• No results found

Gelijke leeftijdsklassen bij AVI en SES

SES kent de leeftijdsklassen 0-17, 18-64 en 65+. Het AVI-criterium splitst de groep 18-64 jarigen op in 4 klassen: 18-34 jaar, 35-44 jaar, 45-54 jaar en 55-64 jaar. Het is de vraag of het beter is om bij SES en bij AVI gelijke leeftijdsklassen te hanteren.

Op voorhand lijkt het onverstandig om voor alle AVI-klassen de leeftijdscategorieën 18-64 jaar samen te voegen in één leeftijdscategorie. Er is immers een fors verschil tussen de somatische en GGZ-normbedragen voor een IVA-gerechtigde van 18-34 jaar (respectievelijk € 1.863 en € 56) en een IVA-gerechtigde van 55-64 jaar (respectievelijk € 878 en - € 5), zie Tabel 2.1. Bij de GGZ zijn de normbedragen voor 18-34-jarige overige arbeidsongeschikten en bijstandsgerechtigden juist fors hoger dan voor 55-64 jarige arbeidsongeschikten en bijstandsgerechtigden. Er is daarom voor ge-kozen om de leeftijdsklassen in het SES-kenmerk verder uit te splitsen, conform de leeftijdsgroepen in AVI: 0-17 jaar, 18-34 jaar, 34-44 jaar, 45-54 jaar, 55-64 jaar en 65+ jaar.

Nadere opsplitsing van leeftijd is eerder onderzocht, zie WOR 743. In dat onderzoek waren eerst de percentielgrenzen voor inkomen bepaald voor de hele groep 18-64-jarigen. Daarna zijn de ver-zekerden onderverdeeld in de verschillende SES-klassen. Omdat ouderen over het algemeen een hoger inkomen hebben dan jongeren, komen hierdoor veel jongvolwassenen in SES zeer laag te-recht en veel ouderen in SES hoog. Dit heeft gevolgen voor de stabiliteit omdat groepen te klein

kunnen worden: bijvoorbeeld doordat ouderen dan minder snel worden ingedeeld in zeer laag in-komen. Bovendien geeft die indeling niet alleen de sociaaleconomische status weer, maar ook de leeftijd van de persoon. Dat is overigens bij de huidige SES-indeling waarbij alle 18-64 jarigen samen worden genomen ook het geval. Omdat juist de relatieve positie in de inkomensverdeling relevant is voor de welvaartspositie van huishoudens (Vriend et al., 2017), en dus mogelijk voor hun gezondheid, worden in dit onderzoek eerst de percentielgrenzen bepaald per leeftijdscatego-rie.9 Vervolgens vindt de indeling van verzekerden in SES-klassen per leeftijdscategorie plaats.

Het Zorginstituut heeft de ruwe gegevensbestanden ten behoeve van de constructie van SES aan-geleverd. Het gaat om bestanden van de Belastingdienst en adresbestanden van zorgverzekeraars.

De adressen van personen in de OT 2019 worden vastgesteld op basis van het Belastingdienstbe-stand 2016. Wanneer adressen in dat beBelastingdienstbe-stand onbekend zijn, wordt aangevuld vanuit het adressen-bestand 2016. De inkomens worden bepaald op basis van de Belastingdienstadressen-bestanden van 2014 en 2015, 2014 vormt daarbij het uitgangspunt. Deze cijfers worden aangevuld met inkomens uit 2015, indien het inkomen in 2014 onbekend is. De resulterende SES-indeling komt vrijwel volledig overeen met de SES-indeling in het OT-bestand. Bij slechts 1.500 verzekerden wordt een andere SES-klasse gevonden. In Bijlage A is in detail beschreven hoe de reproductie van de SES is uitge-voerd.

Tabel 3.14 laat zien dat er verschillen zijn in de meerkosten van het somatische model naar leef-tijdscategorie binnen een bepaalde SES-categorie. Zo hebben de 18-34-jarigen in SES zeer laag in het huidige model met AVI en SES minderkosten van € 67. De 55-64-jarigen met zeer laag inko-men hebben juist meerkosten van € 115 in het huidige model. Die verschillen bestaan ook in de SES-klassen laag inkomen. Als er sprake is van een (zeer) laag inkomen, geldt dus dat ouderen relatief ondergecompenseerd worden. Dit is volgens verwachting omdat gezondheidsproblemen bij mensen met slechte gezondheidsvaardigheden vaak beginnen op 40- tot 50-jarige leeftijd.

Bij de midden en hoge inkomens draait het verschil om: 18-34-jarigen hebben dan meerkosten, terwijl 55-64-jarigen minderkosten hebben. In de groep 18-34 jaar is te zien dat de gemiddelde zorgkosten over alle SES-klassen ongeveer gelijk zijn. Vanaf 45 jaar worden de verschillen groter en is te zien dat de zorgkosten bij mensen met midden en hoge inkomens gemiddeld behoorlijk lager zijn dan de zorgkosten van leeftijdsgenoten met een (zeer) laag inkomen.

