, welke als tegenstelling van dit heden, eenmaal

van zelf zal moeten komen, zal daar verandering in brengen. Ik ga verder want ik

tref net een

vrachtauto die mij 20 K.M. wegbrengt van Lubbeg naar Koprivauw. Ook ben ik

vergeten is te schrijven, dat je hier de Koeien zooveel voor de wagen ziet gespannen.

Paarden zie je hier niet veel, ik denk dat ze de boer te veel kosten, voor het weinigen

werk wat ieder voor zich heeft. Als je dan op zoon Auto zit, zie je steeds zoon boer

hard naar voren loopen, om de Koeien bij de koppen vast te houden. De wegen zijn

hier verbazend slecht, en als er een Auto passeerd laat hij minstens 1 K.M. stof achter.

Toch er is hier weinig verkeer en dat scheelt.

Vrijdag 2 Oct. 1931.

In Djurdjauw trof ik een fijne boer, waar ik goed geslapen en gegeten heeft. Ook had

ik daar nog een heel gesprek met een student, welke in filosofie studeerde, en nu

thuis uit Agram met vacantie was. Toen hij mij plotseling vroeg wat ik was, vond ik

het leuk direct te zeggen ‘Comunist’, om te zien wat hij zeggen zou. 't Viel mij al

mee, en hij merkte alleen op, dat hier zeer streng is, en je uitkijken moet om niet in

de bak te komen. Ook heb ik in Djurdjeuw een schoenmaker gevonden, welke mijn

rugtas die kapot was gegaan maakte. Dat heeft hij goed gedaan, ook mijn schoenen

heeft hij een stiksel gegeven daar zij los waren. Ik heb hem beloofd een kaartje te

sturen. Onder anderen beweerde hij ook, dat hier een militaire dictaat is, en er weinig

terecht komt van vergaderen en drukpers. Onderwijl ben ik tot de ontdekking

gekomen, dat Osjek veel verder ligt dan ik eerst gemeend heb, en kan nog wel een

paar dagen duren eer ik daar ben, om de hoofdstraat naar Belgrad te krijgen. Ook

weet ik nu eindelijk eens hoe de boeren hier hun land in pacht hebben, huur of

eigendom. De laatste boer heeft mij verteld, dat hier het land van

Regeringswegen (of comissie onder staatstoezicht) verdeeld is, en contractueel na