• No results found

gehoorzamen aan dien plicht; maar weinigen is het gegeven in hunne voornemens te slagen; velen verdwijnen uit den strijd, alvorens hunne medestrevenden eenig nut

uit hunne aanwijzingen getrokken hebben. - Waarom laat de Almacht zulks gebeuren?

- Ziedaar wat wij, als onverklaarbaar moeten laten voorbijgaan. Doch, waarom worden

zij, voorlichters, zoo zelden begrepen? - Ziedaar wat wij mogen onderzoeken en

waarvan wij denkelijk de echte oorzaak zullen kunnen opgeven.

‘Vele menschen hebben de gaaf der kennis ontvangen; doch niet op aller hoofden

glinstert eene vurige aposteltonge, die hun tenzelfden tijd de macht instort, om wat

zij gevoelen verstaanbaar aan de menigte mede te deelen. Vele voorlichters zien het

doel, waar zij naar toe moeten trekken; maar weinigen kennen de wegen, welke recht

naar dit doel leiden en de meesten verdolen op hunne baan.

‘De voorlichters, van welke ik spreek, zijn de zoogenoemde hervormers, welke,

van de oudste tijden tot op onze dagen, eene onafgebroken ketting daarstellen. - De

grond van aller werking, het doel, welk allen zich voorstellen, is geweest den mensch

dichter bij de Godheid te doen naderen, - en het middel, welk zij gebruiken wilden,

was de verbetering van den mensch zelven, van de gansche maatschappij. Dan, hierin

hebben zich de meesten misgrepen en slechts de leering van eenen reikt tot het doel

zelf; doch tot heden toe is die leering nog niet gansch door de menigte begrepen

geworden...

‘Ik verdeel de wijsgeerige hervormers in twee soorten. - De eerste soort bevat de

mannen, die hunne hervormingen op het stoffelijk

belang hebben willen bouwen, die de menschen tot zich hebben willen trekken door

de belofte van zinnelijke voldoening, van wereldsch geluk. Het was in dien zin, het

was met dit inzicht, dat Plato zijne Eeuwige Republiek schreef, welke het leven gaf

aan de latere schriften van Hall, Morelly, Bacon, Fenelon, Campanella, Harrington,

Van Helmont. Morus en meer anderen, en waarin zelfs de hedendaagsche zoogezegde

hervormers de gronden hunner stelsels gaan zoeken. Al die, men kan het niet

loochenen, bevoorrechte geesten hebben slechts over het goede, dat zou moeten

daargesteld worden, droomerijen neêrgeschreven, welke in zich zelven wel niet

gansch nutteloos mogen genoemd worden; doch die immer zonder echten invloed

op de menigte zijn gebleven en de maatschappij wel hebben doen bewegen; maar

niet doen voortstappen...

‘Met de tweede soort van hervormers is het anders gelegen. Ofschoon eenigen

zich wel aan de stoffelijke zaken gelegen lieten, was zulks nochtans hun bijzonder

doelwit niet noch de drijfveer, waarmede zij de geesten wilden in beweging stellen.

Zij bouwden hunne stelsels op het geestelijke en spraken eerder van de belangen der

ziel dan van die des lichaams. Dusdanig waren de meeste godsdienstige hervormers

en het is te bewonderen welken diepen indruk zij op hunne tijdgenooten maakten en

hoe sommigen, om zoo te zeggen, het gansche maatschappelijk stelsel veranderd

hebben. Jan Huss was, eenén tijd lang, almachtig en zijne sekte bestaat nog;

Tankelinus werd als een God door zijne volgelingen beschouwd; Luther deed de

gansche wereld beven en schokte de gansche maatschappij; Jan Van Leyden had het,

van vernederden ambachtsman, zoover gebracht dat men hem koning uitriep. - Dan

al hunne werkingen vielen slecht uit en weinigen deden de beschaving echte stappen

maken. En waaraan is zulks toe te schrijven? - Aan niets anders dan aan den valschen

grond, waarop zij bouwden. De middelen, die zij in het werk stelden en waaraan al

hunne macht is toe te schrijven, waren wel de beste middelen omdat zij geestelijk

waren; doch zij werden krachteloos, omdat het doel waar zij naartoe werden

gedrongen, geen goed doel was. De opstand der hervormers, op de leering van den

eenigen echten, en daarom goddelijken hervormer, gevestigd, liep telkens van den

beginne en oogenblikkelijk van zijn doel weg en, instede van te dienen om tot de

zuivere beteekenis van het Evangelie terug te keeren, vond men er zich weldra verder

van verwijderd...

‘Luther, toen hij zijnen eersten kreet tegen den Godsdienstvorm liet hooren, was

waarlijk door een zuiver gevoel aangedreven en dacht er niet aan, om het hoofd van

een nieuw godsdienstig stelsel te worden; doch de gebeurtenissen waren sterker dan

hij: het orkaan voerde hem in zijnen dwarlkring mede; het hoofd werd hem duizelig

en wat eerst als godsdienstig gevoel in zijne ziel gelegen had, verkeerde in eene

wereldsche werking; instede van eene echte godsdienstige hervorming, bracht hij

eene staatkundige omwenteling te weeg en wij hebben hem wel eene hedendaagsche

wereldsche vrijheid en politieke ontvoogding, maar geene godsdienstige herboring

te danken. Hij is, zooals andere hervormers, slechts het hoofd eener sekte geworden,

welke geene kracht bezit, omdat zij niet tot het gevoel spreekt.

‘En nu, ik herhaal het, de hervormingen hebben goed gesticht; doch geene enkele

nog heeft haar doel bereikt, geene enkele nog heeft iets standvastigs kunnen

daarstellen. - Slechts eene, vriend Frans, slechts eene maakt uitzondering aan dien

regel en daarom noemen wij ze met recht Goddelijk en mogen haar als de eerste

herboring van het menschdom beschouwen. Het is de kristelijke hervorming; het is

de leer, welke in het Evangelie besloten ligt; leering geestelijk in hare bevatting en

in hare stelregels; leering welke aan de ziel hoofdzakelijk spreekt, die het aardsche

slechts als eene bijzaak rekent en het wereldsche als een gevolg van het geestelijke

beschouwt; leering, die de verhevenheid der ziel heeft verkondigd en het vleesch

onderdrukt heeft; leering die van alle tijden geweest is, mits hare grondstellingen

niets anders zijn dan de verzameling van wat, vóór den hemelschen wetgever, in de

wereld verspreid was en dat hij als tot een enkel wijsgeerig stelsel heeft weten samen

te smelten; leering eindelijk, die voor alle tijden zijn zal, omdat zij voor allen

voortgang vatbaar is, omdat zij zoodanig is samengesteld, dat zij met den geest kan

opklimmen en zich met hem in het oneindige kan storten; leering, welke goddelijk

is, omdat zij het gevoel voor grondsteen heeft en daardoor zich aan de Godheid zelve

verbindt en er van uitstraalt...

‘Dan, er is niets heilig voor den mensch en ook de leer van Cristus is weldra

miskend en vervalscht geworden. De stoffelijke mensch heeft een lichaam willen

geven aan wat enkel geest was en de uitwendige godsdienst is geboren geworden.

Men heeft eenen sluier over de Godheid geworpen en haar woord, dat voor alle

gemoed, in een toereikende maat verstaanbaar is, is in een raadsel veranderd. Er zijn

mannen gekomen, die gezegd hebben: Wij alleen, wij hebben de kennis om de raadsels