De percentielgrenzen worden nu per leeftijdsklasse bepaald. Dat betekent dat het aantal verzeker-den in de verschillende leeftijdsklassen bij één SES-klasse niet precies optellen tot de aantallen in de huidige SES-klasse. Dus de verzekerdenjaren in de SES-klasse zeer laag inkomen in onder-staande tabel zijn bij elkaar opgeteld niet exact gelijk aan de verzekerdenjaren in de huidige SES-klasse zeer laag inkomen. Dit komt doordat jongeren gemiddeld genomen lagere inkomens hebben dan oudere mensen. Dus een jongere die nu in de klasse zeer laag inkomen zit, kan bij een percen-tielbepaling voor alleen jongeren (18-34 jaar) in een hogere klasse terecht komen. Gevolg is dat de gemiddelde meerkosten voor de verschillende SES-klassen nu niet exact (maar wel vrijwel) gelijk zijn aan nul euro. In totaal verschuift een bedrag van € 406.179.190 met het hanteren van de AVI-leeftijdsklassen voor de SES-indicator. Een forse verschuiving dus. Dit hangt samen met de grote

9 Om deze reden is er in het verleden ook voor het SES-kenmerk voor gekozen om over te stappen van percentielgrenzen voor de hele populatie naar percentielgrenzen per leeftijdscategorie: 0-17, 18-64, 65+, zie WOR 709.

aantallen verzekerden per klasse, waardoor beperkte meerkosten toch tot grote verschuivingen kunnen leiden.

Tabel 3.14 Grootste verschillen in meerkosten naar leeftijd in de SES-klasse zeer laag inkomen.

Somatisch Leeftijd Verzekerdenjaren Zorgkosten Meerkosten met

AVI/SES Meerkosten zon-der AVI/SES

1 (zeer laag) 18-34 jaar 700.857 1.095 -67 -66

35-44 jaar 421.306 1.719 -11 66

45-54 jaar 519.646 2.410 46 145

55-64 jaar 459.585 3.726 115 202

2 (laag) 18-34 jaar 680.844 1.107 -50 -27

35-44 jaar 411.420 1.365 -10 9

45-54 jaar 504.128 1.897 12 28

55-64 jaar 441.737 3.054 32 59

3 (midden) 18-34 jaar 1.022.502 1.204 28 45

35-44 jaar 617.564 1.252 -26 -24

45-54 jaar 756.530 1.664 -11 -25

55-64 jaar 662.697 2.658 -31 -38

4 (hoog) 18-34 jaar 1.019.770 1.078 52 18

35-44 jaar 616.124 1.163 40 -27

45-54 jaar 755.533 1.401 -29 -94

55-64 jaar 662.204 2.187 -70 -142

De tabel toont de meer- of minderkosten van 18-64-jarigen in een SES-klasse naar leeftijd in het somati-sche model, zowel voor het huidige vereveningsmodel als een model zonder AVI en SES. De totale groep is een kenmerk in het model met AVI en SES. De gemiddelde meerkosten zijn toch niet exact gelijk aan nul omdat de percentielen nu per leeftijd worden bepaald. Verzekerden kunnen daardoor van SES-klasse wijzigen. De meerkosten zijn wel vrijwel gelijk aan nul. In een model zonder AVI en SES zit het kenmerk niet in het model en zijn de meerkosten dus niet gelijk aan nul.

Bron: Berekeningen SEO Economisch Onderzoek

Tabel 3.15 toont de resultaten voor het GGZ-model. De verschillen in de meerkosten naar leef-tijdscategorie binnen een bepaalde SES-categorie zijn beperkt. Bij een hoog inkomen hebben de 18-34-jarigen meerkosten van gemiddeld € 30. De 55-64-jarigen met hoog inkomen hebben juist minderkosten van € 18 in het huidige model.

Tabel 3.15 Grootste verschillen in meerkosten naar leeftijd in de SES-klasse hoog inkomen.

GGZ Leeftijd Verzekerdenjaren Zorgkosten Meerkosten met

AVI/SES Meerkosten

De tabel toont de meer- of minderkosten van verzekerden in een SES-klasse uitgesplitst naar leeftijd in het GGZ-model, zowel voor het huidige vereveningsmodel als een model zonder AVI en SES. Voor de totale groep zijn de gemiddelde meerkosten in het uitgangsmodel niet gelijk aan nul, maar als volgt: - € 6 voor zeer laag inkomen en 18-64 jaar, € 0 voor laag inkomen en 18-64 jaar, € 3 voor midden inkomen en 18-64 jaar en € 4 voor hoog inkomen en 18-64 jaar.

Bron: Berekeningen SEO Economisch Onderzoek

Bij de reproductie van de huidige SES-indeling kwamen twee mogelijke verbeterpunten naar voren.

De huidige SES-indeling maakt gebruik van een dubbele weging. De inkomens in 2014 (of 2015) worden allereerst vertaald naar een jaarinkomen. Op basis van de adressen in 2016 wordt het totale adresinkomen op basis van deze jaarinkomens berekend. Hierbij wordt gewogen met de inschrijf-duur van verzekerden in 2016. Dat betekent dat iemand met een totaal adresinkomen van € 50.000 en een inschrijfduur van een half jaar, voor de SES-bepaling een adresinkomen van € 25.000 krijgt toegewezen. Het lijkt echter logischer om de sociaaleconomische status te baseren op het inkomen dat iemand zou hebben gehad wanneer hij of zij gedurende het hele jaar ingeschreven zou zijn geweest. Nu kan het zijn dat iemand met een hoog inkomen en korte inschrijfduur (bijvoorbeeld van een paar maanden) toch bij SES (zeer) laag wordt ingedeeld. Op basis van het inkomen zou echter een hoge sociaal economische status logischer zijn.

Opvallend is eveneens dat de inkomens van mensen met Wlz wel meetellen bij de bepaling van het totale adresinkomen, terwijl deze personen zelf uiteindelijk allemaal SES zeer laag toegekend krij-gen. Doordat de personen met Wlz relatief vaak op grote adressen wonen, wordt het totale adres-inkomen op deze adressen relatief hoog. Voor de personen zonder Wlz-indicatie op zo’n adres betekent dat dat zij relatief vaak ingedeeld zullen worden in een hoge SES-categorie. De vraag is of dat, gezien de samenstelling van het huishouden, wenselijk is.

Tabel 3.16 Overzicht afweging toetsingscriteria bij uitbreiding SES met leeftijdsklassen AVI Gelijke leeftijdsklassen bij AVI en SES

Meetbaarheid +

Validiteit +

Stabiliteit +/-

Prikkelwerking +

Verevenende werking +/-

Eenvoud en transparantie +/-

De tabel bevat de waardering van de toetsingscriteria voor de onderzochte aanpassing van het kenmerk.

De scores +, +/- en - geeft aan of de aanpassing goed, neutraal of slecht scoort op dat criterium Bron: SEO Economisch Onderzoek

De uitbreiding van het vereveningskenmerk SES met de leeftijdsklassen uit het kenmerk AVI is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader (WOR 760). Tabel 3.16 geeft een overzicht van de scores. De sociaaleconomische status van verzekerden wordt bepaald op basis van gegevens van de Belastingdienst. Deze gegevens hebben een landelijke dekking en worden gecontroleerd door de Belastingdienst. Een nadere uitsplitsing naar leeftijd wordt gebaseerd op dezelfde gegevens. De meetbaarheid verandert dus niet.

De sociaaleconomische status hangt samen met de gezondheid van verzekerden en is daarmee een valide vereveningskenmerk. De huidige aanpassing betreft een nadere uitsplitsing van dit kenmerk naar leeftijd. Daaruit blijkt dat een (zeer) lage SES vooral bij oudere verzekerden (vanaf 45 jaar) leidt tot meerkosten. Een midden of hoge SES geeft vooral bij deze groep minderkosten.

De stabiliteit van het kenmerk over de jaren heen is niet getoetst. Het is de verwachting dat het aantal verzekerden over de klassen van jaar op jaar redelijk stabiel zal zijn. Dit omdat de percen-tielgrenzen per leeftijdsgroep bepaald zijn. De normbedragen kunnen in andere jaren mogelijk wis-selen van teken, omdat de omvang van de meerkosten beperkt is.

Zorgverzekeraars en –aanbieders hebben geen invloed op het inkomen van verzekerden. Er gaat van het SES-kenmerk dus geen ongewenste prikkelwerking uit.

De meer-/minderkosten voor 18-64-jarige verzekerden in de uitgesplitste SES-verdeling zijn be-perkt in beide modellen. In het somatische model geldt dat in drie van de zestien klassen deze kosten groter zijn dan € 50. De totale verschuiving in het somatische model is groot: € 406 miljoen.

Dat hangt samen met het grote aantal verzekerdenjaren waarvoor een verandering in het kenmerk optreedt. De verwachte verbetering in de verevenende werking is beperkt.

Nadere uitsplitsing van SES naar leeftijd heeft weinig effect op de eenvoud en transparantie. De classificatie is logisch. Door toevoeging van extra klassen wordt het model iets minder eenvoudig.